Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Verzoek tot vernietiging van een besluit van de ALV van een VvE houdende goedkeuring begroting wegens strijd met in het splitsingsreglement neergelegde stemvereiste. Daarnaast beroep op nietigheid van dat besluit (art. 2:14 lid 1 BW). Aangezien zowel het beroep op vernietiging als het beroep op nietigheid is gebaseerd op hetzelfde feitencomplex, mocht verzoeker beide kwesties tezamen in een verzoekschriftprocedure bundelen en was kantonrechter bevoegd om daarop vervolgens te beslissen.

Een besluit dat niet is genomen met een gekwalificeerde meerderheid terwijl dat statutair (of krachtens een daarmee gelijk te stellen reglement) is voorgeschreven is nietig wegens strijd met artikel 2:14 lid 1 BW. Uitleg van de in het splitsingsreglement neergelegde stemvereisten.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer: 200.262.785/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam: 7462573 EA VERZ 19-13

beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 april 2020

inzake

1 [appellant sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,

2. [appellante sub 2] ,

wonend te [woonplaats] ,

3. [appellant sub 3] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellanten,

advocaat: mr. J.I. Veldhuis-Lampe te Meppel,

tegen

VERENIGING VAN EIGENAARS SERVICEFLATGEBOUW [naam ] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

geïntimeerde,

advocaat: mr. M.A. van der Lubbe te Arnhem.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] en de VvE [naam ] genoemd.

[appellanten] zijn bij beroepschrift met producties, dat op 17 juli 2019 is ontvangen ter griffie van het hof, in hoger beroep gekomen van een beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) op 19 juni 2019 heeft gegeven, onder bovengenoemd zaaknummer, in de verzoekschriftprocedure met (onder anderen) [appellanten] als verzoekers en de VvE [naam ] als verweerster. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof deze beschikking zal vernietigen en alsnog het besluit van de Algemene Ledenvergadering van de VvE [naam ] (hierna: de ALV) van 12 december 2018, houdende goedkeuring van de begroting 2019, zal vernietigen, met veroordeling van de VvE [naam ] in de kosten van beide instanties, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

Op 10 september 2019 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep met een productie van de VvE [naam ] ingekomen, waarin zij verzoekt dat het hof [appellanten] in hun verzoeken niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel deze af zal wijzen met veroordeling van [appellanten] in de kosten van beide instanties, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op

11 februari 2020. Partijen hebben hun standpunten door hun hiervoor genoemde advocaten doen toelichten, ieder aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities, en hebben inlichtingen verschaft.

Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.

Vervolgens is de mondelinge behandeling van de zaak gesloten.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking, onder 1.1 tot en met 1.5, een aantal feiten tot uitgangspunt genomen. Voor zover deze feiten in hoger beroep nog relevant zijn, zal ook het hof hier van uitgaan. Aangevuld met feiten die in hoger beroep enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende zijn betwist, komen de feiten op het volgende neer.

2.1.

De VvE [naam ] voert het beheer over de gemeenschappelijke zaken van de serviceflat aan het [adres] .

2.2

Van de splitsingsakte maakt deel uit een reglement van splitsing (hierna: het splitsingsreglement). Voor zover van belang luidt het splitsingsreglement als volgt:

(…)

E. JAARLIJKSE EXPLOITATIEREKENING EN BEGROTING EN TE STORTEN BIJDRAGEN

Artikel 1 8

1. Van de schulden en kosten genoemd in het vorige artikel [hof: de schulden en kosten voor rekening van de gezamenlijke eigenaars] alsmede van een naar tijdsduur evenredig gedeelte van de kosten verbonden aan het periodiek schilderwerk en noodzakelijke vernieuwingen wordt jaarlijks door het bestuur een begroting ontworpen en ter vaststelling aan de jaarlijkse vergadering voorgelegd.

(…)

Artikel 3 1

1.Er wordt een reservefonds gevormd, waaruit buitengewone uitgaven kunnen worden bestreden. Aan dat fonds zal geen andere bestemming worden gegeven tenzij krachtens besluit van de vergadering met toepassing van het bepaalde in artikel 37, lid 5, dan wel na opheffing van de splitsing.

(…)

Artikel 3 2

1. (…)

2. Jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar zal een vergadering worden gehouden waarin, in overeenstemming met artikel 18 lid 3, door het bestuur de exploitatierekening over het afgelopen boekjaar wordt verstrekt die door de vergadering moet worden vastgesteld voor vaststelling van de definitieve bijdrage door iedere eigenaar. In deze of een eerdere vergadering wordt tevens een nieuwe begroting opgesteld voor het aangevangen of het komende jaar.

(…)

Artikel 3 6

1. Alle besluiten, waarvoor in dit reglement of krachtens de wet geen afwijkende regeling is voorgeschreven, worden genomen met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen.

(…)

Artikel 3 7

1. De vergadering beslist over het beheer van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, voorzover de beslissing hierover niet aan het bestuur is opgedragen.

2. De beslissing over het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken berust bij het bestuur. Het bestuur kan echter geen onderhoudswerkzaamheden opdragen die een bedrag van vijftien duizend gulden (f 15.000,=) te boven gaan, indien het daartoe niet vooraf door de vergadering is gemachtigd.

(…)

5. Besluiten door de vergadering tot het doen van uitgaven die een bedrag van vijftig duizend gulden (f 50.000,=) te boven gaan, kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is dat ten minste twee/derde van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen. (…)

6. Het in het vorige lid bepaalde geldt niet voor uitgaven met betrekking tot posten die door de vergadering overeenkomstig artikel 18 lid 1 en artikel 32 lid 2 op de jaarlijkse begroting zijn geplaatst voorzover deze posten met niet meer dan tien procent (10%) overschreden worden, of voor uitgaven waarvoor een speciale reserve is gevormd.

7. Indien door de vergadering overeenkomstig het in het vijfde lid bepaalde tot het doen van een uitgave wordt besloten, wordt tevens de extra voorschotbijdrage bepaald, welke door het bestuur te dier zake van de eigenaars kan worden gevorderd. De uitvoering van zodanige besluiten kan eerst geschieden wanneer de voor de uitvoering benodigde gelden in de kas van de vereniging gereserveerd zijn.

8. Het in lid 5 bepaalde geldt eveneens voor besluiten tot verbouwing of voor besluiten tot het aanbrengen van nieuwe installaties of tot het wegbreken van bestaande installatie, voorzover deze niet als een uitvloeisel van het normale beheer zijn te beschouwen. (…)

2.3

Bij brief van 14 december 2017 heeft de gemeente Amstelveen aan VvE [naam ] geschreven dat het serviceflatgebouw op het gebied van brandveiligheid niet voldoet aan de eisen die het Bouwbesluit 2012 stelt, hetgeen een overtreding van de Woningwet inhoudt. De gemeente Amstelveen heeft de VvE [naam ] daarbij in de gelegenheid gesteld om de in de brief nader genoemde maatregelen te treffen.

2.4

Blijkens een rapport van Kiwa Compliance van 17 oktober 2018 worden door dit bedrijf diverse maatregelen in het serviceflatgebouw aanbevolen om te voldoen aan NEN 1006 “Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties (AVWI-2002). Zo zijn er onder meer gebreken aangetroffen bij de waterafsluiters/keerkleppen.

2.5

Op de ALV van 12 december 2018 stond onder meer de vaststelling van de begroting 2019 (hierna: de begroting 2019) op de agenda. Op deze begroting (met een totaalbedrag van ruim 6,5 ton) stonden als posten vermeld:

Brandwerende voorzieningen (12 etages) 75.200

Vervangen deuren (Noodtrappenhuis 12 etages) 11.400

Elektrische deurbedieningen (puien hoofdtrappenhuis) 23.500

Waterafsluiters (K.w. tapinstallaties) 45.000

2.6

Blijkens de notulen van deze vergadering heeft de penningmeester, bij de toelichting van de begroting 2019, toegelicht dat er voor € 155.500,= aan eenmalige uitgaven in de begroting staan vermeld. Het gaat om onontkoombare uitgaven voor verplichte maatregelen ten behoeve van brandveiligheid en het voorkomen van legionella, aldus de toelichting van de penningmeester. Bij de stemming over de begroting 2019 zijn, blijkens de notulen, 771 stemmen voor vaststelling uitgebracht, 621 stemmen tegen vaststelling en zijn 23 ongeldige stemmen uitgebracht. In dit verslag staat eveneens vermeld:

Dat betekent dat de begroting 2019 is aangenomen. (…)

Besluit: de begroting wordt per 1 januari 2019 vastgesteld met een totaal bedrag van € 666.000.

Dit ‘besluit’ tot vaststelling van de begroting 2019 zal hierna worden aangeduid als het ‘besluit van 12 december 2018’.

2.7

Door het bedrag van € 155.500,= op te voeren in de begroting wordt de jaarlijkse bijdrage die de eigenaren van de appartementsrechten aan de VvE [naam ] moeten betalen over 2019 verhoogd.

3 Beoordeling

3.1

Bij het inleidende verzoekschrift hebben [appellanten] in eerste aanleg aanvankelijk verzocht om nietigverklaring van het besluit van 12 december 2018. Nadat de VvE [naam ] in haar verweerschrift naar voren heeft gebracht dat de kantonrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van vorderingen tot nietigverklaring van een ‘besluit’ als het onderhavige, hebben [appellanten] , ter zitting, hun verzoek aangepast in die zin dat zij hebben gevorderd het besluit van 12 december 2018 te vernietigen. Daarnaast hebben zij verzocht om veroordeling van het bestuur van de VvE [naam ] tot het voorleggen van een nieuw begrotingsvoorstel voor 2019 en veroordeling van de VvE [naam ] tot het opschorten van de betreffende werkzaamheden inzake de brandveiligheid en de waterleiding totdat op het verzoekschrift onherroepelijk is beslist. [appellanten] hebben daaraan, voor zover in hoger beroep nog van belang, ten grondslag gelegd dat voor het doen van de desbetreffende uitgaven inzake brandveiligheid en de waterleiding een ander stemvereiste geldt dan voor het vaststellen van de begroting, namelijk een twee derde meerderheid van stemmen, en dat een gewone meerderheid dus niet volstaat. In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter geoordeeld, samengevat, dat de handelwijze van het bestuur om de betreffende kostenposten op te nemen in de begroting 2019 niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid is en dat daarom de voor de begroting geldende (stem)regels van toepassing zijn, dat wil zeggen een gewone meerderheid. Om die reden heeft de kantonrechter (alle drie de onderdelen van) het verzoek van [appellanten] afgewezen, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.

3.2

[appellanten] komen met twee grieven op tegen deze beslissing en de gronden waarop zij berust. Met hun eerste grief komen [appellanten] op tegen de overweging (rov. 12) van de kantonrechter dat er onvoldoende overtuigende bezwaren naar voren zijn gebracht tegen de handelwijze om de betreffende kostenposten in de begroting 2019 op te nemen en dat voor deze kostenposten de regels gelden die ook gelden voor een stemming over de begroting. Met hun tweede grief betogen [appellanten] dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen (rov. 9) dat de feitelijke noodzaak voor het nemen van de maatregelen voldoende vast is komen te staan. Zij menen dat er eerst goede projectplannen moeten worden gemaakt via een aanpassing van het MeerJarenOnderhoudsplan overeenkomstig artikel 31 lid 1 van het splitsingsreglement en dat de ALV beslist over de projecten en de wijze van uitvoering. Zij wijzen er in dit verband op dat de reserves meer dan voldoende zijn om buitengewone uitgaven als deze op te kunnen vangen. Het door de VvE [naam ] ingeroepen veiligheidsargument kan huns inziens dan ook geen argument vormen om de betreffende kostenposten op de begroting 2019 te plaatsen. Om deze reden is het besluit van 12 december 2018 in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aldus [appellanten]

3.3

Het hof stelt allereerst vast dat [appellanten] naast het beroep op vernietiging van het besluit van 12 december 2018 op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW (wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid) in wezen ook een beroep op nietigheid van dat besluit hebben gedaan op grond van artikel 2:14 lid 1 BW gelezen in samenhang met artikel 5:129 lid 1 BW , wegens strijd met de (met statuten gelijk te stellen) akte van splitsing. De eerste grief ziet immers op de vraag welk stemvereiste krachtens het (van de splitsingsakte deel uitmakende) splitsingsreglement geldt voor het nemen van het besluit door de ALV tot het doen van de onderhavige uitgaven inzake de brandveiligheid en waterleiding ter hoogte van € 155.500,=. [appellanten] stellen zich op het standpunt dat hiervoor, krachtens artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement, een gekwalificeerde meerderheid geldt (dat wil zeggen: een meerderheid van tenminste 2/3 van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is dat tenminste 2/3 van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen). De VvE [naam ] stelt zich daarentegen op het standpunt dat hiervoor een gewone meerderheid volstaat. Zou deze grief slagen, dan zou dat met zich brengen dat het besluit van 12 december 2018 nietig is. Een besluit dat niet is genomen met een gekwalificeerde meerderheid terwijl dat statutair (of krachtens een daarmee gelijk te stellen reglement) is voorgeschreven is namelijk nietig wegens strijd met artikel 2:14 lid 1 BW (zie ook het arrest van dit hof van 20 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016: 5490, rov. 3.4). Het hof gaat er, gelet op de memorie van grieven, dan ook vanuit dat het verzoek van [appellanten] aldus moet worden gelezen dat niet alleen om vernietiging maar ook om nietigverklaring van het besluit van 12 december 2018 wordt verzocht. Aangezien zowel het beroep op vernietiging als het beroep op nietigheid is gebaseerd op hetzelfde feitencomplex, is het hof van oordeel dat [appellanten] beide kwesties tezamen in een verzoekschriftprocedure mocht bundelen en dat de kantonrechter bevoegd was om daarop vervolgens te beslissen. Nu de kantonrechter bevoegd was, geldt dat ook het hof in hoger beroep over beide kwesties kan beslissen in de bij hem aanhangig gemaakte verzoekschriftprocedure (zie ook conclusie A-G De Bock van 7 februari 2020, ECLI:NL:PHR:2020:119, onder 3.33-3.41). Verder stelt het hof vast dat in het debat tussen partijen, zowel schriftelijk als bij de mondelinge behandeling, het voor het litigieuze besluit geldende stemvereiste uitvoerig aan bod is geweest, zodat deze (tweeledige) lezing van het verzoek van [appellanten] geen strijd met de goede procesorde met zich brengt.

3.4

De stemvereisten die gelden voor de diverse door de ALV te nemen besluiten zijn neergelegd in diverse bepalingen van het splitsingsreglement. Bij de uitleg van het splitsingsreglement komt het aan op de daarin tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degenen die tot vaststelling van het splitsingsreglement zijn overgegaan. Deze bedoeling dient naar objectieve maatstaven te worden afgeleid uit de omschrijving in de notariële akte en het daarin opgenomen splitsingsreglement, bezien in het licht van de gehele inhoud daarvan.

3.5

In dit geval gaat het om de vraag welk stemvereiste krachtens het splitsingsreglement geldt voor het nemen van het besluit door de ALV tot het doen van de onderhavige uitgaven inzake de brandveiligheid en waterleiding. Het hof is, gelet op het stelsel en de bewoordingen van het splitsingsreglement, van oordeel dat, zoals [appellanten] betogen, het hiervoor geldende stemvereiste is neergelegd in artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement, dat een gekwalificeerde meerderheid voorschrijft. Het volgende is hiervoor redengevend. Uit de bewoordingen van artikel 18 lid 1 gelezen in samenhang met artikel 32 lid 2 van het splitsingsreglement vloeit voort dat jaarlijks door het bestuur een nieuwe begroting wordt ontworpen van de schulden en kosten die voor rekening komen van de gezamenlijke eigenaars en ter vaststelling aan de ALV wordt voorgelegd. Volgens de hoofdregel zoals neergelegd in artikel 36 van het splitsingsreglement worden ‘alle besluiten, waarvoor in dit reglement of krachtens de wet geen afwijkende regeling is voorgeschreven, […] genomen met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen’. Dit betekent dat ook het besluit ter vaststelling van de krachtens artikel 18 lid 1 en artikel 32 lid 2 bedoelde begroting in beginsel wordt vastgesteld met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen door de ALV. Echter, artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement bevat hierop een uitzondering door te bepalen dat ‘besluiten […] tot het doen van uitgaven die een bedrag van vijftig duizend gulden […] te boven gaan, […] slechts [kunnen] worden genomen met een meerderheid van tenminste twee/derde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is dat ten minste twee/derde van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen. Deze uitzondering is naar het oordeel van het hof ook van toepassing op de onderhavige posten inzake de brandveiligheid en waterleiding ter hoogte van € 155.5000,=, die daarmee het bedrag van vijftig duizend gulden ruim te boven gaan.

3.6

Het betoog van de VvE [naam ] dat de onderhavige posten niet onder de uitzondering vallen van artikel 37 lid 5 omdat zij zijn aan te merken als posten bedoeld in artikel 37 lid 6 van het splitsingsreglement slaagt niet. Artikel 37 lid 6 bevat weliswaar een uitzondering op (de uitzondering van) artikel 37 lid 5, maar ziet enkel op posten die op de jaarlijkse begroting zijn geplaatst ‘voor zover deze posten met niet meer dan tien procent (10%) overschreden worden, of voor uitgaven waarvoor een speciale reserve is gevormd.’ Aangezien de onderhavige posten nieuw zijn en niet op de voorafgaande begrotingen voorkwamen, kunnen zij niet voldoen aan de eerste voorwaarde, houdende een toename van maximaal 10%. Deze 10% limiet dient naar het oordeel van het hof, en zoals [appellanten] hebben betoogd, aldus te worden gelezen dat deze ziet op een vergelijking van een op de begroting geplaatste post met dezelfde post in het voorafgaande begrotingsjaar. De in artikel 37 lid 6 neergelegde uitzondering op artikel 37 lid 5 maakt het aldus mogelijk dat voor alle uitgaven die wel een bedrag van 50.000 gulden te boven gaan maar in eerdere begrotingen al eens conform artikel 37 lid 5 zijn goedgekeurd, niet elk jaar opnieuw het vereiste van een gekwalificeerde meerderheid geldt, mits de uitgaven voor die post met niet meer dan 10% toenemen. Het door de VvE [naam ] tegengeworpen argument dat zij bij een dergelijke lezing van de 10% voorwaarde van artikel 37 lid 6 onbestuurbaar zou worden omdat een (nieuwe) post al snel het bedrag van 50.000 gulden overschrijdt, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Zoals [appellanten] terecht hebben aangevoerd dateert de splitsingsakte waarbij dit bedrag is vastgesteld uit de jaren 70 van de vorige eeuw en past de door [appellanten] bepleite uitleg in die context. De door de VvE [naam ] bepleite lezing, inhoudende dat de 10% limiet slaat op een vergelijking tussen de uiteindelijke werkelijke kosten van een post en de eerder geschatte kosten is praktisch niet uitvoerbaar en past ook niet in de systematiek van het splitsingsreglement. Op het moment van stemming over de begroting is immers nog niet bekend hoe hoog de uiteindelijke werkelijke kosten van een post zullen uitvallen. De door de VvE [naam ] bepleite lezing zou het in artikel 37 lid 5 vervatte stemvereiste van gekwalificeerde meerderheid aldus zinledig maken. De door [appellanten] bepleite lezing past ook in het overige in artikel 37 neergelegde stelsel. In lid 7 van dat artikel is immers bepaald hoe de uitgaven die een bedrag van vijftig duizend gulden te boven gaan kunnen worden gedekt met een extra, van de eigenaars te vorderen, voorschotbijdrage en in lid 8 is uitdrukkelijk neergelegd dat de uitzondering van lid 5 eveneens geldt voor andere uitzonderlijke uitgaven zoals die inzake verbouwingen of het aanbrengen van nieuwe installaties voor zover die niet als een uitvloeisel van het normale beheer zijn te beschouwen.

Vorenstaande leidt tot de conclusie dat aan de eerste voorwaarde (de 10% limiet) van artikel 37 lid 6 van het splitsingsreglement niet is voldaan. Tussen partijen is niet in geschil dat ook niet voldaan is aan de tweede voorwaarde van artikel 37 lid 6, inhoudende dat voor deze posten een speciale reserve is gevormd. Nu aan geen van beide voorwaarden wordt voldaan, is de uitzondering van artikel 37 lid 6 van het splitsingsreglement niet van toepassing. Aldus kan niet anders worden geconcludeerd dan dat ook voor onderhavige uitzonderlijke posten het stemvereiste van artikel 37 lid 5 van het splitsingsreglement geldt. Aangezien tussen partijen vast staat dat aan dat stemvereiste niet is voldaan, betekent dit dat het besluit van 12 december 2018 nietig is. Grief 1 slaagt derhalve. Gelet hierop, behoeft grief 2 geen bespreking meer.

3.7

De VvE [naam ] heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden, die indien bewezen, kunnen leiden tot andere beslissingen. Haar bewijsaanbod wordt daarom van de hand gewezen.

3.8

De slotsom is dat grief 1 slaagt en dat de bestreden beschikking vernietigd zal worden voor zover daarbij het verzoek tot nietigverklaring is afgewezen. Aangezien [appellanten] niet hebben gegriefd tegen de afwijzing door de kantonrechter van de overige onderdelen van hun verzoek (te weten: het verzoek tot veroordeling van het bestuur van de VvE [naam ] tot het voorleggen van een nieuw begrotingsvoorstel 2019 en tot het opschorten van de gestarte werkzaamheden) behoeft de bestreden beschikking in zoverre geen bespreking. De VvE [naam ] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.

4 Beslissing

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking voor zover het verzoek van [appellanten] tot nietigverklaring van het besluit van de ALV van 12 december 2018 houdende goedkeuring van de begroting 2019 is afgewezen;

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

verklaart voor recht dat het besluit van de ALV van 12 december 2018 houdende goedkeuring van de begroting 2019 nietig is;

bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;

veroordeelt de VvE [naam ] in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [appellanten] gevallen, op € 121,00 respectievelijk € 324,00 aan verschotten en € 480,00 respectievelijk € 2.148,00 aan salaris;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J. van der Kwaak, C.A.H.M. ten Dam en J.E. van der Werff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 april 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature