Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De verdachte heeft gedurende een langere periode grote geldbedragen tussen de € 100.000 en bijna € 1,7 miljoen euro voor anderen vervoerd binnen Europa.

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-000568-18

datum uitspraak: 27 november 2019

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer

15-710377-15 tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1988,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

13 november 2019.

De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari 2015 tot en met 20 maart 2015, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in de gemeente Amsterdam en/of in de gemeente Amstelveen en/of te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, en/of in de gemeente Delft, althans in Nederland, en/of te Barcelona (Spanje), althans in Spanje en/of te Milaan (Italië), althans in Italië,

(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens)

-van (een) voorwerp(en), te weten een of meer (verschillende) (grote) hoeveelheden (contant) geld (bedragen) de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of -(een) voorwerp(en), te weten een of meer (verschillende) (grote) hoeveelheden (contant) geld(bedragen) verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,

terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en)

-onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

immers heeft/hebben zij verdachte en/of haar mededader(s) toen en daar met voornoemde wetenschap (telkens) (onder meer)

(incident 1)

-een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 180.000,= euro, althans een geldbedrag, voorhanden gehad en/of vervoerd/doen vervoeren en/of overgedragen/afgeleverd (op of omstreeks 11 maart 2015) en/of

(incident 2)

-een (contant[e]) geldbedrag van (ongeveer) 225.000,= euro en/of 350.000,= euro, althans (een) geldbedrag(en), voorhanden gehad en/of vervoerd/doen vervoeren en/of overgedragen/afgeleverd (op of omstreeks 19 maart 2015) en/of

(incident 3)

-een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 500.000,= euro, althans een geldbedrag, voorhanden gehad en/of vervoerd/doen vervoeren en/of overgedragen/afgeleverd (op of omstreeks 16 maart 2015) en/of

(incident 5)

-een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 100.000,= euro, althans een geldbedrag, voorhanden gehad en/of vervoerd/doen vervoeren en/of overgedragen/afgeleverd (op of omstreeks 21 februari 2015) en/of

(incident 6)

-een (contant[e]) geldbedrag(en) van (ongeveer) 575.000,= euro en/of 850.000,= euro, althans (een) geldbedrag(en), ontvangen/verworven en/of voorhanden gehad en/of vervoerd/doen vervoeren en/of overgedragen/afgeleverd (op of omstreeks 21 februari 2015) en/of

(incident 7)

-een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 1.699.870,=, althans een geldbedrag, ontvangen/verworven en/of voorhanden gehad en/of vervoerd/doen vervoeren (in of omstreeks de periode van 19 februari 2015 tot en met 22 februari 2015) en/of

(incident 8)

-een (contant) geldbedrag van (ongeveer) 100.800,=, althans een geldbedrag, voorhanden gehad en/of vervoerd/doen vervoeren en/of overgedragen/afgeleverd (op of omstreeks 23 februari 2015).

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Het hof stelt vast dat de nummering van de incidenten in het dossier niet overeenkomt met de nummering in de tenlastelegging. In de tenlastelegging ontbreekt nummer 4 waardoor de nummering in de tenlastelegging loopt van 1 tot en met 3 en van 5 tot en met 8, waar in het dossier de incidenten zijn genummerd van 1 tot en met 7. De incidenten 5 tot en met 8 in de tenlastelegging komen dus overeen met de nummers 4 tot en met 7 in het dossier. Het hof zal in het arrest de nummering van de tenlastelegging aanhouden.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof gedeeltelijk anders beslist en overigens om redenen van doelmatigheid.

Verweer en verzoeken in hoger beroep

De raadsman heeft – zakelijk samengevat – bepleit dat de door de verdachte in Spanje afgelegde verklaringen uitgesloten moeten worden van het bewijs, omdat het de verdachte voorafgaand en tijdens het verhoor aan adequate rechtsbijstand heeft ontbroken. Zij is weliswaar bijgestaan door een Spaanse advocaat, maar nu het een Nederlandse strafzaak betreft had zij door een Nederlandse (strafrecht)advocaat moeten worden bijgestaan. Bovendien is tijdens een pauze in het verhoor ongeoorloofde druk op haar uitgeoefend om te verklaren. Spaanse politiefunctionarissen hebben immers tijdens een bezoek van de verdachte aan het toilet haar geadviseerd om te verklaren over een medeverdachte, zulks om niet verder in de problemen te komen.

In dit verband (en, naar het hof begrijpt, voor het geval het verweer niet wordt gehonoreerd) is verzocht de Spaanse advocaat, alsmede de Spaanse en Nederlandse functionarissen die bij het verhoor aanwezig waren, als getuige te horen, alsmede prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie.

De verdachte is, ingevolge een Nederlands rechtshulpverzoek, op 15 mei 2016 in Barcelona als verdachte gehoord. Volgens het proces-verbaal van het verhoor, dat zich bij de stukken bevindt (map 1A, Rechtshulpverzoeken, bijlage 3) is de verdachte gewezen op haar zwijgrecht en op het recht om zich te laten bijstaan door een advocaat. De verdachte heeft van dit laatste recht gebruik gemaakt en is tijdens het verhoor door een advocaat bijgestaan. Daarmee is aan de relevante eisen voldaan. Indien de advocaat meende niet in staat te zijn adequate rechtsbijstand te verlenen had het op zijn weg gelegen ter zake actie te ondernemen. Indien de verdachte meende dat zij geen adequate rechtsbijstand ontving had zij dit aan de orde kunnen stellen en om een andere advocaat kunnen vragen. De algemene stelling dat in een Nederlandse strafzaak slechts een Nederlandse advocaat effectieve rechtsbijstand kan verlenen is onjuist. Het horen als getuige van de Spaanse advocaat, de Spaanse politiefunctionarissen en de Nederlandse functionarissen is dan ook niet noodzakelijk. Dat geldt ook voor het stellen van prejudiciële vragen.

Ook overigens is niet gebleken dat de verdachte in enig processueel belang is geschaad in verband met voornoemd verhoor. De stelling van de verdediging dat de verdachte onder druk zou zijn gezet door de Spaanse verbalisanten is niet onderbouwd. Het verhoor is bovendien ondertekend door de verdachte en haar Spaanse advocaat. Indien de door de raadsman verzochte getuigen de gestelde toedracht zouden bevestigen, volgt daaruit niet dat op de verdachte onrechtmatige druk is uitgeoefend, op een wijze die consequenties zou hebben voor het gebruik van haar verklaring. Het verhoor van die getuigen is dus ook in dit opzicht niet noodzakelijk.

De raadsman heeft daarnaast verzocht tot het horen van een reeks getuigen over de kunsthandel van de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]). Die verzoeken zullen hieronder worden behandeld.

Partiële vrijspraak

De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gesteld dat het openbaar ministerie berust in de vrijspraak van het witwassen van het bedrag van € 350.000,00 (tenlastegelegd onder incident 2). De advocaat-generaal stelt voorts dat het openbaar ministerie zich niet kan vinden in de vrijspraak voor het witwassen van het bedrag van € 225.000,00 (tenlastegelegd onder incident 2) en het bedrag van € 575.000,00 (tenlastegelegd onder incident 6) en dat hiervoor een bewezenverklaring dient te volgen.

Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank en acht niet bewezen het witwassen van voornoemde geldbedragen van € 225.000,00 alsmede € 350.000,00 (tenlastegelegd onder incident 2) en € 575.000,00 (tenlastegelegd onder incident 6). Bij deze onderdelen bestaan onvoldoende aanknopingspunten voor betrokkenheid van de verdachte bij de verweten gedragingen. De verdachte wordt derhalve van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Telecom gegevens

In haar verhoor heeft de verdachte verklaard dat zij gebruik maakte van het telefoonnummer [nummer]. De medeverdachte [medeverdachte] was tijdens zijn aanhouding op 20 maart 2015 in het bezit van (onder andere) een Sony Xperia Z3, een BlackBerry Q10, alsmede een Apple iPhone 5S. In de lijst met contacten van de chat-applicatie Line in de Sony Xperia van [medeverdachte] staat dat de naam ‘[verdachte]’ hoort bij [verdachte]. In de BlackBerry van [medeverdachte] staat bij de Messenger contacten de naam [verdachte] vermeld, waarbij een profielfoto is geplaatst van de verdachte [verdachte]. Daarnaast blijkt uit chatsessies op de Sony Xperia Z3 en de BlackBerry Q10 die betrekking hadden op een reis op 21 februari 2015 naar Milaan met een bedrag van € 100.000 (incident 5) dat hierover, zowel door “[verdachte]” als “[verdachte]” wordt gesproken.

Hieruit moet worden afgeleid dat de verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [nummer] en ook dat, waar in de voor het bewijs gebruikte chatgesprekken de naam [verdachte] of [verdachte] voorkomt, dit de verdachte betreft.

Bedragen

Waar in chatgesprekken over ‘honderdtallen’ wordt gesproken, zijn kennelijk bedragen ‘maal duizend’ bedoeld. Dit wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte. Zij heeft bij incident 1 verklaard 180.000 te hebben vervoerd, terwijl in de chat over ‘180’ wordt gesproken. Bij incident 5 heeft zij verklaard € 100.000,00 afgedragen te hebben terwijl op de chat ‘100’ wordt genoemd.

Incident 1, 3, 5, 6, 7 en 8

Op basis van de hierna uitgewerkte bewijsmiddelen en het voorgaande in ogenschouw genomen stelt het hof vast dat de verdachte de volgende geldtransporten heeft verricht:

incident 1, 11 maart 2015, € 180.000,00

incident 3, 16 maart 2015, € 500.000,00

incident 5, 21 februari 2015, € 100.000,00

incident 6, 21 februari 2015, € 850.000,00

incident 7, 19 februari 2015 tot en met 22 februari 2015, € 1.699.870,00

incident 8, 23 februari 2015, € 100.800,00

Vermoeden van witwassen

Het is hoogst ongebruikelijk om dergelijke grote geldbedragen in contanten (soms in boodschappentassen van [winkel]) te vervoeren, gelet op de veiligheidsrisico’s waarmee dit gepaard gaat. De verdachte heeft in dit kader deelgenomen aan conversaties met versluierd taalgebruik. Zij werd daarin geïnstrueerd om plaatsen waar camera’s hingen te mijden. Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband bezien, is een ernstig vermoeden van witwassen jegens de verdachte gerechtvaardigd. In dat geval mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de legale herkomst van de geldbedragen.

Verklaring van de verdachte over de herkomst geldbedragen

De verdachte heeft verklaard dat de geldbedragen, die zij voor medeverdachte [medeverdachte] vervoerde, verband hielden met kunsthandel van [medeverdachte]. Daarbij heeft zij aangevoerd dat in deze kunsthandel veel grote contante bedragen omgaan en dat de verdachte zich namens [medeverdachte] heeft bezig gehouden met het contante betalingsverkeer rondom concrete transacties betreffende kunstwerken omdat hij haar vertrouwde en hij zelf niet altijd in de gelegenheid was om de geldbedragen te vervoeren. De raadsman heeft in dit kader zijn verzoek om de oproeping als getuige van een dertiental personen herhaald. Deze

– veelal in het buitenland wonende – personen dienen allen ter onderbouwing van de stelling van de verdediging dat het geld een legale herkomst heeft en afkomstig is uit de kunsthandel van de medeverdachte [medeverdachte], en niet uit enig misdrijf, aldus de raadsman.

Deze verklaring van de verdachte met betrekking tot de herkomst van het geld is onvoldoende onderbouwd. De verdachte heeft weliswaar informatie over de kunsthandel van [medeverdachte] overgelegd, zoals een lijst met kunstwerken van [medeverdachte]-art, een beschrijving van de kunstcollectie [medeverdachte]-art en foto’s van de kunstcollectie, maar uit deze stukken blijkt niet dat de geldtransporten inderdaad te maken hadden met deze kunsthandel en dat deze gelden een legale herkomst hadden. Iedere concrete onderbouwing over de herkomst van de geldbedragen ontbreekt. Bovendien blijkt uit de overgelegde stukken dat de verkoopprijzen van de kunstwerken van de kunsthandel van [medeverdachte] variëren van enkele honderden euro’s tot een paar duizend euro per kunstwerk. Deze bedragen staan niet in verhouding tot de omvang van de geldtransporten die hebben plaatsgevonden. Dat er sprake zou zijn van duurdere kunstwerken, waaronder een Picasso, is – mede nu iedere onderbouwing hiervan ontbreekt – niet aannemelijk. Evenmin heeft de verdachte onderbouwd waarom de bedragen niet via bancaire transacties konden worden overgemaakt maar fysiek moesten worden vervoerd met alle bijkomende kosten en risico’s van dien. Het is in het licht van de verklaring van de verdachte bovendien onwaarschijnlijk dat de verdachte niet kan verklaren hoe het geld was verpakt en dat zij nooit een factuur of andere papieren heeft gezien die op de herkomst betrekking hebben. Ook de verklaring van de verdachte, dat zij bij aankomst op het doorgegeven adres niet pleegde te verifiëren dat de persoon die zij daar aantrof inderdaad de persoon was aan wie zij het geldbedrag diende te overhandigen roept vragen op.

Het hof wil aannemen dat [medeverdachte] in de kunsthandel werkzaam was, maar hetgeen de door de verdediging verzochte getuigen zouden kunnen verklaren is niet betrokken op de concrete geldbedragen die in deze zaak aan de orde zijn. Er is niet gesteld dat de getuigen kunnen verklaren dat de handel een dermate grote omvang had dat bedragen in deze orde van grootte moesten worden vervoerd, laat staan dat en waarom deze in contanten moesten worden overgebracht. Daarmee is onvoldoende onderbouwd dat de verklaringen van belang kunnen zijn voor enige door het hof te nemen beslissing, zodat de noodzaak om de getuigen te horen niet is komen vast te staan.

Conclusie: gewoontewitwassen

Gelet op het vorengaande kan het niet anders zijn dan dat de ten laste gelegde geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat de verdachte dat wist. Op basis van de periode en de frequentie van de gepleegde feiten, moet worden geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.

Bewijsmiddelen

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze hierna zijn weergegeven.

(…)

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

zij op tijdstippen in de periode van 1 februari 2015 tot en met 20 maart 2015, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in de gemeente Amsterdam en/of in de gemeente Amstelveen, althans in Nederland, en/of te Barcelona (Spanje), althans in Spanje en/of te Milaan (Italië), telkens tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij, verdachte en haar mededader telkens voorwerpen, te weten verschillende grote hoeveelheden contante geldbedragen verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij, verdachte en haar mededader telkens wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, immers hebben zij verdachte en haar mededader toen en daar met voornoemde wetenschap

(incident 1)

-een contant geldbedrag van 180.000,= euro, voorhanden gehad en vervoerden overgedragen/afgeleverd (op 11 maart 2015) en

(incident 3)

-een contant geldbedrag van 500.000,= euro, voorhanden gehad en vervoerd/doen vervoeren en overgedragen/afgeleverd (op of omstreeks 16 maart 2015) en

(incident 5)

-een contant geldbedrag van 100.000,= euro, voorhanden gehad en vervoerd en overgedragen/afgeleverd (op 21 februari 2015) en

(incident 6)

-een contant geldbedrag van 850.000,= euro, ontvangen en voorhanden gehad en vervoerd en overgedragen/afgeleverd (op 21 februari 2015) en

(incident 7)

-een contant geldbedrag van ongeveer 1.699.870,= euro, ontvangen en voorhanden gehad en vervoerd (in de periode van 19 februari 2015 tot en met 22 februari 2015) en

(incident 8)

-een contant geldbedrag van ongeveer 100.800,= euro, voorhanden gehad en vervoerd en overgedragen/afgeleverd (op of omstreeks 23 februari 2015).

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte is opgezadeld met crimineel geld zonder dat zij het wist en dat bij dit fungeren als “geldezel” geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf past zoals gevorderd. Hij heeft verzocht de mogelijkheid van het uitvoeren van een taakstraf in overweging te nemen. De raadsman heeft voorts gesteld dat de verdachte heeft gehandeld uit naïviteit en geen financieel profijt van het feit heeft gehad. Ook heeft de raadsman gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, namelijk dat zij een eigen [bedrijf] runt en daarmee naast zichzelf zowel haar ouders als haar personeel probeert te onderhouden en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ertoe zal leiden dat zij alles verliest.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft gedurende een langere periode grote geldbedragen tussen de € 100.000 en bijna

€ 1,7 miljoen euro voor anderen vervoerd binnen Europa. Zij haalde deze bedragen op en/of leverde deze af volgens de instructies die zij ontving van medeverdachte [medeverdachte] of anderen. Tevens was zij verantwoordelijk voor het (na)tellen van de bedragen. De verdachte wist dat dit geld onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf. De stelling van de verdediging dat de verdachte niet wist van het criminele geld en hier geen profijt van heeft gehad, volgt het hof niet. Door haar handelen heeft zij in belangrijke mate meegewerkt aan het onttrekken van de uit misdrijf afkomstige opbrengsten aan het zicht van justitie en de fiscus. De verdachte heeft op deze wijze een onmisbare schakel vervuld in het criminele witwascircuit. Door dergelijke witwaspraktijken wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd en indirect ook bevorderd. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.

Gezien de aard, de duur, omvang en de ernst van het bewezen verklaarde komt naar het oordeel van het hof een vrijheidsbenemende straf in aanmerking. Het hof is van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf recht doet aan de ernst van het feit en sluit zich hierbij aan. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de LOVS oriëntatiepunten voor fraude en de ondergeschikte rol van verdachte ten opzichte van medeverdachte [medeverdachte]. Laatstgenoemde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 maart 2017 voor nagenoeg dezelfde feiten en nog andere hiermee samenhangende feiten tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden veroordeeld. De door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden geven geen aanleiding om tot een andere strafmaat dan wel strafmodaliteit te komen.

Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 november 2019.

mr. N.J.M. de Munnik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

=========================================================================

[…]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature