U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Bevestiging behalve t.a.v. straf en met aanvulling en verbetering van gronden.

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-004172-17

datum uitspraak: 19 juli 2019

VERSTEK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-083564-17 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Libanon) op [geboortedag] 1983,

adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde geldboete – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat de gebezigde bewijsmiddelen op na te melden wijze zullen worden verbeterd en aangevuld.

Bewijsmiddelen

Het hof zal de bewijsmiddelen als volgt verbeteren en aanvullen:

In de zakelijke weergave van bewijsmiddel I wordt achter ‘man 1’ opgenomen: (het hof begrijpt: verdachte).

In de zakelijke weergave van bewijsmiddel II wordt achter ‘man 2’ opgenomen: (het hof begrijpt: verdachte).

In de zakelijke weergave van bewijsmiddel II wordt na de zin: ‘Ik zag dat … van man 2 stopte.’ opgenomen de zin: ‘Ik bleef op afstand om niet op te vallen, maar ik hield ze wel in de gaten.’.

Bewijsmiddel III wordt vervangen door het volgende bewijsmiddel (doorgenummerd):

IIIEen proces-verbaal van bevindingen door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gedateerd 6 mei 2017 (dossierpagina’s 9 en 10), zakelijk weergegeven:

Op zaterdag 6 mei 2017 waren wij belast met vrije surveillancedienst en hoorden wij de centralist van het Operationeel centrum de melding uitgeven dat er een conflict gaande was in de [winkel] gevestigd aan de [adres 2] te Zaandam. Bij de winkel aangekomen, hoorden wij een beveiliger zeggen dat hij een persoon had aangehouden ter zake van winkeldiefstal. Vervolgens hoorde ik, verbalisant [verbalisant 1], de beveiliger zeggen dat ook een tweede manspersoon bij de diefstal was betrokken. Hierop wees de beveiliger naar een tweede manspersoon die naast hem stond. Ik verbalisant [verbalisant 1], heb hierop deze manspersoon aangemerkt als verdachte van de winkeldiefstal. Deze manspersoon bleek later te zijn [verdachte], geboren [adres 2] 1983 te Libanon.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 200 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaar.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof verenigt zich met de strafmotivering die is opgenomen op pagina 5 van het vonnis en neemt deze over. Alles afwegende acht het hof de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 (één) week passend en geboden en daarmee wordt volstaan. Anders dan de politierechter acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete namelijk niet opportuun.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht .

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover daarbij aan de verdachte een geldboete is opgelegd en doet in zoverre opnieuw recht.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juli 2019.

Mr. P.C. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

=========================================================================

[…]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature