U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Opzetheling en het opzettelijk aanwezig hebben van 37 tabletten bevattende MDMA.

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-001888-17

datum uitspraak: 9 juli 2019

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-703299-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2018 en 25 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 08 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een laptop en/of een cameratas met een camera heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

2.hij op of omstreeks 16 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 37 tabletten MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte slechts bijrijder was in de auto van waaruit de cameratas met camera is gegooid en waarin de laptop achterin lag, terwijl onduidelijk is of de bijrijder of een persoon op de achterbank de tas uit de auto heeft gegooid. Op basis van de inhoud van het dossier is niet vast te stellen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat de camera en de cameratas door misdrijf verkregen goederen waren, terwijl evenmin sprake is van een situatie waarin van de verdachte een verklaring mag worden verlangd voor hem belastende omstandigheden.

Het hof overweegt als volgt.

Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op 7 oktober 2015 uit de woning van de aangever [aangever] in Amsterdam onder meer een laptop en camera (het hof begrijp: in een cameratas) zijn gestolen. Op 8 oktober 2015 werd de verdachte in het centrum van Amsterdam samen met drie anderen door politieambtenaren gezien in een Volkswagen Polo, met kenteken [kenteken]. De verdachte zat op de bijrijdersstoel. In de politiebriefing van 7 oktober 2015 was dit voertuig getoond met, onder meer, deze tekst: ‘Voertuig gecontroleerd op 30/9 om 21:00 uur op de Weteringschans met 3 inzittenden. Allen bekenden van de politie, veel vermogensantecedenten. [verdachte] is de broer van één van de schutters van de schietpartij Staatsliedenbuurt. [medeverdachte 1] heeft een avondklok, moet van 22:00-06:45 in zijn woning aanwezig zijn. [medeverdachte 2] komt uit Asd. Oost. Opvallend is dat de auto een dag eerder gecontroleerd werd op de Spaklerweg met [naam 1] (bekende autokraker) en [naam 2] (bekende woninginbreker)’. De politieambtenaren zijn achter dit voertuig aangereden en hebben een stopteken gegeven. De bestuurder van de Volkswagen Polo voldeed daar niet aan maar vermeerderde de snelheid. De politieambtenaren hebben met ingeschakelde optische- en geluidssignalen de achtervolging voortgezet. Op de Driehoekstraat werd een tas uit het raam aan de bijrijderskant gegooid. Dit bleek de cameratas met camera van aangever [aangever] te zijn. Op de Driehoekstraat is de Polo plots tot stilstand gekomen en is de persoon die links achterin zat (naar het hof begrijpt: achter de bestuurder) uitgestapt en weggerend. Het voertuig reed door maar kwam even later tot stilstand. De andere drie personen, onder wie de verdachte, stapten uit en renden weg. Kort daarna is de verdachte aangehouden. In de kofferbak van de auto is de van aangever [aangever] gestolen laptop aangetroffen.

Het vluchten van de verdachte uit de auto waarin hij door de politie was achtervolgd, nadat vanuit de bijrijderskant, zijnde de kant waar de verdachte zat, de cameratas met camera uit de auto werd gegooid, acht het hof een samenstel van feiten en omstandigheden dat redengevend is voor het bewijs van het tenlastegelegde, te weten dat de verdachte deze spullen voorhanden had en dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan wist dat zij van misdrijf afkomstig waren. Aanwijzingen dat de verdachte pas na het voorhanden krijgen weet heeft gekregen van de misdadige herkomst ontbreken. De verdachte heeft bij de politie geen verklaring willen afleggen en hij is ter terechtzitting van de politierechter noch ter terechtzitting in hoger beroep verschenen om een verklaring af te leggen. Aldus heeft de verdachte niet een de voormelde redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd en is hetgeen de raadsman heeft geopperd, namelijk dat niet de verdachte maar de inzittende achter hem de tas met camera naar buiten heeft gegooid en aldus de verdachte geen wetenschap van de criminele herkomst had, niet verder gekomen dan een door de verdachte niet bevestigde theoretische mogelijkheid. Het hof gaat aan die mogelijkheid voorbij en heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat de persoon die achter de verdachte in de auto moet hebben gezeten niet is aangehouden, zodat de verdachte zonder enige consequentie voor een ander de door de raadsman gesuggereerde lezing zou hebben kunnen bevestigen als deze juist was.

Het hof zal de verdachte vrijspreken voor zover het de laptop betreft, omdat deze in de kofferbak van de auto is aangetroffen en – nu in het licht van de informatie uit de politiebriefing rond die auto de zweem hing van een rijdend rovershol dat in wisselende samenstellingen werd gebruikt – niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte zich van de aanwezigheid van die laptop bewust is geweest en deze voorhanden heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1. hij op 8 oktober 2015 te Amsterdam, een cameratas met een camera voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;

2. hij op 16 november 2015 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 37 tabletten bevattende MDMA.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde onder 1 is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals daarnaar is verwezen in de voetnoten 1 tot en met 6. Het bewezenverklaarde onder 2 is gegrond op de bewijsmiddelen, zoals deze in het vonnis van de politierechter zijn opgenomen op de bladzijden 3 en 4 onder nummer 6 en 7. Die bewijsmiddelen neemt het hof over en moeten als hier ingelast worden beschouwd, met als toevoeging dat uit het onder 6 tot het bewijs gebezigde proces-verbaal blijkt dat de insluiting van de verdachte plaatsvond in Amsterdam op 16 november 2015.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

opzetheling.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van voorarrest

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken, met aftrek van voorarrest

De raadsman heeft verzocht de verdachte mede gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in de appelfase en op de omstandigheid dat de verdachte al geruime tijd niet met politie en justitie in aanraking is gekomen een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een camera met een bijbehorende tas. De diefstal die aan deze heling voorafging, heeft inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar en diegene is overlast bezorgd. Door heling wordt in een afzetmarkt voor deze goederen voorzien, waarbij ook indirect van het misdrijf van een ander wordt geprofiteerd. Daarnaast heeft de verdachte 37 pillen bevattende MDMA voorhanden gehad. MDMA staat op lijst I van de Opiumwet en is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 juni 2019 is hij na juni 2016 niet meer voor soortgelijke strafbare feiten met politie in aanraking gekomen.

De ernst van het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die rechters bij opzetheling plegen op te leggen, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voorts heeft het hof heeft gelet op de straffen die door rechters bij het voorhanden hebben van MDMA-pillen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis genoemd. Deze straffen neemt het hof tot uitgangspunt.

Het hof acht evenwel, rekening houdend met het tijdsverloop en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de omstandigheid dat de verdachte sinds dit feit – blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 juni 2019 – niet meer ter zake van nieuwe strafbare feiten is veroordeeld (anders dan vanwege het rijden zonder rijbewijs), een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken en een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden.

Het hof stelt vast dat de redelijke termijn, die ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) in de appelfase is overschreden. Uitgangspunt is dat de einduitspraak in hoger beroep plaatsvindt binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld. Het hoger beroep is op 30 mei 2017 ingesteld. Het hof wijst arrest op 9 juli 2019, dus twee jaren en ruim één maand na het instellen van het hoger beroep. Ondanks het gegeven dat de duur van de berechting in hoger beroep in belangrijke mate is veroorzaakt doordat op verzoek van de verdediging diverse getuigen zijn gehoord, ziet het hof in deze overschrijding aanleiding de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Een en ander leidt tot de hierna genoemde strafoplegging.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14 b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) dagen.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 11 (elf) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. H.A. van Eijk en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 juli 2019.

Het in de wettelijke vorm door een bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde p. 87-89 met bijlagen.

Het in de wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p. 218-220.

Het in de wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p. 228-229.

Een geschrift, zijnde een door de aangever [aangever] ondertekend bewijs van ontvangst betreffende deze camera en cameratas (en de laptop met beslagnummer 5060620 die in de achterbak van de VW Polo is aangetroffen: zie p. 363), doorgenummerde p. 372. Dit geschrift wordt gebezigd in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.

Het in de wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p. 218-220.

Het in de wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde p. 223-224.

Zie doorgenummerde p. 252.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature