U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Aansprakelijkheid (niet professionele) curatoren voor geleden schade.

Beroep op redelijkheid en billijkheid.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht,

team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer : 200.237.046/01

zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 5606328 / CV EXPL 16-11922

arrest van de meervoudige familiekamer van 26 mei 2020

inzake:

1 [appellant sub 1] ,

2. [appellante sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

appellanten in principaal hoger beroep,

tevens geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,

advocaat mr. M.J. Drost te Leusden,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde in principaal hoger beroep,

tevens appellant in incidenteel hoger beroep,

gemachtigde: mr. J.I. Vervest te Heemskerk.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna (wederom) ook wel “de curatoren” of “de ouders” respectievelijk “ [geïntimeerde] ” genoemd.

In deze zaak heeft het hof op 16 juli 2019 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.

Ingevolge het tussenarrest heeft op 22 november 2019 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal maakt deel uit van de gedingstukken. Van de zijde van [geïntimeerde] zijn ter comparitie producties 2 en 3 in het geding gebracht.

Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2. De verdere beoordeling

In principaal en in incidenteel hoger beroep

2.1.

Het hof heeft bij tussenarrest van 16 juli 2019 een comparitie van partijen gelast om partijen de gelegenheid te geven zich op enkele onderdelen uit te laten.

De ouders hadden bij memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep nieuwe feiten en stellingen voorgedragen en de nodige producties in het geding gebracht, waaronder een opgave van de omvang van het uiteindelijke bedrag van de terugvordering, volgens de ouders een bedrag van € 17.861,13. Voorts hebben de ouders gewezen op een mogelijk fiscaal voordeel, waardoor de omvang van de schade die [geïntimeerde] stelt te hebben geleden, lager zou zijn. [geïntimeerde] is in het tussenarrest uitgenodigd aan te geven in hoeverre sprake is (geweest) van een fiscale compensatie waardoor de schade lager uitvalt. Ook hebben ouders erop gewezen dat zij [geïntimeerde] hebben aangeboden de schuld over te nemen, opdat zij in rechte de terugvorderingen zouden kunnen aanvechten. [geïntimeerde] heeft daarmee niet willen instemmen en zou de ouders daarmee de kans kunnen hebben ontnomen de vordering van het Zorgkantoor verder terug te brengen.

aansprakelijkheid curatoren

2.2.

Met de eerste grief in principaal hoger beroep stellen de ouders aan de orde dat zij als curatoren niet aansprakelijk kunnen worden gehouden, omdat zij in een crisissituatie juist in het belang van [geïntimeerde] hebben gehandeld en er geen alternatieven bestonden voor de opvang van [geïntimeerde] .

De curatoren wijzen in de memorie van grieven erop dat de kosten voor de zorg van Solutions in Zuid-Afrika bijna volledig door de ziektekostenverzekering zijn voldaan. Tegen het einde van de behandeling werd door Solutions aan de curatoren gemeld dat een nabehandelings- en begeleidingstraject in Nederland noodzakelijk was om het risico op terugval te beperken. Solutions beval SafeHouses aan bij de curatoren. De curatoren moesten binnen een week de benodigde hulp regelen, omdat de terugvlucht van [geïntimeerde] al was gepland.

[geïntimeerde] voert verweer.

2.3.

Het hof overweegt dat het standpunt van de curatoren in zoverre kan worden gevolgd, dat zij goede keuzen hebben gemaakt wat betreft de in te schakelen zorg. Het hof stelt vast dat ook [geïntimeerde] zelf aangeeft dat hij destijds (2012) met een verslaving had te kampen, en het hof is ervan overtuigd dat de curatoren goed eraan hebben gedaan op korte termijn zorg en een behandelingsvorm voor [geïntimeerde] te regelen in Zuid-Afrika. Voorts kan – bij enkel blote betwisting van de zijde van [geïntimeerde] - ervan worden uitgegaan dat de curatoren bij terugkeer van [geïntimeerde] op korte termijn een passende opvang voor [geïntimeerde] in Nederland moesten regelen, waarbij zij met SafeHouses een goede keuze hebben gemaakt.

De curatoren komen echter niet met zoveel woorden op tegen de overweging van de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 5.6, dat ter zitting tussen partijen is vastgesteld dat voor de omzetting van een PGB (persoonsgebonden budget) naar ZiN (Zorg in Natura) zes tot acht weken nodig is, hetgeen zich niet verhoudt tot de terugvordering over een aanzienlijk langere periode – een deel van 2012 en 2013 – waarmee [geïntimeerde] thans is geconfronteerd. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen is nogmaals over deze situatie gesproken, waarbij opnieuw aan de orde is gekomen dat met de omzetting een termijn van zes tot acht weken zou zijn gemoeid. Voorts kan het hof ervan uitgaan dat de kosten van verzorging van [geïntimeerde] , nadat het PGB in april 2013 was omgezet in ZiN, (behoudens een eigen bijdrage) via zorg in natura werden vergoed. Daarmee staat naar het oordeel van het hof nog immer een dragende overweging van het bestreden vonnis overeind, die erop neerkomt dat de curatoren in zoverre tekort zijn geschoten, dat zij onder de gegeven omstandigheden via een omzetting van het PGB naar ZiN de schade hadden kunnen beperken tot de tussen partijen vastgestelde zes tot acht weken. Daarmee is de grond voor aansprakelijkheid van de curatoren ook in hoger beroep gegeven.

Het hof overweegt nog dat de curatoren bij memorie van grieven hebben aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat het zou gaan om een periode van anderhalf jaar; het zou gaan om een periode van circa negen maanden. Dat doet echter niet af aan het oordeel dat de curatoren onder de gegeven omstandigheden in onvoldoende mate het bewind hebben uitgevoerd als een goed curator, nu zij de terugvordering hadden kunnen beperken tot een periode van zes tot acht weken.

omvang van de schade

2.4.

Ter gelegenheid van de comparitie is met partijen gesproken over de omvang van het bedrag dat het Zorgkantoor terugvordert van [geïntimeerde] . De curatoren hebben gewezen op productie 16 in eerste aanleg, waarin een opstelling staat van de terugvorderingen over 2012 en 2013 met bijlagen, waaruit kan worden opgemaakt dat een bedrag van € 17.861,13 is verschuldigd.

[geïntimeerde] heeft ter comparitie een brief van het Zorgkantoor van 15 juni 2017 in het geding gebracht, waaruit een omvang van de oorspronkelijke vordering van € 18.590,18 valt af te leiden. Van de zijde van de curatoren is ter zitting aangegeven dat dit bedrag niet zou kloppen, omdat het bedrag dat bij beslissing op bezwaar van 16 augustus 2016 daarvan nog moet worden afgehaald.

De brief van het Zorgkantoor van 15 juni 2017 geeft naar het oordeel van het hof een laatste stand van zaken voor wat betreft de omvang van het bedrag dat het Zorgkantoor terugvordert. Dit wordt ook ondersteund door het gegeven dat, indien wordt uitgegaan van het oorspronkelijk door [geïntimeerde] gestelde bedrag van € 19.955,11 en daarop in mindering wordt gebracht het bij beslissing op bezwaarschrift van 16 augustus 2016 in mindering gebrachte bedrag van € 1.164,93 als door de curatoren genoemd, een terugvordering resteert van (€ 19.955,11 -/- € 1.164,93 =) € 18.790,18. Het hof gaat dan ook uit van het door [geïntimeerde] aangehouden bedrag van € 18.590,18.

2.5.

In het voorgaande heeft het hof reeds overwogen dat de curatoren een verwijt ervan valt te maken, dat zij bij terugkeer van [geïntimeerde] in Nederland niet direct op de juiste regeling zijn teruggevallen, aangezien zij alsdan de schade hadden kunnen beperken. Het hof is van oordeel dat het redelijk is de terugvordering over de eerste twee maanden niet ten laste van de curatoren te laten komen, omdat deze periode hoe dan ook nodig was geweest voor de omzetting van ZiN naar een PGB. Naar rato van de terugvordering over 2012 gaat het dan om een bedrag van afgerond € 3.855,-.

Bovendien is ter comparitie met partijen vastgesteld dat [geïntimeerde] over 2018 een fiscaal voordeel heeft genoten vanwege betaling van wat in zijn aangifte over 2018 is omschreven als “specifieke zorgkosten”. Het gaat om een bedrag van € 1.876,- dat [geïntimeerde] heeft kunnen opvoeren, waarmee een voordeel van 13,2% op de tweede schijf van de inkomstenbelasting en een vermindering van premie volksverzekeringen van 27,65%, afgerond totaal € 973,-, kon worden behaald. [geïntimeerde] betaalt € 200,- per maand af op grond van een betalingsregeling, en hij zal, gelet op de omvang van de schuld per september 2019, nog tot tegen het einde van 2023 afbetalen. Het fiscaal voordeel over 2018-2023 begroot het hof aldus op afgerond € 5.000,-.

De curatoren hebben voorts aangevoerd dat, indien [geïntimeerde] direct gebruik zou hebben gemaakt van ZiN, hij ook een inkomensafhankelijke eigen bijdrage had moeten betalen. [geïntimeerde] heeft betwist dat hij een eigen bijdrage zou zijn verschuldigd, en heeft erop gewezen dat dit hooguit een minimale bijdrage kan zijn geweest. Gelet op het gegeven dat [geïntimeerde] in de betreffende periode hooguit een minimaal inkomen kan hebben genoten, gaat het hof ervan uit dat [geïntimeerde] hooguit een minimale eigen bijdrage verschuldigd zou zijn geweest, terwijl ook bij toekenning van een PGB een eigen bijdrage kan zijn verschuldigd. Nu de curatoren voorts geen bedragen hebben genoemd, gaat het hof aan hun stelling voorbij.

De curatoren hebben voorts een beroep gedaan op eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] is niet in beroep gegaan tegen de vaststelling van de terugvordering, en heeft ook de curatoren de kans ontnomen in beroep te gaan van de beslissing. De curatoren hebben erop gewezen dat de voormalig advocaat van [geïntimeerde] positief heeft geadviseerd over het instellen van beroep.

Het hof beschikt niet over een procesadvies of een uiteenzetting van de goede (en kwade) kansen van een hoger beroep, noch een uiteenzetting in hoeverre de schade door deze inspanningen zou zijn afgenomen. Ter illustratie zijn enkele processtukken overgelegd, maar op deze stukken is nu juist een beslissing gevolgd, waarin de schade is vastgesteld op een bedrag, zoals dat thans in deze procedure voorligt. De curatoren hebben nog aangevoerd dat zij hebben voorgesteld de schuld van [geïntimeerde] over te nemen, maar zoals [geïntimeerde] heeft aangegeven zijn partijen hierover niet tot overeenstemming gekomen omdat zij het niet eens konden worden over de voorwaarden. Bij deze stand van zaken komt het hof tot het oordeel dat het beroep van curatoren op eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerde] niet kan slagen.

Gelet op het voorgaande kan de omvang van de schade worden begroot op een bedrag van € 9.735,18 (= € 18.590,18 -/- € 3.855,00 -/- € 5.000,00). In zoverre slaagt de tweede grief in principaal hoger beroep.

redelijkheid en billijkheid

2.6.

[geïntimeerde] komt in incidenteel hoger beroep op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat alleen de curatoren de kosten van de zorg voor [geïntimeerde] , toen hij meerderjarig was, zouden hebben te dragen. De curatoren richten hun vierde grief tegen het oordeel van de kantonrechter op dit onderdeel, in die zin dat zij stellen dat de kantonrechter ten onrechte tot een verdeling van de schade bij helfte is gekomen. De curatoren menen dat, nu alle zorg aan [geïntimeerde] ten goede is gekomen, [geïntimeerde] deze kosten dient te dragen.

Het hof is van oordeel dat, nu sprake is van door [geïntimeerde] geleden schade vanwege tekortschietend bewind, de curatoren in beginsel dienen in te staan voor de schade die [geïntimeerde] dientengevolge heeft geleden.

De curatoren zijn echter ook de ouders van [geïntimeerde] . Zij hebben als niet-professionele curatoren sinds 4 september 2007 onbezoldigd de belangen van [geïntimeerde] behartigd.

Naast het bestaan van deze familieband, heeft het hof oog voor het gegeven dat de ouders als curatoren onder uitzonderlijke omstandigheden – denk aan de verslavingsproblematiek van [geïntimeerde] , waardoor een behandeling in Zuid-Afrika geïndiceerd was, en het regelen van passende opvang na zijn terugkeer - keuzes hebben moeten maken die, gelet op het huidige welzijn van [geïntimeerde] , zeer goed hebben uitgepakt. Het is dan ook heel wel voorstelbaar dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn de schade geheel ten laste van de ouders te laten. In zoverre kan het hof het oordeel van de kantonrechter zeker billijken.

Het hof is evenwel van oordeel dat, nu de draagkracht van [geïntimeerde] beperkt is, en [geïntimeerde] een bedrag van € 3.855,- van de terugvordering op grond van het voorgaande voor eigen rekening dient te nemen, terwijl hij gebruik dient te maken van een fiscale faciliteit ten einde de schade verder te beperken, de curatoren het bedrag van € 9.735,18 als schade dienen te dragen. Hoewel de grief van [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep in voornoemde zin slaagt, en de vierde grief van de curatoren in principaal hoger beroep faalt, leidt het voorgaande niet ertoe dat de (primaire) vordering van [geïntimeerde] voor toewijzing in aanmerking komt, nu de omvang van de schade in het voorgaande is vastgesteld op een lager bedrag dan in het bestreden vonnis is aangenomen.

slotsom

2.7.

De slotsom van het voorgaande is dat in het principaal hoger beroep de tweede grief deels slaagt en dat de overige grieven falen. De grief in incidenteel hoger beroep slaagt, maar leidt niet tot toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] . Het vonnis waarvan beroep dient in zoverre te worden vernietigd dat de curatoren het lager vastgestelde bedrag van de schade ad € 9.735,18 voor hun rekening dienen te nemen. De vorderingen van de curatoren in hoger beroep dienen voor het overige te worden afgewezen. De vorderingen van [geïntimeerde] in hoger beroep dienen te worden afgewezen, ook de subsidiaire vorderingen die reeds op grond van het voorgaande niet voor toewijzing in aanmerking komen. De proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep dienen, vanwege de familiebanden tussen partijen, te worden gecompenseerd aldus dat ieder de eigen kosten draagt.

3 Beslissing

Het hof:

in principaal en incidenteel hoger beroep

vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 13 december 2017 voor zover de curatoren daarbij zijn veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 9.977,55;

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

veroordeelt de curatoren uit hoofde van door [geïntimeerde] geleden schade tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 9.735,18 (zegge negenduizend zevenhonderdvijfendertig euro en achttien eurocent);

verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 13 december 2017 voor het overige;

compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;

wijst af, hetgeen in hoger beroep meer of anders is gevorderd.

Dit arrest is gewezen door mr. M.C. Schenkeveld, mr. A.R. Sturhoofd en mr. H.A. van den Berg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature