Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Eendaadse samenloop van belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling van ex-vriendin. Verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Uitbreiding locatieverbod. Toewijzing immateriële schadevergoeding benadeelde partij.

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-003091-18

datum uitspraak: 23 april 2019

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 augustus 2018 in de strafzaak onder de parketnummers

15-031843-18 en 15-810072-17 (TUL) tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1967,

adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

9 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten aanpassing omschrijving tenlastelegging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:

1.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 april 2017 tot en met

15 februari 2018 te Haarlem, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig

opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten van

die van [benadeelde] ,

door telkens, en/of veelvuldig en/of een- of meerma(a)l(en):

- ( een) sms-/Facebook-bericht(en) en/of (rouw)kaart(en) en/of brief(jes) (al dan niet per

post) (aan die [benadeelde] ) te verzenden (al dan niet van beledigende en/of dreigende

aard), en/of;

- die [benadeelde] via Facebook te benaderen (middels (een) vriendschapsverzoek(en)),

en/of;

- ( een of meer) advertentiekaartje(s) bij supermarkt [supermarkt] achter te laten (met

daarop — zakelijk weergegeven — vermeld: “gratis af te halen” producten en het adres

van die [benadeelde] ) en/of;

- zich (hinderlijk) in de directe omgeving van de woning van die [benadeelde] op te houden en/of

(daar) (dreigend) naar die [benadeelde] te roepen/schreeuwen, en/of

- zich (hinderlijk) in de directe omgeving van de school van de zoon van die [benadeelde] op te

houden, en/of;

- ( een) e-mailadres(sen) op naam van die [benadeelde] aangemaakt (om daarmee);

- ( een) (andere) ((in)directe) relatie(s), vriend(en), familielid/-leden en/of kennis(sen)

van die [benadeelde] (dreigend en/of beledigend en/of smadelijk) (over of (zogenaamd)

namens die [benadeelde] ) te benaderen en/of aan te spreken en/of (aan) te schrijven en/of

(een) bericht(en) te sturen en/of dat/die/deze (of diens/dier werkgever)) via Facebook

en/of e-mail en/of internet (dreigend en/of beledigend en/of belastend en/of smadelijk)

te benaderen en/of te berichten;

met het oogmerk die [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of

vrees aan te jagen.

2.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 januari tot en met 15

februari 2018 te Haarlem, althans in Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig

misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,

door dié [benadeelde] een of meerdere (rouw)kaarten toe te sturen voorzien met - onder

andere - de volgende (bedreigende) tekst(en):

- jullie gaan bloeien (...) die varken trap ik hardtstikke in elkaar (...) schijt aan de politie,

reclassering en gevangenis (...) ik stuur marrocaantjes langs je huis, en/of

- je auto gaat de fik in en jij ook (...) dood kankerhoer.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij in de periode van 19 april 2017 tot en met 15 februari 2018 te Haarlem, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] door:

- sms-berichten en (rouw)kaarten en een brief (al dan niet per post) aan [benadeelde] te verzenden, al dan niet van beledigende en dreigende aard en

- advertentiekaartjes bij supermarkt [supermarkt] achter te laten met daarop - zakelijk weergegeven - vermeld: “gratis af te halen” producten en het adres van [benadeelde] en

- zich (hinderlijk) in de directe omgeving van de woning van [benadeelde] op te houden en

daar dreigend naar die [benadeelde] te schreeuwen en

- zich in de directe omgeving van de school van de zoon van [benadeelde] op te houden;

- een familielid van [benadeelde] dreigend over [benadeelde] een bericht te sturen via Facebook;

met het oogmerk [benadeelde] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen.

2.hij in de periode van 25 januari tot en met 15 februari 2018 te Haarlem, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door [benadeelde] (rouw)kaarten toe te sturen voorzien met de volgende bedreigende teksten:

- jullie gaan bloeien (...) schijt aan de politie, reclassering en gevangenis, (...) ik stuur marrocaantjes langs je huis, en

- je auto gaat de fik in en jij ook (...) dood kankerhoer.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op de eendaadse samenloop van

belaging en

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden opgelegd en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel bevolen. De gestelde voorwaarden betroffen, kort gezegd en onder meer,

( a) het naleven van een meldplicht bij de reclassering,

( b) het ondergaan van een klinische opname bij [kliniek] ,

( c) het (vervolgens) meewerken aan een ambulant nazorgtraject,

( d) indien geïndiceerd, het nemen van voorgeschreven medicatie,

( e) het naleven van een contactverbod met de aangeefster [benadeelde] en

( f) het naleven van een verbod om zich binnen een straal van 100 meter van haar woning te begeven.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest met een proeftijd van 3 jaren. Voorts heeft hij gevorderd dat aan de verdachte de maatregel TBS met voorwaarden wordt opgelegd en dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Ernst van de bewezenverklaarde feiten

De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer tien maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin, begaan in een eendaadse samenloop met bedreigingen jegens haar. Nadat zij de relatie met de verdachte had verbroken is hij haar en haar kinderen gaan lastig vallen door middel van het sturen van kaarten, sms-berichten en zich op te houden nabij haar woning en bij de school van haar zoon. Genoemde berichten hadden een naar, grof, grievend en intimiderend karakter. Ook heeft de verdachte zijn ex-vriendin (rouw)kaarten met dreigende teksten gestuurd. Met zijn handelen heeft de verdachte een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner. Zij heeft zich behoorlijk beknot gevoeld in haar bewegingsvrijheid en zag zich geconfronteerd met gevoelens van onrust en angst. Sterker nog, zij gaat hieronder nog altijd gebukt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft zij verklaard dat zij en haar kinderen nog steeds niet in staat zijn een rustig bestaan te leiden, niettegenstaande de beperkende voorwaarden die door de rechtbank aan de TBS-maatregel zijn verbonden.

Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 maart 2019 is gebleken dat hij bij vonnis van 29 mei 2017 is veroordeeld ter zake van belaging en wel van hetzelfde slachtoffer. Een deel van de thans bewezen gedragingen heeft plaatsgevonden nadat dat vonnis op 13 juni 2017 onherroepelijk was geworden. Deze veroordeling heeft de verdachte er kennelijk niet toe gebracht die gewraakte gedragingen achterwege te laten. Daarnaast blijkt uit het uittreksel dat hij in 2009 ook al eens onherroepelijk is veroordeeld ter zake van bedreiging. Een en ander wordt sterk in zijn nadeel gewogen.

Op grond van het bovenstaande zou de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur gerechtvaardigd zijn, indien de verdachte zijn daad volledig zou kunnen worden toegerekend.

De persoon van de verdachte

Het hof heeft met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte onder meer acht geslagen op de volgende stukken:

- het maatregelrapport van GGZ Fivoor van 21 maart 2019, opgemaakt door reclasseringswerker [naam 1] ;

- een omtrent de verdachte opgemaakt rapport van 14 mei 2018 van psycholoog [naam 2] en van 7 mei 2018 van psychiater [naam 3] .

Psychiater [naam 3] en de psycholoog [naam 2] zijn, kort gezegd, beiden tot de conclusie gekomen dat de verdachte is behept met een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline persoonlijkheidstrekken, ook ten tijde van het ten laste gelegde.

De psycholoog stelt vast: zowel een antisociale persoonlijkheidsstoornis (gedragsproblemen rond de puberteit ontstaan, met enige regelmaat in aanraking komen met politie en justitie, zeer impulsief, zich onverantwoordelijk gedragen, prikkelbaar en agressief, gebrekkig empathisch vermogen) als een borderline persoonlijkheidsstoornis (verwoede pogingen om verlating te voorkomen, instabiele relaties door extreme devaluatie en idealisering, een instabiel zelfbeeld, verhoogd impulsief op gebieden die hem kunnen schaden, affectiabiliteit, moeite hebben boosheid te beheersen, achterdochtig geraken bij oplopende stress). Uit het testpsychologisch onderzoek komt naar voren dat de verdachte zeer impulsief is en beschikt over weinig adequate controlemechanismen. Vaker gebruikt hij soft- of harddrugs en/of alcohol ter regulatie van het zelf of ageert hij deze uit middels verbale en fysieke agressie jegens mensen en/of materie. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. Belangrijke risicofactoren hierbij zijn de antisociale en de borderline persoonlijkheidsstoornis. Beide stoornissen zorgen voor impulsiviteit en agressiviteit, waarbij verdachte in verminderde mate in staat is om zijn emoties, agressie en impulsen adequaat te reguleren, waardoor hij in het verleden vaker met politie en justitie in aanraking kwam. Daarnaast zorgt de borderline persoonlijkheidsstoornis ervoor dat de verdachte veel woede jegens het slachtoffer ervaart. Daarbij is het zorgelijk te noemen dat aan de verdachte voorafgaand aan de onderhavige feiten een behandeling geboden is voor zijn problematiek, maar hij zijn medewerking hierin zeer wisselend getoond heeft.

De psychiater heeft gerapporteerd dat de persoonlijkheidsstoornis een chronische stoornis is. Daarbij is risicoverhogend dat de verdachte ondanks de eerdere veroordeling en de lopende behandeling contact bleef zoeken met aangeefster. Destijds kreeg de verdachte ook een waarschuwing voor het niet nakomen van afspraken met de psycholoog, de psychiater en de reclassering. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat, gebaseerd op de klinische inschatting in combinatie met een inventarisatie van risicofactoren.

De gedragskundigen adviseren de rechter de verdachte in verband met die stoornis als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Ter beteugeling van het verhoogd ingeschatte recidivegevaar adviseren zij voorts de verdachte de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. De psycholoog heeft erop gewezen dat met deze maatregel het toezicht langdurig is en dat dit van belang is, omdat de gedragingen voortkomend uit de persoonlijkheidspathologie hardnekkig zijn en niet zomaar veranderd, waardoor terugvallen in stalkingsgedrag weer kan ontstaan, ook wanneer de verdachte opnieuw door een geliefde verlaten zou worden. De psycholoog heeft geadviseerd de behandeling door middel van een klinische opname te starten, waarna toegewerkt kan worden naar een ambulant traject.

Nu de conclusies van de gedragskundigen worden gedragen door hun bevindingen neemt het hof deze over en maakt die tot de zijne. Het hof rekent de verdachte het onder 1 en 2 bewezenverklaarde dus in verminderde mate toe. Dit heeft een sterk matigende werking op de op te leggen gevangenisstraf.

Uit het maatregelrapport van GGZ Fivoor van 21 maart 2019 komt het volgende naar voren.

Nadat de verdachte uit detentie is ontslagen, is een aanvang gemaakt met het traject dat voortvloeide uit de door de rechtbank opgelegde maatregel die dadelijk uitvoerbaar was verklaard. In verband daarmee is hij per 13 september 2018 opgenomen geweest op de [kliniek] . Daar heeft hij zich (uiteindelijk) goed ingezet voor zijn behandeling en daarbij serieus te nemen stappen gemaakt. Hij lijkt aan zelfinzicht te hebben gewonnen en een positievere houding te hebben ten opzichte van hulpverlening. Na ommekomst van de klinische behandeling is de verdachte met ingang van 13 maart 2019 teruggekeerd in zijn eigen woonruimte, een chalet op een bungalowpark in [plek] . De reclassering schat het recidiverisico inmiddels als laag/gemiddeld in en het risico op onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld. De reclassering adviseert de maatregel TBS met voorwaarden te continueren en heeft daartoe geactualiseerde voorwaarden voorgesteld. De opsteller van dit rapport, reclasseringswerker [naam 1] , heeft ter terechtzitting in hoger beroep toegelicht dat het belang van voortzetting van de maatregel voornamelijk is gelegen in het in de praktijk brengen van hetgeen de verdachte gedurende de klinische behandeling is aangeleerd.

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat er niet langer redenen zijn om aan de verdachte de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen, gelet op het als laag ingeschatte recidivegevaar en nu de geïndiceerde intramurale behandeling reeds is ondergaan. Een strafrechtelijk drangkader zou ook kunnen worden gevormd door een (deels) voorwaardelijke straf, waarbij bijzondere voorwaarden kunnen worden gesteld, aldus de raadsman. Het hof zal de raadsman hierin niet volgen. Daartoe is het volgende redengevend.

De verdachte heeft in het verleden de bijzondere voorwaarden die waren gesteld bij het genoemde vonnis van 29 mei 2017, waaronder een behandelverplichting, op verschillende wijzen overtreden, zo blijkt uit een reclasseringsrapport van 19 maart 2018. Verder blijkt uit het rapport van 21 maart 2019 dat de behandeling van de verdachte niet rimpelloos is verlopen. Bij het naderen van de einddatum is hij ‘oud gedrag’ gaan vertonen en zijn eigen plan gaan trekken, zonder steun en raad van derden te accepteren. Verder is het hof gebleken dat de verdachte de grenzen van de door de rechtbank bij de maatregel gestelde voorwaarden welhaast tot het uiterste en in elk geval op een calculerende wijze opzoekt. Zo houdt hij zich nog altijd op in de directe woonomgeving van het slachtoffer, weliswaar op een afstand van meer dan 100 meter van haar woning, maar wel bij een plein dat aansluit op de straat waar zij woont. Daarmee lijkt hij een eventuele confrontatie, die reëel is, bepaald niet uit te weg te gaan. Sterker nog, hij heeft op de terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat hij vindt dat het slachtoffer met de kans op zo’n confrontatie moet leren leven. Daarnaast heeft hij daar verklaard nog gevoelens voor haar te hebben en van haar te houden. Daarbij komt dat de verdachte weliswaar inmiddels intramuraal is behandeld, maar hij het geleerde nog nauwelijks in de praktijk heeft kunnen brengen en bovendien actief op zoek is naar een nieuwe relatie. Mede om die redenen is het hof er, anders de raadsman, nog bepaald niet gerust op dat het recidivegevaar dat de verdachte in zich bergt tot dusdanige proporties is teruggebracht dat oplegging van de TBS-maatregel achterwege kan blijven.

Daarom zal het hof, net als de rechtbank, de maatregel TBS met voorwaarden opleggen en daarbij voorwaarden stellen die aansluiten op hetgeen thans door de reclassering is voorgesteld. Het hof is daarbij van oordeel dat de teugels bij het verdere behandel- en begeleidingstraject wat strakker mogen worden aangetrokken. Het hof geeft hier zelf gevolg aan door, ingegeven door het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, het locatieverbod dat door de rechtbank als voorwaarde is gesteld uit te breiden naar een straal van 500 meter rondom de woning van het slachtoffer. Het hof vraagt er in dat verband verder aandacht voor dat de plek waarop het de verdachte is vergund te gaan wonen en de sociale contacten (in persoon en via het internet) die hem door de reclassering worden toegestaan, ogenschijnlijk niet bijdragen aan het voorkomen van directe en indirecte confrontaties met het slachtoffer.

Het hof stelt vast dat aan de wettelijke eisen als genoemd in de artikelen 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan. Bij de verdachte was ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde feit immers sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, de door de verdachte begane feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 285 en 285b Sr, betreffen misdrijven als genoemd in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1 º, Sr, en naar het oordeel van het hof eist de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling.

In het niet weg te poetsen recidivegevaar ziet het hof aanleiding de maatregel op grond van artikel 38, zevende lid, Sr dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Voor het geval in de toekomst wordt bevolen dat de verdachte alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, overweegt het hof dat de maatregel niet wordt opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht is tegen of een gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, zodat de duur van de terbeschikkingstelling op voorhand gemaximeerd is.

Ten slotte is het hof met de rechtbank van oordeel dat naast de maatregel van TBS met voorwaarden aan de verdachte ter vergelding een gevangenisstraf van zeven maanden moet worden opgelegd. Gelet op de aard en ernst van de in samenloop gepleegde feiten en in aanmerking genomen dat deze kort na een eerdere belaging van hetzelfde slachtoffer zijn gepleegd, kan met een andere of lagere straf niet worden volstaan, anders dan de verdediging heeft bepleit.

Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof, gelet op de voorwaarden die reeds in het kader van de TBS met voorwaarden worden gesteld en de afschrikwekkende werking die uitgaat van de mogelijkheid dat bij de niet naleving daarvan alsnog een bevel tot verpleging van overheidswege wordt gegeven, geen aanleiding om daar nog een voorwaardelijk strafdeel aan toe te voegen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, maar ter terechtzitting in hoger beroep heeft zij de vordering beperkt tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 3.000,00.

De advocaat-generaal heeft gevorderd de gehele vordering, voor zover in hoger beroep aan de orde, toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsman heeft bepleit de gehele vordering af te wijzen, nu deze niet is onderbouwd en niet is gebaseerd op gebruikelijke uitspraken over smartengeld en daarom niet eenvoudig vast te stellen.

Het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast (HR 17 november 2000, NJ 2001/215). Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW , en vergelijkbare jurisprudentie in aanmerking genomen, naar maatstaven van billijkheid schatten op € 2.000,00.

Het hof heeft in het bijzonder gelet op de (langere) duur van de bewezenverklaarde belaging, het feit dat de aangeefster nu voor de tweede maal slachtoffer is geworden van belaging door deze zelfde verdachte, de impact die dit op de benadeelde partij en haar kinderen heeft gehad, de ingrijpende aard van de (teksten op de) aan haar toegezonden (rouw)kaarten en de gevolgen voor zowel haar werk- als privéleven alsook de omstandigheid dat zij hulp van allerlei instanties heeft moeten inroepen.

Het ter zake van immateriële schade meer gevorderde zal worden afgewezen, omdat dat deel van de vordering de grenzen van de billijkheid te buiten gaat. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr . opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 37 a, 38, 38a, 38v, 55, 285 en 285b Sr.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 29 mei 2017 opgelegde voorwaardelijke een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit.

Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan twee strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, is essentieel dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan consequenties worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te gebeuren, zeker nu de thans bewezen feiten zijn begaan tegen hetzelfde slachtoffer als in de zaak die heeft geleid tot het vonnis van 29 mei 2017. Omdat vrijheidsbeneming het traject dat in het kader van TBS met voorwaarden dient te worden gecontinueerd zou doorkruisen, ziet het hof in dit geval aanleiding om, in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, de tenuitvoerlegging te gelasten van een taakstraf van hierna te melden duur.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij als voorwaarden dat de verdachte

- zich niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit;

- zich meldt bij GGZ Reclassering Fivoor, of een andere reclasseringsinstelling, zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht, en zich houdt aan de door of namens zijn toezichthouder te geven aanwijzingen;

- meewerkt aan een ambulante (forensisch psychiatrische) behandeling van Fivoor Ambulant Centrum, of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling, en aan forensisch psychiatrisch toezicht (FPT), en zich houdt aan de aanwijzingen die hem door zijn behandelaars worden gegeven;

- ( indien de reclassering dat noodzakelijk vindt) zich in het kader van een kortdurende time-out plaatsing van maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, klinisch laat opnemen bij [kliniek] of soortgelijke, door de reclassering aan te wijzen instelling;

- zich met betrekking tot drugs- en alcoholgebruik houdt aan de aanwijzingen van zijn behandelaars en de reclassering, ook ingeval dit volledige abstinentie van die middelen inhoudt, waarbij de controle op de naleving van deze voorwaarde kan worden ondersteund door middel van urineonderzoek en/of blaastesten waaraan de verdachte zijn medewerking moet verlenen;

- de medicatie neemt die hem door zijn behandelaars wordt voorgeschreven, zolang als die behandelaars dat nodig achten;

- zich jegens de reclassering begeleidbaar en controleerbaar opstelt, de reclassering openheid geeft over zijn sociale netwerk en relaties en de reclassering toestemming geeft om met alle personen en instellingen die van belang zijn voor de controle op de naleving van de gestelde voorwaarden, contact op te nemen en informatie uit te wisselen;

- meewerkt aan het vinden van passend werk dan wel een andere zinvolle dagbesteding en aan het vinden en het behoud van passende huisvesting, ook als dit naar het oordeel van de reclassering een plaatsing en verblijf in een beschermde dan wel begeleide woonvorm betreft;

- de reclassering inzage geeft in zijn financiën en, indien door de reclassering noodzakelijk geacht, meewerkt aan de totstandkoming van bewindvoering of budgetbeheer;

- zich niet zonder toestemming van de reclassering én het Openbaar Ministerie buiten de landsgrenzen van Nederland begeeft;

- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 4] 1983 in [geboorteplaats 4] en haar kinderen, te weten [kind 1] , geboren op [geboortedag 2] 2005 in [geboorteplaats 2] en [kind 2] , geboren [geboortedag 3] 2002 in [geboorteplaats 3] ;

- zich niet bevindt binnen een straal van 500 meter van de woning van [benadeelde] aan de [adres 2] .

Beveelt dat de opgelegde maatregel tot terbeschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.000,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 februari 2018.

Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 29 mei 2017 met parketnummer 15-810072-17, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. C.N. Dalebout en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

23 april 2019.

mrs. C.N. Dalebout en J.J.I. de Jong zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

=========================================================================

[…]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature