Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Bewezenverklaring van een poging tot diefstal van een auto en diefstal van een autoradio door die auto open te breken. Oplegging voorwaardelijke gevangneisstraf vanwege lopende ISD-maatregel en de toepasselijkheid van het bepaalde in artikel 63 Sr ,

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-000423-19

datum uitspraak: 27 augustus 2019

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 november 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-181988-18 en 23-002360-16 (TUL) tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,

thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

13 augustus 2019.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij meer dan 14 dagen nadat het vonnis hem was betekend, appel heeft laten instellen.

Het hof stelt vast dat de mededeling uitspraak van onderhavig verstekvonnis op zaterdag 19 januari 2019 aan de verdachte is betekend. Nu de laatste dag van de termijn om hoger beroep in te stellen op een zaterdag viel, werd deze termijn ingevolge artikel 1.1 van de Algemene termijnenwet verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, dus maandag 4 februari 2019. Het appel is ingesteld op die dag, zodat de verdachte ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 9 maart 2018 te Sint Pancras, gemeente Langedijk, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een auto ( Toyota Starlet (kenteken: [kenteken])), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, inklimming en/of een valse sleutel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.hij op of omstreeks 9 maart 2018 te Sint Pancras, gemeente Langedijk, in elk geval in Nederland, een autoradio, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of inklimming en/of een valse sleutel.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken op de grond dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de auto heeft opengebroken en de autoradio heeft weggenomen.

Het hof overweegt als volgt.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 9 maart 2018 in Sint Pancras de auto van de aangeefster [benadeelde] is opengebroken. De bovenstijl van het portier aan de bestuurderszijde van de Toyota was verbogen en de autoradio is weggenomen. In de auto is bij het contactslot en op het dashboard en stuur bloed aangetroffen. Een bemonstering van het bloed op het dashboard onder nummer [nummer] is overgedragen aan de afdeling Forensische Opsporing Noord-Holland. Door die afdeling is een onderzoek bij het NFI aangevraagd. Het NFI concludeert dat het DNA in het te onderzoeken bloedspoor met nummer [nummer] overeenkomt met het DNA van de verdachte en dat de kans dat het DNA in die bloedspoor van een ander is dan de verdachte kleiner is dan één op één miljard.

Het hof ziet op basis van het dossier, ook gelet op de vindplaatsen van het bloed, geen redenen aanwezig om aan te nemen dat op 9 maart 2018 meer dan één persoon bloedsporen in de auto heeft achtergelaten. De verdediging heeft dat ook niet gesteld. Wel heeft de verdediging naar voren gebracht dat het enkel aantreffen van DNA-materiaal van de verdachte in de auto onvoldoende is om wettig en overtuigend bewijs van het tenlastegelegde aan te nemen.

Op basis van het hiervoor overwogene acht het hof bewezen dat van de verdachte drie bloedsporen in de opengebroken auto zijn aangetroffen. Gelet op de plaatsen waar dit bloed is aangetroffen – bij het contactslot, op het dashboard en op het stuur – is sprake van dadersporen. Zeker nu de verdachte geen deze redengevendheid ontzenuwende verklaring voor het aantreffen van zijn bloed op deze plekken heeft afgelegd, voegt het hof daaraan toe dat met name het bloed op het contactslot is aan te merken als passend bij een gedraging die naar de uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf om de Toyota te stelen. Derhalve is sprake geweest van een begin van uitvoering en kan het onder 1 tenlastegelegde worden bewezen. Op grond van het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – is het hof eveneens van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 9 maart 2018 te Sint Pancras, gemeente Langedijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een auto, Toyota Starlet met kenteken: [kenteken], die toebehoorde aan [benadeelde], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of een valse sleutel, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.hij op 9 maart 2018 te Sint Pancras, gemeente Langedijk, een autoradio, die toebehoorde aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of valse sleutels.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een auto en de diefstal van een autoradio door die auto open te breken. Dit is een ergerlijk feit, waarmee schade en overlast is veroorzaakt, en waarmee de verdachte heeft aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendom.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 juli 2019 is hij eerder strafrechtelijk veroordeeld wegens (soortgelijke) misdrijven. Uit ditzelfde uittreksel volgt dat aan de verdachte bij het inmiddels onherroepelijke geworden vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 mei 2019 de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) is opgelegd.

De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen aan recidivisten plegen te worden opgelegd, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Gezien de omstandigheden die zich na het plegen van onderhavig feit hebben voorgedaan, te weten de lopende ISD-maatregel en de toepasselijkheid van het bepaalde in artikel 63 Sr, zal het hof de gevan genisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen.

Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijk gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 925,05, bestaande uit materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.

De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen en vermeerderd met de wettelijke rente.

De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen. De raadsman van de verdachte heeft de vordering in hoger beroep niet betwist.

Het hof overweegt als volgt.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 925,05. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Het hof zal als ingangsdatum van de wettelijke rente voor de schade bepalen: 9 maart 2018 .

Oplegging van een maatregel

Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 36f 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 23-002360-16

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 925,05 (negenhonderdvijfentwintig euro en vijf cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 925,05 (negenhonderdvijfentwintig euro en vijf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 9 maart 2018.

Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 14 september 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 januari 2017, parketnummer 23-002360-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.A. van Eijk en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van

mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

27 augustus 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature