Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Mega Matong

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-002895-17

datum uitspraak: 30 oktober 2019

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-870672-15 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,

adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

2, 4, 7 en 16 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 subsidiair als derde cumulatief/alternatief (toegesneden op artikel 10a, eerste lid onder 3°, van de Opiumwet), onder 3 als eerste cumulatief/alternatief (toegesneden op de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014), onder 5 en onder 6 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen voornoemde in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissingen tot vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging en de wijziging daarvan – ten laste gelegd dat:

feit 1 primair hij en/of één of meer van zijn mededader(s) in of omstreeks de periode van 01 september 2015 tot en met 28 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of te Venezuela en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging, althans alleen,

ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet , ongeveer 3 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,

één of meer (uitvoerings)handeling(en) heeft/hebben verricht,

immers heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen

en/of

heeft één van zijn mededader(s) het adres [adres 2] aan één of meer van zijn (andere) mededader(s), opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Venezuela, althans Zuid-Amerika, een hoeveelheid cocaïne, verpakt en/of verborgen in een pakket (met boeken) en/of (vervolgens) op 24 september 2015 bij DHL in Venezuela aangeboden ter verzending aan [naam 1] , [adres 2]

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd

en/of

heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in de (vroege) ochtend van 28 september 2015 geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)

en/of

heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd pakket door de Douane/Belastingdienst en/of DHL was geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemd pakket niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen,

en/of

heeft één van zijn mededader(s) bij het adres [adres 2] gewacht op aflevering van voornoemd pakket door DHL en/of aldaar voornoemd pakket in ontvangst genomen

en/of

heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven (uitvoerings)handeling(en),

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 1 subsidiair hij in of omstreeks de periode van 01 september 2015 tot en met 30 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Venezuela en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,

om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet , te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 3 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,

- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of

- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of

- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),

immers heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen

en/of

heeft één van zijn mededader(s) het adres [adres 2] aan één of meer van zijn (andere) mededader(s), opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Venezuela, althans Zuid-Amerika, een hoeveelheid cocaïne, verpakt en/of verborgen in een pakket (met boeken) en/of (vervolgens) op 24 september 2015 bij DHL in Venezuela aangeboden ter verzending aan [naam 1] , [adres 2]

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd

en/of

heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in de (vroege) ochtend van 28 september 2015 geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)

en/of

heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd pakket door de Douane/Belastingdienst en/of DHL was geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemd pakket niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen,

en/of

heeft één van zijn mededader(s) bij het adres [adres 2] gewacht op aflevering van voornoemd pakket door DHL en/of aldaar voornoemd pakket in ontvangst genomen

en/of

heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en) en/of over de wijze van verpakking en/of verzending van voornoemde hoeveelheid cocaïne in voornoemd pakket en/of over de wijze waarop voornoemde hoeveelheid cocaïne kwijt en/of verloren en/of vermist is geraakt en/of is kunnen raken;

feit 2 primair hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 oktober 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Chili en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,

opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet , ongeveer 8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,

immers heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen

en/of

heeft één van zijn mededader(s) het adres [adres 3] aan hem en/of één of meer van zijn mededader(s) opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)

en/of

heeft/hebben hij en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Chili, althans Zuid-Amerika, voornoemde hoeveelheid cocaïne, opgelost in en/of vermengd met olijfolie en/of (vervolgens) één of meer dozen/pakketten met flessen met deze olijfolie en cocaïne op 15 oktober 2015 bij DHL in Chili aangeboden ter verzending aan voornoemd adres [adres 3] ,

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd

en/of

heeft/hebben hij en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd dozen/pakketten door de Douane/Belastingdienst en/of DHL waren geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde dozen/pakketten niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen

en/of

heeft/hebben hij en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost tussen de door de Douane/Belastingdienst en/of DHL voor een douanecontrole geselecteerde dozen/pakketten gezocht en/of uitgekeken naar dozen/pakketten verzonden vanuit Chili

en/of

heeft één van zijn mededader(s) op het adres [adres 3] gewacht op de aflevering van voornoemde door DHL op dit adres af te leveren dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne

en/of

heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en);

feit 2 subsidiair hij en/of één of meer van zijn mededader(s) in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 19 oktober 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Chili en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging, althans alleen,

ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet , ongeveer 8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,

één of meer (uitvoerings)handelingen heeft/hebben verricht,

immers heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen

en/of

heeft één van zijn mededader(s) het adres [adres 3] aan hem en/of één of meer van zijn mededader(s) opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)

en/of

heeft/hebben hij en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Chili, althans Zuid-Amerika, voornoemde hoeveelheid cocaïne, opgelost in en/of vermengd met olijfolie en/of (vervolgens) één of meer dozen/pakketten met flessen met deze olijfolie en cocaïne op 15 oktober 2015 bij DHL in Chili aangeboden ter verzending aan voornoemd adres [adres 3] ,

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd

en/of

heeft/hebben hij en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd dozen/pakketten door de Douane/Belastingdienst en/of DHL waren geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde dozen/pakketten niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen

en/of

heeft/hebben hij en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost tussen de door de Douane/Belastingdienst en/of DHL voor een douanecontrole geselecteerde dozen/pakketten gezocht en/of uitgekeken naar dozen/pakketten verzonden vanuit Chili

en/of

heeft één van zijn mededader(s) op het adres [adres 3] gewacht op de aflevering van voornoemde door DHL op dit adres af te leveren dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne

en/of

heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven (uitvoerings)handeling(en),

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 2 meer subsidiair hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 27 oktober 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Chili en/of elders in Zuid-Amerika, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,

om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet , te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 8 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,

- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of

- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of

- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),

immers heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (een) (aan)betaling(en) gevraagd en/of ontvangen van één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (die zonder het risico van controle en/of onderschepping door de Douane/Belastingdienst in (een) DHL zending(en) cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen)

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) aan een ander(e mededader) gevraagd of deze als ontvanger en/of geadresseerde van (een) (te verzenden) DHL zending(en) (met cocaïne) wil optreden/fungeren, althans een afleveradres voor (een) DHL zending(en) (met cocaïne) wil opgeven en/of ter beschikking wil stellen

en/of

heeft één van zijn mededader(s) het adres [adres 3] aan hem en/of één of meer van zijn mededader(s) opgegeven en/of ter beschikking gesteld als afleveradres voor één of meer zending(en)

en/of

heeft/hebben hij en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) geregeld en/of georganiseerd en/of ervoor zorggedragen dat deze zelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtena(a)r(en) kon(den) verrichten en/of had(den)

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) in Chili, althans Zuid-Amerika, voornoemde hoeveelheid cocaïne, opgelost in en/of vermengd met olijfolie en/of (vervolgens) één of meer dozen/pakketten met flessen met deze olijfolie en cocaïne op 15 oktober 2015 bij DHL in Chili aangeboden ter verzending aan voornoemd adres [adres 3] ,

en/of

heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL één of meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd

en/of

heeft/hebben hij en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) (overeenkomstig (een) tevoren gemaakte afspra(a)k(en)) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, voor en/of in het geval voornoemd dozen/pakketten door de Douane/Belastingdienst en/of DHL waren geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde dozen/pakketten niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en/of niet in beslag te nemen

en/of

heeft/hebben hij en/of zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] (vervolgens) op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost tussen de door de Douane/Belastingdienst en/of DHL voor een douanecontrole geselecteerde dozen/pakketten gezocht en/of uitgekeken naar dozen/pakketten verzonden vanuit Chili

en/of

heeft één van zijn mededader(s) op het adres [adres 3] gewacht op de aflevering van voornoemde door DHL op dit adres af te leveren dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne

en/of

heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en) en/of over de reden(en) waarom voornoemde zending(en) niet en/of nog niet en/of niet tijdig op voornoemd (aflever)adres was/waren afgeleverd;

feit 3 hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 31 december 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Purmerend in elk geval in Nederland, als ambtenaar (douaneambtenaar),

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

één of meer gift(en) en/of één of meer belofte(n) van [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, te weten:

- één of meer contante geldbedragen,

heeft aangenomen,

terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader wist(en) of redelijkerwijs vermoedde(n) dat deze/die gift(en) en/of belofte(n) hem/hen werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden,

tengevolge van of naar aanleiding van hetgeen door hem/hen al dan niet in strijd met zijn/hun plicht in zijn/hun bediening als douaneambtenaar is gedaan of nagelaten (lid 1 sub 2),

en/of

teneinde hem/hen te bewegen om al dan niet in strijd met zijn/hun plicht in zijn/hun bediening als douaneambtenaar iets te doen of na te laten (lid 1 sub 1),

bestaande dit doen of nalaten uit:

- het (aan)vragen van en/of regelen van en/of organiseren van (een) inroostering(en) op en/of (een) controledienst(en) bij DHL op Schiphol-Oost (op de dag(en) dat (aldaar)(volgens voornemen en/of naar verwachting) (een) (bepaalde) (pakket)zending(en) met cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), voor (een) douanecontrole(s) geselecteerd zou(den) kunnen worden en/of onderworpen zou(den) kunnen worden)

en/of

- het achterwege laten van (een) (deugdelijke) douanecontrole(s) op en/of het achterwege laten van (een) inbeslagneming(en) van (pakket)zending(en), waarvan hij en/of zijn mededader wist(en) dat daarin (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), verpakt en/of verborgen was/waren;

en/of

dat hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 04 november 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Purmerend in elk geval in Nederland, als ambtenaar (douaneambtenaar),

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

één of meer gift(en) en/of één of meer belofte(n) van [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, te weten:

- één of meer contante geldbedragen,

heeft aangenomen,

terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader wist(en) of redelijkerwijs vermoedde(n) dat deze/die gift(en) en/of belofte(n) hem/hen werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden,

tengevolge van of naar aanleiding van hetgeen door hem/hen in zijn/hun bediening als douaneambtenaar is gedaan of nagelaten (lid 1 sub 2),

en/of

teneinde hem/hen te bewegen om in zijn/hun bediening als douaneambtenaar iets te doen of na te laten (lid 1 sub 1),

bestaande dit doen of nalaten uit:

- het (aan)vragen van en/of regelen van en/of organiseren van (een) inroostering(en) op en/of (een) controledienst(en) bij DHL op Schiphol-Oost (op de dag(en) dat (aldaar)(volgens voornemen en/of naar verwachting) (een) (bepaalde) (pakket)zending(en) met cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), voor (een) douanecontrole(s) geselecteerd zou(den) kunnen worden en/of onderworpen zou(den) kunnen worden)

en/of

- het achterwege laten van (een) (deugdelijke) douanecontrole(s) op en/of het achterwege laten van (een) inbeslagneming(en) van (pakket)zending(en), waarvan hij en/of zijn mededader wist(en) dat daarin (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, althans (een) verdovend(e) middel(en), verpakt en/of verborgen was/waren;

feit 4 hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 10 november 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Purmerend en/of elders in Nederland

heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van (een) misdrijf/misdrijven als bedoeld in

- artikel 10, de rde en /of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en/of

- artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet en /of

- artikel 11, de rde en /of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet;

feit 5 hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2015 tot en met 16 oktober 2015 te Purmerend en/of te Haarlem en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,

om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet , te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 20 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,

- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of

- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of

- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),

immers heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over

- het voornemen om cocaïne (vanuit Panama) binnen het grondgebied van Nederland te brengen, verborgen in één of meer golftassen en/of

- de wijze van markering van de golftas(sen), waarin de cocaïne verborgen zou (moeten) worden ("gele band" en/of "eentje geven we een aparte kleur") en/of

- het adres en/of de persoon in Nederland, waarheen de golftassen gestuurd zouden (moeten) worden ("naar [medeverdachte 5] ") en/of

- een (gunstige en/of de gunstigste) datum, waarop de golftas(sen) met cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht zou(den) worden ("de 21e"/"de 28e") en/of

- de hoeveelheid cocaïne, die binnen het grondgebied van Nederland zou moeten worden gebracht ("20") en/of

- de risico's op en van onderschepping van de golftas(sen) met cocaïne ("Hoe je het ook verstopt, een blok zie je altijd zitten op de scan. Kijk als je met die golftassen twintig doet, als het ergens ook maar een klein scannetje krijgt, dan ben je het gewoon kwijt" en/of "Je moet natuurlijk zien op het moment dat je golftassen hebt met 20 kilo kant en klaar, als het gepakt ergens onderweg, kan het zo maar een een heel onderzoek opleveren") en/of

- een (beter) alternatief voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, verborgen in één of meer golftassen ("Vermengd in koffie" en/of "je beste kans is het vermengde");

feit 6 hij op of omstreeks 13 september 2015 te Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,

om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet , te weten het opzettelijk (meermalen) buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren en/of verstrekken en/of afleveren van een (een) hoeveelhe(i)d(en), cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,

- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of

- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of

- ( een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),

immers heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over

- het voornemen om cocaïne buiten het grondgebied van Nederland te brengen (naar Australië) in één of meer brieven/enveloppen, te verzenden via DHL en/of

- de kwestie en/of mogelijkheid of deze brieven/enveloppen bij DHL dan al dan niet door [verdachte] aan een (schijn)douanecontrole zouden (kunnen) worden onderworpen ("Ja, maar komt dat ook bij jou?")

- de hoeveelheid cocaïne, die per brief/envelop verstuurd zou (kunnen) worden ("twee en een half ons") en/of

- de frequentie, waarmee cocaïne per brief/envelop verstuurd zou (kunnen) worden ("het liefst elke week, het liefst elke dag zelfs" en/of "hij had wil eigenlijk gewoon continue sturen") en/of

- het voordeel van een dergelijke wijze van het buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne ("Ja, weet je wat het mooie is van brieven? Dat wij overal werken met briefgeheim" en/of "Maar ik kan ze nu gewoon zeggen allemaal niet geopend in verband met briefgeheim").

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, voor zover in hoger beroep aan de orde, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bespreking van een gevoerd verweer over de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek

De raadsman heeft gesteld dat de rechter-commissaris ten onrechte machtigingen heeft verleend om de telecommunicatie op te nemen met toepassing van de artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en het opvragen van de zogenoemde verkeersgegevens met toepassing van artikel 126n Sv . De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er op dat moment tegen de verdachte geen redelijke verdenking bestond. Deze vormfout dient volgens de raadsman te leiden tot integrale bewijsuitsluiting op grond van artikel 359a Sv , met vrijspraak tot gevolg, dan wel tot substanti ële strafvermindering.

Voor zover het verweer betrekking heeft op de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in artikel 126n Sv faalt het, omdat daarvoor geen machtiging van de rechter- commissaris is vereist. Het verweer faalt ook voor zover het ziet op de door de rechter-commissaris op 15 april 2015 verstrekte machtigingen – met toepassing van artikel 126m, vijfde lid, Sv – tot het opnemen van telecommunicatie via twee aan de verdachte toegeschreven telefoonnummers. Daarbij is het volgende van belang.

Uit de inhoud van die machtigingen blijkt dat aan de daarin tegen de verdachte aangenomen verdenking het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee (hierna: Kmar) van 14 april 2015 ten grondslag lag. Van dat proces-verbaal maakt als bijlage deel uit een proces-verbaal van de KMar van 13 april 2015, met onder meer als inhoud dat:

- in het onderzoek onder de naam [naam 2] tegen [naam 3] de verdenking was ontstaan van betrokkenheid bij de invoer van ruim drie kilogram cocaïne, heimelijk verwerkt in spijkerbroeken in een pakket waarover [naam 3] op 5 februari 2015 telefonisch contact had met een persoon met een Surinaams telefoonnummer;

- in de maand juli 2014 bij het Team Criminele Inlichtingen van de Belastingdienst/FIOD via een informant de navolgende informatie was binnengekomen:

“[naam 3] werkte bij de douane op Schiphol bij de afdeling Post en Koeriers. [naam 3] is in de maand september 2013 weggegaan bij de Douane. [naam 3] zou naar Suriname gaan, waar hij een huis heeft, om daar een bedrijf te beginnen. [naam 3] zou hiervoor een startkapitaal hebben. [naam 3] onderhoudt nog contacten met de douaneambtenaren [medeverdachte 1] en [verdachte] . Tegen de regels in werken [medeverdachte 1] en [verdachte] nog steeds samen als vast koppel. Ze gaan dan vaak samen naar de International Mail Unit van Postnl. Er zijn iedere dag wel drugsbrieven. Het gerucht gaat dat [medeverdachte 1] iets heeft met een teamleider. [medeverdachte 1] gebruikt gsm-nummer [telefoonnummer 1] (privé) en [telefoonnummer 2] (werk)”;

- in maart 2014 en in april 2014 telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en vermoedelijk [naam 3] ;

- uit de bij de Belastingdienst/FIOD opgevraagde werknemerslijst van de afdeling Post en Koeriers uit de tijd dat [naam 3] daar nog werkte en uit de destijds actuele werknemerslijst bleek dat [medeverdachte 1] vanaf 1 april 2008 werkzaam was op de afdeling Post en Koeriers van de Douane Cargo Schiphol en dat [verdachte] in de periode dat [naam 3] werkzaam was op de afdeling Post en Koeriers hier ook werkzaam was en dat hij nog steeds werkzaam was op de afdeling Post en Koeriers;

- uit het bij de Douane Cargo Schiphol opgevraagde werkrooster van [medeverdachte 1] en [verdachte] over de periode van 1 oktober 2014 tot en met 1 april 2015 bleek dat zij regelmatig samen dienst verrichtten bij de International Mail Unit (IMU) en bij het Sorteercentrum Internationale Pakketten (SCIP);

- uit historische telefoonverkeersgegevens bleek dat [medeverdachte 1] en [verdachte] zeer regelmatig telefonisch contact hebben, terwijl uit de zendmastgegevens was op te maken dat een deel van deze gesprekken in privétijd plaatsvond.

Het hof is van oordeel dat de rechter-commissaris gelet op de hiervoor weergegeven inhoud van het proces-verbaal van de Kmar van 14 april 2015 en de daarbij gevoegde bijlagen, in redelijkheid tot zijn oordeel omtrent die machtigingen is kunnen komen, ook wat betreft de daarin aangenomen verdenking tegen de verdachte. Van de door de raadsman gestelde vormfout is dus geen sprake. Daarbij heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op de aard van de tegen [naam 3] gerezen verdenking, waarbij het leek te gaan om via internationale pakketpost naar Nederland verzonden cocaïne, in samenhang met de TCI-informatie betreffende zijn contacten met voor de controle van dergelijke pakketten verantwoordelijke douaneambtenaren. Van belang is ook dat het nadere onderzoek bevestiging opleverde van diverse relevante onderdelen van die TCI-informatie, zoals de regelmatige gezamenlijke diensten van [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de IMU, terwijl bovendien het vermoeden rees dat [medeverdachte 1] en [naam 3] , na het vertrek van laatstgenoemde bij de douane, nog contact onderhielden. De stellingen van de raadsman dat de TCI-informatie niets zegt over enig strafbaar feit waarmee de verdachte zich zou hebben ingelaten en dat de ingewonnen nadere informatie niets heeft opgeleverd dat een vermoeden kan doen ontstaan dat de verdachte iets van doen heeft met [naam 3] en/of met strafbare gedragingen, volgt het hof dan ook niet. Het hof verwerpt dus het verweer.

Beoordelingskaders

Medeplegen

Voor het bewijs van medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat bewijs kan alleen worden aangenomen als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking komt onder meer betekenis toe aan de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

In de regel zal de bijdrage van de medepleger worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, zolang de bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit maar van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger kan ook zijn geleverd door verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. In uitzonderlijke gevallen kan de bijdrage van de medepleger in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.

Voorbereidings- of bevorderingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet

In artikel 10a van de Opiumwet zijn als zelfstandig misdrijf bepaalde gedragingen strafbaar gesteld, die beogen de (internationale) handel in drugs met een onaanvaardbaar risico (harddrugs) voor te bereiden of te bevorderen. Dergelijke gedragingen zijn pas dan strafbaar, indien bij de dader het opzet heeft bestaan om een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid van de Opiumwet (onder meer het bereiden, vervoeren, verkopen, afleveren en het binnen- of buiten het grondgebied van Nederland brengen van lijst I middelen) voor te bereiden of te bevorderen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het de bedoeling is met de zelfstandige strafbaarstelling van die gedragingen mogelijk te maken dat in een vroeg stadium van de organisatie van die (internationale) handel in (hard)drugs kan worden ingegrepen vanwege het gevaarzettingskarakter daarvan. Vanwege dit karakter is de algemene terugtredingsmogelijkheid, zoals neergelegd in artikel 46b Wetboek van Strafrecht, niet van toepassing op voorbereidings- of bevorderingsdelicten die in artikel 10a van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.

Voor een bewezenverklaring in de zin van artikel 10a Opiumwet is, naast opzet van de dader, ook vereist dat deze aan die intentie uiting heeft gegeven door een of meer van de in artikel 10a, eerste lid, Opiumwet omschreven voorbereidings- of bevorderingshandelingen te verrichten. Niet is vereist dat reeds bekend is ter voorbereiding of bevordering van welk concreet misdrijf (als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet) deze handelingen dienen. Indien de voorbereidings- of bevorderingshandelingen wèl gericht zijn op een misdrijf dat in de voorstelling van de verdachte concrete vormen heeft aangenomen, ontneemt het enkele feit dat de voorbereidingshandelingen niet meer kunnen dienen om het begaan van juist dat concrete misdrijf voor te bereiden of te bevorderen, omdat inmiddels ingetreden omstandigheden aan de verwezenlijking van dat misdrijf in de weg staan, aan die handelingen niet hun zelfstandig strafbare karakter. Dat geldt ook als met die voorbereidings- of bevorderingshandelingen een begin is gemaakt, nadat die verhinderende omstandigheid zich heeft voorgedaan, zoals de inbeslagneming van de verdovende middelen. Voor de toepasselijkheid van artikel 10a Opiumwet is evenmin noodzakelijk dat het beraamde feit waarop de voorbereidings- of bevorderingshandelingen zijn gericht, niet is gerealiseerd en er evenmin sprake is van een strafbare poging tot dat feit, zodat strafbaarheid ook aanwezig is, indien op het voorbereidingsdelict als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, Opiumwet is gevolgd. Voorbereidingshandelingen zijn dus zowel strafbaar wanneer de pleger in de voorbereidingsfase is blijven steken als wanneer het voorgenomen misdrijf waarop de voorbereidingshandelingen zich richten, is gerealiseerd dan wel een poging daartoe is ondernomen. Handelingen die plaatsvinden in de uitvoerings- of voltooiingsfase van het delict kunnen eveneens onder het bereik van artikel 10a Opiumwet vallen.

Naar hun aard kunnen voorbereidings- of bevorderingshandelingen verwantschap vertonen met gedragingen die over het algemeen met de deelnemingsvorm medeplichtigheid in verband worden gebracht. Dat neemt echter niet weg dat dergelijke handelingen in artikel 10a Opiumwet als zelfstandige misdrijven strafbaar zijn gesteld. Gelet op dat zelfstandige karakter van de in artikel 10a van de Opiumwet strafbaar gestelde voorbereidings- of bevorderingsdelicten past daarbij niet om daaronder ook handelingen te scharen, die zijn verricht na afloop van het voltooien van het voor te bereiden of te bevorderen delict.

Vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde

Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof – evenals de rechtbank – van oordeel dat de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Onder 1 primair is een poging tot invoer van ongeveer 3 kilogram cocaïne tenlastegelegd. Voor het bewijs van poging is vereist dat vast komt te staan dat een begin is gemaakt met de uitvoering van het misdrijf. Het dossier bevat aanwijzingen dat het pakket, dat door DHL op 28 september 2015 in Amsterdam is bezorgd, op enig moment cocaïne heeft bevat. Niet kan echter worden vastgesteld dat deze cocaïne (nog) in het pakket zat op het moment dat het in Venezuela bij DHL werd aangeboden ter verzending naar Nederland. Nu niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een begin van uitvoering van het binnen Nederland brengen van cocaïne, zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.

Gebruik van namen

In de hiernavolgende overwegingen over het bewijs van de tenlastegelegde feiten zal het hof veelal de achternamen van betrokkenen gebruiken, ook waar het de verdachte betreft waarop dit arrest betrekking heeft. Dit is praktisch omdat een deel van deze overwegingen ook in de zaken van de medeverdachten

gebruikt wordt.

Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 1 subsidiair tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit, omdat geen sprake is van medeplegen door de verdachte van voorbereidingshandelingen zoals bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet . Hij heeft daartoe aangevoerd dat (i) voor een deel van de tenlastegelegde handelingen geldt dat deze niet kunnen worden gekwalificeerd als één van de drie in artikel 10a van de Opiumwet genoemde voorbereidings- of bevorderingshandelingen, (ii) voor een deel van de tenlastegelegde gedragingen geldt dat de verdachte deze niet heeft verricht en ook niet als medepleger daarvan kan worden aangemerkt, terwijl (iii) voor de wél door hem verrichte gedragingen – dienst regelen en klaar staan om niks te doen – geldt dat dit slechts medeplichtigheidshandelingen zijn in de vorm van gelegenheid bieden.

Daarbij komt nog, aldus de raadsman, dat (iv) het delict, de invoer van de cocaïne, zou zijn voltooid, voordat de bijdrage van de verdachte zou plaatsvinden. Dit betekent dat de verdachte pas ná het strafbare feit betrokken zou raken.

Overwegingen en oordeel van het hof

In de hierna opgenomen overwegingen ten aanzien van de door de verdachte met anderen gevormde criminele organisatie heeft het hof op basis van de bewijsmiddelen vaststellingen gedaan omtrent de structuur, de werkwijze, de rolverdeling en financiële aspecten ten aanzien van verlangde betalingen en verdeling van opbrengst. Die vaststellingen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen meer in het bijzonder ten aanzien van de gang van zaken bij het onder 1 subsidiair tenlastegelegde de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.

Op 8 september 2015 heeft [verdachte] [medeverdachte 2] erop geattendeerd dat 28 september 2015 ‘een topdag’ is, omdat er die dag niet veel douaneambtenaren dienst hebben, zodat hij en [medeverdachte 1] gemakkelijk met zijn tweeën de controle bij DHL zouden kunnen doen.

Op 9 september 2015 heeft [medeverdachte 3] [medeverdachte 4] ontmoet op of nabij het adres [adres 4] . Op dat adres, waar [medeverdachte 4] elke week een aantal keer kwam, woonden de ex-partner van [medeverdachte 4] en hun dochter.

Tijdens de doorzoeking van de door [medeverdachte 2] gebruikte auto is op 10 november 2015 een notitie aangetroffen met daarop de gegevens: “B [naam 1] , [adres 2] ”. Op dat naast [adres 4] gelegen adres woonde alleen mevrouw [naam 1] .

[verdachte] en [medeverdachte 1] hebben geregeld dat zij op 28 september 2015 als douaneambtenaren dienst hadden bij DHL op Schiphol Oost en stonden die dag daar klaar om, in het geval de hierna genoemde zending door de Douane/Belastingdienst voor controle zou zijn geselecteerd, deze niet aan een deugdelijke controle te onderwerpen en door te laten. Zij hebben daarvoor van [medeverdachte 2] geld gekregen.

Op 28 september 2015 is door DHL om 11:52 uur op het adres [adres 2] afgeleverd een op 24 september 2015 vanuit Venezuela verzonden pakket van 3.59 kilogram. Als gegevens van de verzender waren bekend “Centro Cultural Lirerias Del Sur” en de inhoud zou volgens de vrachtbrief “Boeken (libros)” betreffen. Als ontvanger stond vermeld “ [naam 1] , [adres 2] ”. Uit van de Douane ontvangen gegevens volgt dat deze zending niet voor controle is geselecteerd en rechtstreeks door DHL bij de ontvanger is afgeleverd. Uit de administratie van DHL blijkt dat op 25 september 2015 melding is gedaan van een beschadiging. DHL Venezuela laat na een dergelijke melding een Engels- en Spaanstalige brief achter in de zending.

Voor ontvangst van deze zending is getekend door “MR [naam 1] ”. Mevrouw [naam 1] heeft als getuige verklaard dat zij de handtekening niet herkent als de hare en dat zij nooit een pakket uit Venezuela in ontvangst heeft genomen. Zij was op 28 september 2015 tot 16 à 17 uur niet thuis.

Op 28 september 2015 om 11:53 uur heeft [medeverdachte 4] [medeverdachte 3] een bericht gestuurd met de tekst ‘kom je langs’, waarop [medeverdachte 3] direct bevestigend heeft geantwoord. Op 29 september 2015 hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] elkaar ontmoet en hebben zij – kennelijk met betrekking tot voormelde zending – hun teleurstelling gedeeld over het feit dat, terwijl ‘alles klaar stond’ ‘het er niet in zat’ bij ‘deze uit Venezuela’. [medeverdachte 2] heeft op 30 september 2015 met [verdachte] uitgebreid van gedachten gewisseld over de Engels- en Spaanstalige brief van DHL, die [medeverdachte 2] in het pakket met boeken en stukgesneden materiaal had aangetroffen. Uit deze gesprekken volgt dat zij er vanuit gingen dat in de voormelde zending ongeveer twee of drie kilogram cocaïne zou zitten. Ook volgt uit die gesprekken dat [verdachte] wist dat de zending kwam en dat hij en [medeverdachte 2] het erover eens waren dat er voor hetgeen door hen was gedaan van de zijde van de cocaïne verzendende en/of afnemende personen een vergoeding op tafel moest komen. Ook komt in deze gesprekken de vraag naar voren, of [verdachte] de brief van DHL wilde hebben om deze aan [medeverdachte 1] te kunnen tonen, zodat laatstgenoemde niet zou hoeven te denken dat zij genept werd wat betreft de nadere vergoeding voor een succesvol ingevoerde hoeveelheid cocaïne.

Van het onderdeel van de tenlastelegging waarop onderdeel (i) van het verweer betrekking heeft, wordt de verdachte vrijgesproken, zodat dit onderdeel van het verweer verder geen bespreking behoeft.

De overige onderdelen van het verweer falen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte bij de uitvoering van de verschillende voorbereidings- en bevorderingshandelingen strekkende tot de invoer van cocaïne uit Venezuela bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn mededaders. Bij die samenwerking was sprake van handelen overeenkomstig een tevoren gemaakt gezamenlijk plan, met een voor elk van de mededaders duidelijke rolverdeling, terwijl daarbij de onderlinge afstemming tussen de verdachte en zijn mededaders, in het bijzonder ook in de fase voorafgaand aan het verzenden, cruciaal was. Tegen deze achtergrond staat de omstandigheid dat verdachte niet zelf elke in de bewezenverklaring genoemde handeling heeft verricht er niet aan in de weg hem ook in zoverre als medepleger aan te merken. Door zijn gedragingen heeft de verdachte inlichtingen en gelegenheid getracht te verschaffen ter voorbereiding en bevordering van de invoer van cocaïne. Deze gedragingen zijn door de wetgever strafbaar is gesteld. Nu zoals hierboven reeds is vermeld, de verdachte de gedragingen samen en in vereniging met anderen heeft verricht, kan ook het bestanddeel medeplegen worden bewezen. Het verweer onder (iv) stuit ook af op de inhoud van artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet .

Overwegingen met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair tenlastegelegde kan worden bewezen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Weliswaar kan worden vastgesteld dat de cocaïne Nederland is binnengekomen, maar niet kan worden bewezen dat de verdachte als medepleger daarbij betrokken is geweest. De onder 2 primair tenlastegelegde uitvoeringshandelingen – met uitzondering van de gedragingen die zien op het regelen dat de verdachte en [medeverdachte 1] op 19 oktober 2015 als douaniers dienst hadden in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost en het gereed staan op die datum aldaar – zijn niet door de verdachte verricht. Evenmin is er bewijs waaruit blijkt dat de verdachte bij die gedragingen nauw en bewust heeft samengewerkt met andere verdachten dan wel op een andere manier daaraan een wezenlijke, materiële of intellectuele bijdrage van enig gewicht heeft geleverd.

Dat de verdachte zich bereid heeft verklaard om een oogje dicht te knijpen als er een pakket met verdovende middelen ter controle voorbij zou komen, vormt niet een wezenlijke bijdrage van voldoende gewicht zoals is vereist voor medeplegen.

Overwegingen en oordeel van het hof

In de hierna opgenomen overwegingen ten aanzien van de door de verdachte met anderen gevormde criminele organisatie heeft het hof op basis van de bewijsmiddelen vaststellingen gedaan omtrent de structuur, de werkwijze, de rolverdeling en financiële aspecten ten aanzien van verlangde betalingen en verdeling van opbrengst. Die vaststellingen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kunnen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde meer in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.

Op 19 en 20 oktober 2015 zijn respectievelijk veertien en twee dozen met telkens zes flessen olijfolie afkomstig uit Chili met airwaybill nummer 2095608546 bij DHL te Schiphol zijn aangekomen en vervolgens in beslag genomen. Alle dozen waren op dezelfde wijze geadresseerd aan:

[adres 5]

Netherlands, The.

De zending dozen zou aanvankelijk per luchtvracht via Madrid (Spanje) en Leipzig (Duitsland) worden vervoerd naar het sorteercentrum van DHL te Schiphol. Echter, vanwege logistieke werkzaamheden in dat sorteercentrum zijn de zestien dozen (in vier leveringen) per vrachtwagen vanuit Brussel (België) naar Schiphol vervoerd.

Abusievelijk is deze zending door de Douaneautoriteiten vrijgegeven (custom cleared) ondanks het douaneprofiel “verplicht controleren”, waardoor de zending bij aankomst in Nederland rechtstreeks gesorteerd zou worden voor aflevering en niet voor douanecontrole in het sorteercentrum van DHL te Schiphol apart gezet zou worden.

Op basis van de onderzoeksbevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is door de Brigade Recherche Forensische Opsporing van de Koninklijke Marechaussee een berekening gemaakt, waaruit volgt dat uitgaande van gemiddelden er in totaal ongeveer 8 kilogram cocaïne in de 96 flessen aanwezig was.

Ten aanzien van de gedragingen van de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] kan het volgende worden vastgesteld.

[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] hebben betalingen gevraagd van de ontvangers en/of verzenders van de flessen met olijfolie en cocaïne, die zonder het risico van controle en onderschepping door de Nederlandse Douane in een DHL zending cocaïne binnen het grondgebied van Nederland wilden brengen. Bij een succesvolle invoer van 8 kilogram cocaïne becijferden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hun verdiensten op ongeveer € 70.000,-;

[medeverdachte 5] is door [medeverdachte 2] gevraagd als ontvanger/afleveradres op te treden;

[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] heeft/hebben het afleveradres aan de verzenders gegeven;

[verdachte] en [medeverdachte 1] hebben volgens de afspraak die [verdachte] met [medeverdachte 2] had gemaakt, geregeld dat zij als douaniers dienst hadden op 19 oktober 2015;

de leveranciers/verzenders hebben de olijfolie met cocaïne (volgens afspraak) op 15 oktober 2015 in Chili ter verzending aan het opgegeven afleveradres aangeboden;

[medeverdachte 2] heeft de track-and-trace informatie aan de hand van het bij de zending behorende airwaybill nummer geraadpleegd;

[verdachte] en [medeverdachte 1] hebben volgens afspraak op 19 oktober 2015 als douaniers gereed gestaan om de zending niet deugdelijk te controleren en te onderscheppen;

[verdachte] heeft, zoals door hem als getuige ter terechtzitting van het hof is verklaard, op 19 oktober 2015 uitgekeken naar dozen/pakketten uit Chili;

[medeverdachte 5] heeft op het opgegeven afleveradres gewacht op de aflevering van de zending olijfolie en cocaïne;

[medeverdachte 2] heeft aan de hand van de track-and-trace informatie met [verdachte] op 19 oktober 2015 overlegd toen de aflevering van de zending niet verliep zoals beoogd en [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 5] opdracht gegeven op het afleveradres langer te blijven wachten op de aflevering;

[medeverdachte 2] en [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] en [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben besprekingen gevoerd, informatie uitgewisseld en ingewonnen met betrekking tot hun bovengenoemde gedragingen.

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte bij de uitvoering van de verschillende handelingen strekkende tot de invoer van cocaïne uit Chili bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn mededaders. Bij die samenwerking was sprake van handelen overeenkomstig een tevoren gemaakt gezamenlijk plan, met een voor elk van de mededaders duidelijke rolverdeling, terwijl daarbij de onderlinge afstemming tussen de verdachte en zijn mededaders, in het bijzonder ook in de aan het verzenden voorafgaande fase, cruciaal was. Tegen deze achtergrond staat de omstandigheid dat verdachte niet zelf elke in de bewezenverklaring genoemde handeling heeft verricht er niet aan in de weg hem ook in zoverre als medepleger aan te merken. Het werken overeenkomstig het tussen de verdachte en zijn mededaders afgesproken plan, vereiste een nauwe en bewuste samenwerking en veel afstemming tussen alle betrokkenen (de verzendende partij in Chili, de omgekochte douaniers [verdachte] en [medeverdachte 1] , de betrokkene op het afleveradres [medeverdachte 5] en de uiteindelijk ontvangende partij). Bij de uitvoering van dit feit heeft de verdachte met zijn mededaders een voor de totstandkoming van het strafbare feit cruciale rol vervuld. De verdachte ontving een aanzienlijk aandeel voor een geslaagde zending. Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte door met zijn mededaders aldus te handelen zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair tenlastegelegde medeplegen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 8 kilogram cocaïne.

Overwegingen met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 4 tenlastegelegde kan worden bewezen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de intensiteit van de bijdrage van de verdachte te gering is om hem als deelnemer aan de criminele organisatie aan te merken. Daarbij komt dat er naast de andere tenlastegelegde feiten geen andere feiten en omstandigheden zijn die met zich brengen dat gesproken kan worden van een criminele organisatie. Onder deze omstandigheden moet de verdachte volgens de verdediging van het onder 4 tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.

Overwegingen en oordeel van het hof

Onder een organisatie en deelneming daaraan als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet wordt verstaan: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Aanwijzingen voor het bestaan van een samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn; gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen (cumulatieve) vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.

Voor het bewijs van deelneming aan die organisatie moet komen vast te staan dat de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het oogmerk tot het plegen van de strafbare feiten, dan wel dat hij deze gedragingen ondersteunt. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt, of bekend moet zijn geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.

Gelet op de inhoud van de dossierstukken en hetgeen ter zitting aan de orde is geweest, en in aanmerking genomen hetgeen is vastgesteld en overwogen met betrekking tot de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten, stelt het hof vast dat tussen de verdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] een samenwerkingsverband bestond dat het oogmerk had om verdovende middelen in te voeren, in- of uitvoer van verdovende middelen voor te bereiden en te bevorderen en om deze af te leveren. Ook [medeverdachte 1] is aan dit samenwerkingsverband gaan deelnemen. Uit de gebruikte bewijsmiddelen volgt een algemene structuur van deze samenwerking. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] voerden overleg met personen die de cocaïne wilden in- of uitvoeren. Zij voerden deze gesprekken regelmatig samen, soms voerden zij deze gesprekken alleen. Met deze andere partijen werd afgesproken hoeveel cocaïne werd ingevoerd, dat de cocaïne via DHL moest worden verzonden en wanneer, opdat de cocaïne in Nederland op een maandag bij DHL ter douanecontrole zou aankomen. Verder werd besproken wat de verzendende of ontvangende partij zou moeten betalen voor de diensten van de organisatie en welk bedrag als borg aanbetaald moest worden. Ook regelden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] door hen gecontroleerde afleveradressen in Nederland voor de vanuit het buitenland via DHL verzonden pakketten. [medeverdachte 2] besprak de planning vervolgens met [verdachte] . Ook sprak [medeverdachte 2] een aantal keer met [verdachte] over de manier waarop de verdovende middelen het beste verborgen konden worden, in golftassen, vermengd of in brieven. De verdachte gaf [verdachte] geldbedragen, zodat [verdachte] en [medeverdachte 1] klaar zouden staan voor het geval een zending geselecteerd zou worden voor een douanecontrole. [verdachte] zou deze zending dan doorlaten. [medeverdachte 2] hield via een track-and-trace-code het verloop van de zending in de gaten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] al samenwerkten voor het zogenoemde XO-gesprek, waarin [verdachte] met [medeverdachte 1] deze werkwijze van verzenden van cocaïne via DHL en haar rol daarbij heeft besproken. [medeverdachte 1] is in ieder geval vanaf dit gesprek aan dit samenwerkingsverband gaan deelnemen.

De betaling die de hiervoor genoemde personen ontvingen had betrekking op de door hen verzorgde ‘verzekerde’ invoer en aflevering in Nederland van zendingen met cocaïne. Een deel van de betaling zag op het klaarstaan van de omgekochte douaniers [verdachte] en [medeverdachte 1] op maandagen bij DHL op Schiphol-Oost om de desbetreffende pakketten door te laten, mochten de betreffende zendingen voor controle door de Douane zijn geselecteerd. Een ander deel van de betaling die de leden van deze criminele organisatie zouden ontvangen hield verband de hoeveelheid succesvol ingevoerde cocaïne.

Het hof stelt vast dat de gedragingen van de verdachte rechtstreeks verband hielden met het oogmerk van de organisatie. Bij deze organisatie konden de invoerders van verdovende middelen de zekerheid inkopen dat de zending op een bepaalde dag, als deze voor een douanecontrole geselecteerd zou worden, zou worden doorgelaten. De bijdrage van de verdachte daaraan was essentieel.

Het is hof is, gelet op het voorgaande en gelet op de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet .

Daarmee komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

feit 1 subsidiair hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 30 september 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen

om (een) feit(en), bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet , te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en afleveren van een hoeveelheid van ongeveer 3 kilogram cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,

- zich en anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen

immers

heeft één van zijn mededaders het adres [adres 2] aan één of meer van zijn andere mededaders, opgegeven als afleveradres voor één zending met cocaïne

en

hebben hij, verdachte, en zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak in de ochtend van 28 september 2015 geregeld dat zij zelf op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtenaren hadden

en

hebben hij, verdachte, en zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak op 28 september 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, in het geval voornoemde zending door de Douane was geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde zending niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en niet in beslag te nemen,

en

heeft één van zijn mededaders bij het adres [adres 2] gewacht op aflevering van voornoemde zending pakket door DHL en aldaar voornoemde zending in ontvangst genomen

en

heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en);

feit 2 primair hij omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 19 oktober 2015 in Nederland en te Chili, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4, van de Opiumwet , ongeveer 8 kilogram coca ïne,

immers heeft/hebben één of meer van zijn mededader(s) (een) betaling(en) gevraagd van één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) die zonder het risico van controle en onderschepping door de Douane in een DHL zending cocaïne binnen het grondgebied van Nederland willen brengen

en

heeft één van zijn mededaders aan een ander gevraagd of deze als ontvanger en geadresseerde van een te verzenden DHL zending met cocaïne wil optreden

en

heeft één van zijn mededader(s) het adres [adres 3] aan één of meer van zijn mededader(s) opgegeven als afleveradres voor één zending

en

hebben hij en zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak geregeld dat zij zelf op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost dienst als douaneambtenaren hadden

en

heeft/hebben één of meer van zijn mededaders overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne op 15 oktober 2015 bij DHL in Chili aangeboden ter verzending naar voornoemd adres [adres 3] ,

en

heeft één van zijn mededaders aan de hand van een traceernummer van deze zending op de website van DHL meermalen de statusberichten en/of verblijfplaats van deze zending geraadpleegd

en

hebben hij, verdachte, en zijn collega-douaneambtenaar [medeverdachte 1] overeenkomstig een tevoren gemaakte afspraak op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost gereed gestaan om, in het geval voornoemde zending door de Douane/Belastingdienst was geselecteerd voor een douanecontrole, voornoemde zending niet te onderwerpen aan een (deugdelijke) douanecontrole en niet in beslag te nemen

en

heeft hij, verdachte, op 19 oktober 2015 in de vestiging van DHL op Schiphol-Oost tussen de door de Douane voor een douanecontrole geselecteerde dozen/pakketten uitgekeken naar dozen/pakketten verzonden vanuit Chili

en

heeft [medeverdachte 5] op het adres [adres 3] gewacht op de aflevering van voornoemde door DHL op dit adres af te leveren zending bevattende dozen/pakketten met flessen met olijfolie en cocaïne

en

heeft/hebben hij, verdachte, en één of meer van zijn mededader(s) (een) bespreking(en) gevoerd en/of informatie uitgewisseld en/of ingewonnen en/of verschaft over één of meer van de hierboven omschreven handeling(en);

feit 3 hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 4 november 2015 in Nederland, als ambtenaar (douaneambtenaar),

giften van [medeverdachte 2] en/of een ander, te weten:

- contante geldbedragen,

heeft aangenomen,

terwijl hij, verdachte, wist dat die giften hem werden gedaan,

teneinde hem te bewegen om in zijn bediening als douaneambtenaar iets te doen of na te laten,

bestaande dit doen of nalaten uit:

- het regelen van inroostering op controlediensten bij DHL op Schiphol-Oost op de dagen dat aldaar een zending met cocaïne voor douanecontrole geselecteerd zou kunnen worden en daaraan onderworpen zou kunnen worden

en

- het achterwege laten van (deugdelijke) douanecontroles op en het achterwege laten van inbeslagneming van zendingen, waarvan hij wist dat daarin een hoeveelheid cocaïne verborgen was;

feit 4 hij in de periode van 15 april 2015 tot en met 10 november 2015 in Nederland

heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in

- artikel 10, vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en

- artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet .

Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Bespreking van het beroep op eendaadse samenloop dan wel voortgezette handeling

De raadsman heeft betoogd dat bij de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, elk op zich zelf beschouwd, in relatie tot hetgeen onder 3 ten laste is gelegd sprake is van eendaadse samenloop dan wel van een voortgezette handeling.

Het hof overweegt als volgt.

Vastgesteld kan worden dat het bij een deel van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte weliswaar gaat om in tijd en plaats samenhangende en voor een deel overlappende gedragingen, maar ook dat deze op essentiële onderdelen van elkaar verschillen. Gelet op hetgeen bewezen is verklaard is naar het oordeel van het hof geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), nu de onder 1 en 2 bewezenverklaarde gedragingen niet zonder meer de delictsomschrijving van artikel 363 Sr vervullen en het onder 3 bewezenverklaarde niet voldoende overlap vertoont met het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. Het verweer van de raadsman wordt in zoverre verworpen.

Ook van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 Sr is geen sprake. Van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Sr is sprake indien de verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt. Het hof acht daartoe van belang dat het wilsbesluit tot het onder 1 en 2 bewezenverklaarde ziet op overtreding van de Opiumwet, welke wet strekt tot het beschermen van de volksgezondheid. Het wilsbesluit tot onder 3 bewezenverklaarde ziet daarentegen op passieve omkoping in de zin van artikel 363 Sr , welke bepaling strekt tot bescherming van de integriteit van de overheid. Het hof verwerpt ook dit verweer.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet , door zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.

Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet .

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot zeven jaren gevangenisstraf.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting in hoger beroep, in plaats van tot de door de rechtbank opgelegde straf zal worden veroordeeld tot 79 maanden gevangenisstraf.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft samen met anderen ongeveer 8 kilogram cocaïne uit Chili ingevoerd. Ook heeft hij de invoer van cocaïne uit Venezuela voorbereid en bevorderd. De verdachte maakte deel uit van een criminele organisatie die zich bezig hield met de invoer van cocaïne. Het hof rekent de verdachte aan dat hij met zijn gedragingen zijn eigen gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs heeft gesteld en bereid was die afnemers bloot te stellen aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is immers algemeen bekend dat met name het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht. Op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog verder worden geschaad, waarbij langdurige begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt.

Het ging in de criminele organisatie waaraan de verdachte deelnam om zodanige hoeveelheden cocaïne dat daarmee ook diverse andere maatschappij ontwrichtende verschijnselen in verband moeten worden gebracht. Gewezen kan worden op het witwassen van grote geldsommen, afrekeningen in het criminele circuit, en – niet in de laatste plaats – op de corrumperende werking die kan uitgaan van de in drugsorganisaties gegenereerde geldbedragen. Dat laatste effect is in deze zaak even scherp als stuitend aan het licht gekomen.

De verdachte heeft zich samen met een collega als douaneambtenaar laten omkopen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn positie, het vertrouwen dat in hem werd gesteld en van de kennis die hij als douaneambtenaar had over het functioneren van de douane en de wijze waarop pakketten worden gecontroleerd. Door zijn handelen heeft hij de integriteit van de douane op Schiphol in diskrediet gebracht. De verdachte heeft het systeem van controle op de internationale drugshandel ondermijnd. De verdachte heeft dit kennelijk alleen gedaan om er zelf financieel beter van te worden.

Het hof heeft gelet op straffen die meestal worden opgelegd voor soortgelijke feiten, zoals beschreven in de zogenoemde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een geslaagde invoer van 8 kilogram cocaïne wordt een gevangenisstraf genoemd van 54 maanden genoemd als dit feit wordt gepleegd door een persoon die enige rol in een daarop gerichte organisatie speelt. Voor een geslaagde invoer van 3 kilogram cocaïne wordt een gevangenisstraf genoemd van 36 maanden als dit feit wordt gepleegd door een persoon die enige rol in de organisatie speelt. Ten aanzien van de invoer van 3 kilogram cocaïne in boeken wordt niet bewezen dat deze cocaïne is ingevoerd, maar (alleen) dat de verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht. Het hof heeft rekening gehouden met de verhouding tussen het strafmaximum voor de geslaagde opzettelijke invoer van cocaïne (12 jaar) en het strafmaximum voor voorbereidingshandelingen (6 jaar). Voor omkoping bestaat geen oriëntatiepunt van het LOVS.

De verdachte had een onmisbare rol in de criminele organisatie. Uit de afgeluisterde gesprekken volgt dat de organisatie gesprekken voerde over veel meer drugszendingen dan de gedragingen die bij dit arrest bewezen worden verklaard. [medeverdachte 2] stemde steeds met [verdachte] af om ervoor te zorgen dat de zendingen, als deze voor een controle geselecteerd zouden worden, bij [verdachte] en [medeverdachte 1] terecht zouden komen. Uit de gesprekken valt op dat de verdachte [medeverdachte 2] adviseerde over de manier waarop, wanneer en de financiële voorwaarden waartegen deze verzendingen zouden plaatsvinden.

Het hof heeft ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting zijn gebleken. De verdediging heeft in dat verband naar voren gebracht dat de verdachte een gezin heeft en zijn leven op orde heeft gebracht, ook al blijkt hem dat veel meer moeite te kosten dan hij vooraf had gedacht. De verdachte schaamt zich onder meer tegenover zijn voormalige collega’s en heeft berouw zodat het opleggen van een aanzienlijke gevangenisstraf voor het verminderen van het risico op herhaling niet nodig is. Het hof hecht, gelet op de ernst en omvang van de bewezen verklaarde feiten, aan deze persoonlijke omstandigheden echter geen doorslaggevend gewicht.

Het hof acht, alles afwegende en gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar passend en geboden.

Redelijke termijn

De advocaat-generaal heeft erop gewezen dat de redelijke termijn van berechting in hoger beroep is overschreden en heeft daaraan de conclusie verbonden dat strafvermindering moet volgen.

Het hof overweegt daaromtrent als volgt.

In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als zodanige handeling geldt in de onderhavige zaak de inverzekeringstelling van de verdachte op 10 november 2015.

Deze zaak vloeit voort uit een tamelijk omvangrijk politieonderzoek dat heeft geresulteerd in de tenlastelegging van een substantieel aantal strafbare feiten bij een zestal personen door wie een of meer van deze feiten zijn medegepleegd. De zaken tegen de verdachte en zijn mededaders zijn door de rechtbank gelijktijdig berecht. Met de inhoudelijke behandeling is een aantal zittingsdagen in juni 2017 gemoeid geweest. De rechtbank heeft binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen vonnis gewezen op 20 juli 2017. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarna het dossier op 25 januari 2018, binnen de inzendtermijn van acht maanden, bij de griffie van het gerechtshof is ingekomen.

Ook in hoger beroep is de zaak van de verdachte gelijktijdig berecht met de zaken tegen de vier medeverdachten die eveneens hoger beroep hebben ingesteld. Op 21 september 2018 heeft een regiezitting plaatsgevonden, waarop is beslist op de door een aantal raadslieden ingediende verzoeken. De inhoudelijke behandeling in hoger beroep heeft in oktober 2019 een aantal zittingsdagen in beslag genomen. Het hof wijst arrest ongeveer twee jaar en drie maanden na het instellen van hoger beroep. In het licht van het voorgaande, en in aanmerking genomen dat het hof arrest wijst binnen vier jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, is het hof van oordeel dat – voor zover al geoordeeld zou moeten worden dat de ingewikkeldheid van de zaak geen toereikende rechtvaardiging vormt voor de duur van de berechting in hoger beroep – volstaan moet worden met de constatering van de beperkte overschrijding van de redelijke termijn van berechting in hoger beroep. Het hof ziet dan ook geen aanleiding voor strafvermindering.

Beslag

Verbeurdverklaring

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal 4.400 euro (aangetroffen in een kluis), bestaande uit:

- 4 bankbiljetten van 500 euro;

- 48 bankbiljetten van 50 euro,

behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien zij geheel of grotendeels door middel van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen. Het hof acht immers bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende opiumdelicten en ambtelijke omkoping, hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft bekend, en niet aannemelijk is geworden dat deze gelden een andere, legale herkomst hadden.

Teruggave

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van in totaal 25 USD (aangetroffen in een kluis), bestaande uit:

- 1 bankbiljet van 20 USD;

- 1 bankbiljet van 5 USD,

behoren aan de verdachte toe. Het hof is van oordeel dat die voorwerpen dienen te worden teruggeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 363 van het Wetboek van Strafrecht .

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 subsidiair als derde cumulatief/alternatief, het onder 3 als eerste cumulatief/alternatief, het onder 5 en het onder 6 ten laste gelegde.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

- 4 bankbiljetten van 500 euro;

- 48 bankbiljetten van 50 euro.

Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

- 1 bankbiljet van 20 USD;

- 1 bankbiljet van 5 USD.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van

mr. T. Kaandorp, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

30 oktober 2019.

Procesdossier map 19, p. 27 en 32.

Procesdossier map 19, p. 4-7, met bijlagen.

Procesdossier map 19, p. 9-14, met bijlagen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature