Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Diefstallen, waaronder een diefstal die is gevolgd van geweld en een diefstal die is gevolgd van bedreiging met geweld. Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren. Voorwaardelijke verzoeken. Vorderingen bp. Vorderingen TUL.

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-004523-16

datum uitspraak: 7 juni 2019

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 november 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-684450-15 en 23-003240-13, 13-684937-14 (TUL) tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1975,

adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 27 augustus 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer flessen drank (cognac ter waarde van totaal 204,68 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 1] (filiaal [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (werkzaam bij voornoemd winkelbedrijf) en/of [slachtoffer 2] (beveiliger), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte (op de openbare weg, de Raadhuisstraat, in elk geval op een openbare weg), toen en/of nadat hij, verdachte door voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] werd tegengehouden en/of vastgepakt, opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds eenmaal of meermalen zich van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft losgerukt en/of losgetrokken waardoor voornoemde [slachtoffer 1] op de grond kwam te vallen en/of de arm van voornoemde [slachtoffer 2] heeft weg geslagen en/of een tas (met drankflessen) heeft weg gegooid en/of stuk gegooid in de nabijheid van en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of met voornoemde [slachtoffer 2] in worsteling is geraakt;

2.hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 27 mei 2015 en/of 28 mei 2015 en/of 31 mei 2015 en/of 28 juli 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer doosjes en/of flesjes met geuren/luchtjes/parfum (ondermeer op of omstreeks 28 juli 2015 ongeveer 18 parfumflessen ter waarde van ongeveer 757,86), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf de [winkel 2] (filiaal [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

3. primairhij op of omstreeks 04 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee tassen met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,

welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en/of meerdere andere personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte een of meer slaande en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [benadeelde 2] en/of voornoemde meerdere andere personen;

3. subsidiairhij op of omstreeks 04 juli 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk kleding, een portemonnee en diverse andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsverweren

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte stelt dat hij de flessen cognac in een andere slijterij had gekocht in de buurt van het [hotel] Hotel.

De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 erop gewezen dat de camerabeelden niet zijn toegevoegd aan het dossier terwijl het hof heeft beslist dat dit wel nodig was, en de verdediging dus niet in staat is te controleren of de constateringen van de verbalisant die de beelden heeft bekeken juist zijn.

De raadsman verbond hieraan het verzoek de processen-verbaal met de beschrijving van de camerabeelden op grond van 359a van het Wetboek van Strafvordering van het bewijs uit te sluiten.

Nu verder geen bewijs voorhanden is, moet de verdachte van dit feit van dit feit worden vrijgesproken.

De raadsman heeft tenslotte vrijspraak bepleit van het onder 3 primair ten laste gelegde, omdat er geen bewijs is voor een wegnemingshandeling. Ook dient vrijspraak te volgen voor het onder 3 subsidiair, nu de verdachte heeft verklaard dat hij de onbeheerde goederen naar de beveiliging van het zwembad wilde brengen, aldus de raadsman.

Het hof overweegt als volgt.

Feit 1

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de winkel [winkel 1] liep met in zijn hand een opvallende fles met een geribbelde rand. De verdachte rekende bij de kassa een fles rosé en een flesje Corona af, maar niet de opvallende fles. Toen hij de winkel verliet, ging het alarm bij de poortjes af. Winkelmedewerkster [slachtoffer 1] ging achter de verdachte aan. Zij sprak de verdachte op de diefstal aan en hij werd agressief. Hij gebruikte geweld en rende weg.

De verdachte is kort daarna aangehouden. Verbalisanten troffen twee flessen cognac in de tas van de verdachte aan. [slachtoffer 1] herkende deze flessen als afkomstig uit de winkel van [winkel 1] , omdat deze bijzonder gevormd en erg exclusief waren. De medewerkster zag tevens dat er beveiligingslabels van de [winkel 1] op waren aangebracht. Van beide flessen stond er maar één in de winkel. Deze waren die dag niet verkocht, terwijl de plekken waar deze flessen stonden, leeg waren.

Het hof acht het alternatieve scenario van de verdachte dat hij de flessen cognac in een andere slijterij had gekocht, gelet op het hiervoor overwogene, niet aannemelijk. De waarneming van de raadsman in het beslaghuis is met het voorgaande niet onverenigbaar omdat deze pas later plaatsvond en de beveiligingslabels niet onlosmakelijk deel uitmaken van de in beslag genomen flessen. Deze zijn evenmin vermeld op de beslaglijst.

Het hof komt op basis van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. Het hof verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.

Feit 2

De camerabeelden zijn niet in het dossier gevoegd omdat ze niet meer beschikbaar zijn.

Het hof constateert dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof ziet hierin geen aanknopingspunt voor bewijsuitsluiting, maar zal behoedzaam omgaan met de bewijsvraag. Uit de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, zoals de waarnemingen van aangeefster [aangeefster] van de diefstallen op de diverse data, waarbij zij de verdachte heeft herkend als degene die alle keren geuren wegnam en zijn werkwijze telkens als identiek heeft aangemerkt. Het hof volstaat met een constatering van het vormverzuim, zodat dit verweer niet leidt tot de door de verdediging gewenste gevolgen.

Feit 3

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte kort na wegneming van de twee tassen van verschillende personen in het [plek] daar werd aangetroffen met deze goederen in een grote [winkel 3] tas.

De stelling van de verdachte dat hij de beide tassen had gevonden en naar de beveiliging wilde brengen is volstrekt onaannemelijk. Hij heeft daartoe geen details genoemd en bovendien probeerde hij te ontkomen en maakte hij zwaaiende bewegingen naar diverse personen nadat hij op de diefstal was aangesproken.

Het hof komt op basis van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, tot een bewezenverklaring van de onder 3 primair ten laste gelegde diefstal. Ook dit verweer van de raadsman wordt dus verworpen.

Voorwaardelijke verzoeken

De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht, indien het hof de verdachte niet vrijspreekt voor feit 1de aangeefster [slachtoffer 1] te doen horen als getuige.

Verder heeft de raadsman ten aanzien van feit 2 verzocht, indien het hof meent dat dit een compensatie kan bieden voor het vormverzuim de aangeefster [aangeefster] en de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te doen horen als getuigen.

Feit 1

Het hof wijst het verzoek tot het horen van de aangever [slachtoffer 1] als getuige af, omdat de noodzaak daartoe niet is gebleken en overweegt als volgt. Het hof ziet geen concreet aanknopingspunt in de verklaring van [slachtoffer 1] op grond waarvan het hof het noodzakelijk acht om haar nader te horen.

Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof dit verzoek bovendien onvoldoende onderbouwd.

Feit 2

Het hof wijst eveneens af het verzoek ten aanzien van feit 2 tot het horen van de aangeefster [aangeefster] en de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als getuigen, nu dit verzoek onvoldoende is onderbouwd en, mede gelet op het hiervoor overwogene, de noodzaak hiertoe ook overigens niet is gebleken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 27 augustus 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee flessen drank (cognac ter waarde van totaal 204,68 euro), toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 1] , filiaal [adres 2] , welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , werkzaam bij dat winkelbedrijf, en [slachtoffer 2] , beveiliger, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij op de openbare weg de Raadhuisstraat toen en nadat hij door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd tegengehouden en vastgepakt, opzettelijk gewelddadig en dreigend en onverhoeds zich van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft losgerukt en losgetrokken waardoor [slachtoffer 1] op de grond kwam te vallen, en de arm van voornoemde [slachtoffer 2] heeft weg geslagen en een tas met drankflessen heeft weg gegooid en stuk gegooid in de nabijheid van en in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en met [slachtoffer 2] in worsteling is geraakt;

2.hij op 27 mei 2015, 28 mei 2015, 31 mei 2015 en 28 juli 2015 te Amsterdam, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen doosjes en flesjes met geuren/luchtjes/parfum (onder meer op 28 juli 2015 ongeveer 18 parfumflessen ter waarde van ongeveer 757,86), toebehorende aan winkelbedrijf de [winkel 2] , filiaal [adres 2] ;

3. primairhij op 4 juli 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee tassen met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 3] en [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , welke diefstal werd gevolgd bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van personen.

Hetgeen onder 1, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op

heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

diefstal, meermalen gepleegd.

Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:

diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.

De raadsman heeft verzocht een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en indien nodig daarnaast een taakstraf.

Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. De reclassering heeft dit heeft geadviseerd en de verdachte heeft een eerder opgelegde taakstraf succesvol afgerond. In ieder geval dient geen langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd te worden, omdat de verdachte dan zijn toekomstperspectieven, zijn woning en zijn uitkering kwijt zou raken, aldus de raadsman.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal diefstallen, waaronder een diefstal die is gevolgd van geweld en een diefstal die is gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen. Diefstallen maken inbreuk op het eigendomsrecht van een ander en veroorzaken schade en vaak veel hinder voor de gedupeerden. Bijzonder kwalijk is het bovendien wanneer zo’n diefstal vergezeld gaat van geweld en/of bedreiging met geweld. Een dergelijke handelwijze is intimiderend voor de slachtoffers en zij ondervinden hiervan veelal een langdurige psychische nasleep. Hiervoor heeft de verdachte kennelijk geen enkel oog gehad. De verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen geldelijk gewin. Het hof rekent dit alles de verdachte aan.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 mei 2019 is hij eerder veelvuldig ter zake van vermogensdelicten, waarbij hij tevens geweld heeft gebruikt, onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.

Het hof, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Inbeslaggenomen voorwerpen

Het onder 3 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp ( [winkel 3] tas) dat aan de verdachte toebehoort en zal daarom worden verbeurdverklaard.

De hieronder genoemde flessen alcohol, Courvoisier en Remy Martin, dienen te worden geretourneerd aan de rechthebbende ( [winkel 1] ).

De overige hieronder genoemde voorwerpen dienen te worden bewaard voor de rechthebbende, omdat niet is komen vast te staan aan wie deze toebehoren.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 519,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 320,00; de dagwaarde van de i-Phone. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 320,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.

Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.435,43. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 475,90. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.

Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 475,90 (bestaande uit de dagwaarde van de i-Phone ter hoogte van € 350,00; de waarde van een 20-eurobiljet en de aanschaf van nieuwe identiteitsbewijzen tot een bedrag van € 105,90).

De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.

Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (23-003240-13)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 november 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Het hof zal in verband met de in positieve zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

Vordering tenuitvoerlegging (13-684937-14)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Het hof zal ook hier in verband met de in positieve zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

1.00

STK Tas, [winkel 3] .

Gelast de teruggave aan [winkel 1] , filiaal [adres 2] te Amsterdam, van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

1.00

STK Alcohol, COURVOISIER XO

1.00

STK Alcohol, REMY MARTIN XO.

Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

1.00

STK Portemonnee Kl: bruin

1.00

STK Zonnebrandolie

5.00

STK Sok

1.00

STK Shirt Kl: groen

1.00

STK Tas Kl: groen

1.00

STK Halsketting Kl: zilver

1.00

STK Zaktelefoon (twee oortjes zwart en wit)

2.00

STK Handdoek

1.00

STK Kam

2.00

STK Borstel

1.00

STK Aftershave

4.00

DVS Toiletartikel

1.00

STK Rekenmachine

Geld Euro 6.30.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 320,00 (driehonderdtwintig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 320,00 (driehonderdtwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 4 juli 2015.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 475,90 (vierhonderdvijfenzeventig euro en negentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 475,90 (vierhonderdvijfenzeventig euro en negentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 4 juli 2015.

Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 november 2014 met parketnummer

23-003240-13, te weten een gevangenisstraf voor de duur van één maand, een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.

Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2015 met parketnummer 13-684937-14, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.M. van der Nat, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2019.

mr. M.M. van der Nat is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

=========================================================================

[…]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature