U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De verdachte is in een fastfoodrestaurant beland in een vechtpartij met twee mannen. Nadat die vecht¬partij was beëindigd, is hij naar zijn eerdere belagers toegerend en heeft hij één van hen aangevallen, waarbij hij hem rake klappen heeft uitge¬deeld. Het beroep op noodweer(exces) wordt verworpen nu de gedragingen van de verdachte naar de uiter¬lijke verschijningsvorm en op grond van diens bedoeling moeten worden aang¬e¬merkt als aanvallend. Oplegging van een geldboete in plaats van een taakstraf, nu het slachtoffer en zijn metgezel de initiators zijn geweest van het eerdere gevecht en de verdachte daarbij eveneens rake klappen heeft gehad.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-002003-18

datum uitspraak: 3 december 2019

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-199272-17 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

19 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 14 april 2017 te Amsterdam [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft mishandeld door dezen meermalen op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een beperkter bewezenverklaring komt dan de politierechter. Daarnaast komt het hof op een andere grond tot verwerping van de beroepen op noodweer en noodweerexces.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 14 april 2017 te Amsterdam [benadeelde 1] heeft mishandeld door deze meermalen tegen het hoofd te slaan.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bespreking van de beroepen op noodweer en noodweerexces

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte zich kan beroepen op noodweer en noodweerexces en dat hij daarom moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, dan wel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is kort gezegd aangevoerd dat de verdachte door de aangevers is aangevallen en op diverse momenten sprake was van een noodweersituatie, waaraan hij zich niet kon onttrekken. Als gevolg van de aanval is bij hem een hevige gemoedsbeweging ontstaan waardoor hij zich – na het eindigen van de noodweersituatie – opnieuw in het gevecht heeft gestort.

Op grond van de verklaringen die zich in het dossier bevinden, een proces-verbaal met de beschrijving van de beschikbare camerabeelden en het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en hoger beroep komt het hof tot de volgende vaststellingen en oordelen.

Op 4 april 2017 heeft in een filiaal van fastfoodketen [keten] aan het Leidseplein te Amsterdam een handgemeen plaatsgevonden waarbij enerzijds de verdachte en anderzijds aangevers [benadeelde 1] en

[benadeelde 2] waren betrokken. Hierbij hebben zich achtereenvolgens geweldshandelingen voorgedaan op de begane grond, op een plateau van de trap naar de eerste verdieping en op de eerste verdieping van deze horeca gelegenheid.

Het incident nam een aanvang toen de verdachte met zijn vriendin bij de counter stond om te bestellen. Achter hen stonden [benadeelde 1] en [benadeelde 2] die hen maanden om op te schieten. Hierop ontstond een woordenwisseling tussen de verdachte en de aangevers en vervolgens enig duw- en trekwerk tussen de verdachte en [benadeelde 1]. Hierna gaf [benadeelde 2] de verdachte een vuistslag in het gezicht.

Het hof merkt deze laatste handeling aan als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte. Aannemelijk is dat de geweldstoepassing die de verdachte vervolgens op de begane grond en op het plateau heeft verricht noodzakelijk was voor de verdediging tegen deze aanranding en de daarop volgende geweldshandelingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2].

Dit geldt echter niet voor het geweld dat de verdachte ongeveer 25 seconden (na de schermutseling op het plateau) op de eerste verdieping op [benadeelde 1] heeft toegepast. Na die schermutseling is [benadeelde 2] de trap naar de eerste verdieping opgelopen. Eén van de medewerkers van [keten] liep achter [benadeelde 2] aan, kennelijk om hem gescheiden te houden van de verdachte. Vervolgens is de verdachte achter [benadeelde 2] aan de trap opgerend, waarbij een omstander heeft getracht hem tegen te houden. [benadeelde 1] rende ook de trap op, achter [benadeelde 2] en de verdachte aan. Aangekomen op de eerste verdieping is de verdachte door medewerkers van het restaurant gescheiden van [benadeelde 1] en [benadeelde 2], waardoor een grote lege ruimte tussen de verdachte enerzijds en [benadeelde 1] en [benadeelde 2] anderzijds ontstond. De verdachte is toen van de ene naar de andere kant van de ruimte – en op [benadeelde 1] en [benadeelde 2] af – gerend, terwijl één van de medewerkers hem wederom tevergeefs heeft geprobeerd tegen te houden. De verdachte heeft zich vervolgens opnieuw in een gevecht met [benadeelde 1] gestort, waarbij hij [benadeelde 1] meermalen met de hand en de vuist op het hoofd en in het gezicht heeft geslagen.

De verdachte heeft op de terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij, ondanks dat partijen van elkaar gescheiden waren, toch op [benadeelde 1] en [benadeelde 2] is afgegaan, omdat hij verhaal wilde gaan halen. Het hof is van oordeel dat deze gedragingen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm en op grond van diens bedoeling moeten worden aangemerkt als (een tegenaanval en dus als) aanvallend. Daarop stuiten de beroepen op noodweer en noodweerexces af (vgl. HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:108). De verweren worden verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, is de verdachte strafbaar.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 24 uren, te vervangen door 12 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de draagkracht en de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte is in een fastfoodrestaurant beland in een vechtpartij met twee mannen. Nadat die vechtpartij was beëindigd, is hij naar zijn eerdere belagers toegerend en heeft hij één van hen aangevallen, waarbij hij hem rake klappen heeft uitgedeeld. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en in wezen het recht in eigen hand genomen.

Bovendien brengen geweldsmisdrijven als de onderhavige gevoelens van angst en onrust teweeg in de maatschappij, in het bijzonder bij de medewerkers en de gasten die in de horecagelegenheid van het incident getuige hebben moeten zijn.

In soortgelijke gevallen pleegt niet zelden een taakstraf opgelegd. In dit geval weegt het hof in sterkere mate dan de politierechter mee dat, hoewel het gedrag van de verdachte in laatste instantie niet toelaatbaar is geweest, hij zijns ondanks in deze situatie is beland en dat het slachtoffer en diens metgezel de eerdere vechtpartij zijn begonnen en de verdachte daarbij eveneens rake klappen heeft gekregen. Daarom vindt het hof de modaliteit van de taakstraf te fors en kiest het ervoor de verdachte, zoals voorgesteld door de raadsman, een geldboete op te leggen.

Het hof acht, alles afgewogen, een geldboete van na te melden omvang passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding voor een bedrag van € 1.031,77, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering bestaat uit € 531,77 ter compensatie van materiële schade (kapotte jas, verdwenen horloge en eigen risico zorgverzekering ) en € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het is vooralsnog onvoldoende duidelijk of de gestelde schade (geheel) het gevolg is van de bewezenverklaarde gedragingen, nu daaraan een vechtpartij tussen dezelfde personen is voorafgegaan. Bovendien is die voorafgaande vechtpartij door de benadeelde partij en zijn metgezel geïnitieerd. Namens de verdachte is onder verwijzing naar de overwegingen van de politierechter gesteld dat die omstandigheid (naar het hof begrijpt: op de voet van artikel 6:101, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek) moet leiden tot een vermindering van de vergoedingsplicht van de verdachte. Naar het oordeel van het hof kan binnen het bestek van deze strafzaak in onvoldoende mate het debat daarover worden gevoerd en daarnaar onderzoek worden gedaan, terwijl die stelling bepaald niet reeds op voorhand als onjuist kan worden afgedaan. Het hof schuift de suggestie van de gemachtigde van de benadeelde partij om, indien het hof zou menen dat er aan de zijde van de benadeelde partij sprake is van eigen schuld, de toe te wijzen bedragen te halveren als ‘te kort door de bocht’ terzijde. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

3 december 2019.

=========================================================================

[…]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature