U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vrijspraak van moord.

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-001837-17

datum uitspraak: 4 december 2019

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-689002-16 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,

adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 14 mei 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, naar voornoemde [benadeelde] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer kogel(s) in het hoofd van voornoemde [benadeelde] heeft/hebben geschoten en/of afgevuurd.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Weliswaar komt het hof tot dezelfde beslissing als de rechtbank, maar de motivering daarvan behelst deels andere en aanvullende gronden en het hof acht het ten behoeve van de overzichtelijkheid van belang dat de beslissing en motivering in één rechterlijke uitspraak worden opgenomen.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Het hof overweegt hiertoe het volgende.

Een getuige die zijn/haar personalia geheim wilde houden, heeft op 11 juni 2015 bij de politie een verklaring afgelegd over de schietpartij waarbij de verdachte naar zijn/haar zeggen was betrokken. Nadien, op 10 januari 2017, is hij/zij door de rechter-commissaris gehoord als bedreigde getuige op de voet van artikel 226a e.v. Sv.

De rechter moet het gebruik van de verklaring van een bedreigde getuige als bewijsmiddel motiveren (art. 360, eerste lid, Sv). De rechter-commissaris heeft de verklaring van de genoemde getuige betrouwbaar geacht, maar dat neemt de eigen verantwoordelijkheid van de zittingsrechter ten aanzien van de beoordeling van de bewijskracht van de verklaring niet weg. Daarbij is naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval nog van belang dat de getuige niet heeft verklaard uit eigen wetenschap over de schietpartij zelf.

Daarnaast geldt dat een bewezenverklaring niet uitsluitend of in beslissende mate mag berusten op de verklaring(en) van een bedreigde getuige. Naast de verklaring van de bedreigde getuige is dus voldoende ander bewijs nodig om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.

Het hof overweegt over dat steunbewijs het volgende.

Diverse personen, onder wie de aangever, hebben de schutter omschreven als een donker getinte, mollige man met een rond gezicht en kortgeschoren haar, die een groene jas droeg. Van de schutter (en zijn metgezel) zijn camerabeelden voorhanden, maar op geen van deze beelden zijn gelaatstrekken zichtbaar. Een van de betrokken opsporingsambtenaren ([verbalisant 1]) heeft verklaard de verdachte te herkennen op de camerabeelden – in haar hoedanigheid van wijkagent had zij de verdachte regelmatig gesproken –, maar haar herkenning reikte niet verder dan de gezichtscontouren, de lichaamshouding en het postuur van de schutter op de beelden. [verbalisant 1] omschreef geen gezichtskenmerken. Om die reden kan aan de herkenning van de verdachte door [verbalisant 1] slechts zeer beperkte waarde worden toegekend.

Daarnaast hebben drie andere opsporingsambtenaren – [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] – verklaard dat zij met name door de kleding en het postuur van de schutter op de camerabeelden vermoedden dat het om de verdachte ging, met wie zij ambtshalve bekend waren door de onderzoeken [onderzoek 1] en [onderzoek 2]. Zij hebben voorts verklaard dat de kleding van de schutter en zijn fiets overeenkwamen met, althans leken op, de kleding en de fiets van de verdachte op foto’s uit die onderzoeken. Het betreffen derhalve geen persoonlijke herkenningen van de verdachte zelf. En het hof acht de waargenomen overeenkomsten met de foto’s uit de onderzoeken [onderzoek 1] en [onderzoek 2] onvoldoende om daaruit de conclusie te kunnen trekken dat deze persoon de verdachte moet zijn geweest.

Ook is niet onbelangrijk dat de aangever bij een foslo-confrontatie niet de verdachte maar twee andere personen als (mogelijke) betrokkenen bij de schietpartij heeft aangewezen.

Het overige bewijsmateriaal dat in de richting van de verdachte als dader lijkt te wijzen – zoals de telefoongesprekken tussen zijn vriendin [naam 1] en zijn ex-vriendin [naam 2] en tussen [naam 2] en haar vader, de telefoongesprekken van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], de in de penitentiaire inrichting (waar de verdachte was gedetineerd) opgenomen gesprekken tussen hem en [medeverdachte 1], de reacties van [naam 1] en [naam 2] op de hun getoonde foto’s/stills van de verdachte, en de reactie van [medeverdachte 1] op de uitzending ‘Opsporing verzocht’ – is onvoldoende redengevend om als volwaardig bewijs bij te dragen aan een bewezenverklaring.

Alles overwegende is het hof van oordeel, dat naast de verklaring van de bedreigde getuige, in onderlinge samenhang bezien onvoldoende steunbewijs voorhanden is. Bij die stand van zaken komt het hof niet toe aan een beoordeling van de bewijskracht van de verklaring van de bedreigde getuige.

Het voorgaande brengt mee dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en de verdachte dient te worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 66.087,06. Ter zitting in eerste aanleg is de vordering verlaagd met een bedrag van € 992,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, waarbij de vordering zoals ingediend in eerste aanleg is gewijzigd naar een bedrag van € 54.565,06 aan materiële en immateriële schadevergoeding en € 530,00 aan proceskosten.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Trel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 december 2019.

=========================================================================

[adres 2]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature