U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Diefstal. Het hof acht het niet wenselijk dat de prille ontwikkelingen in het leven van de verdachte worden doorkruist door een (hernieuwde) vrijheidsbeneming en zal in dit bijzondere geval overgaan tot het opleggen van een taakstraf.

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-001545-18

datum uitspraak: 8 maart 2019

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-052348-18 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met aftrek van voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte te veroordelen tot een taakstraf, eventueel met een voorwaardelijke gevangenisstraf, en heeft daarbij gewezen op i) de relatief geringe ernst van het strafbare feit, ii) de omstandigheid dat de verdachte probeert een leven buiten detentie op te bouwen en iii) het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van deze omstandigheden heeft zij eveneens verzocht de vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling af te wijzen. Daarbij heeft zij het hof in overweging gegeven dit te ‘compenseren’ door een voorwaardelijke gevangenisstraf van 117 dagen op te leggen.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal bij een filiaal van [winkel], die is gevolgd door geweld tegen winkelpersoneel. Door zo te handelen heeft hij geen respect getoond voor het eigendomsrecht van het winkelbedrijf en voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, voor wie dit een vervelende ervaring moet zijn geweest. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 februari 2019 is hij diverse malen eerder ter zake van soortgelijke feiten veroordeeld, zodat er in beginsel alle aanleiding is over te gaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.

Ter terechtzitting in hoger beroep is besproken dat de verdachte van jongs af aan in aanraking is geweest met politie en justitie en dat hij een groot gedeelte van zijn leven heeft doorgebracht in (penitentiaire) inrichtingen. Volgens de verdachte heeft hij nooit geleerd hoe hij zich op een legale wijze in de samenleving moet handhaven en heeft hij daarvoor ook nooit hulp gewild. Dat is veranderd sinds zijn vriendin zwanger is geworden. Hij realiseert zich dat er voor zijn vriendin en (toekomstige) kind consequenties zullen zijn als hij strafbare feiten blijft plegen. Daarom wil hij nu wel leren hoe ‘het’ wel moet. Op eigen initiatief heeft hij hulp gezocht bij HVO Querido en het Leger des Heils. Van deze organisaties heeft de verdachte onder andere ondersteuning gekregen bij het op orde brengen van zijn financiën en bij het aanvragen van een woning.

Hoewel deze positieve ontwikkelingen nog maar in de kinderschoenen staan, lijkt zich een kentering in het leven van de verdachte te hebben voorgedaan. Hij lijkt de ambitie te hebben om zijn detentieverleden te doorbreken. Dit vindt in zoverre weerklank in het genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie, dat daaruit volgt dat de verdachte na het onderhavige feit geen strafbare feiten heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen. Het hof acht het niet wenselijk dat de prille ontwikkelingen in het leven van de verdachte worden doorkruist door een strafoplegging die (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt en wil daarom de verdachte de kans geven zichzelf te bewijzen. Daarom zal het hof – anders dan de politierechter – in dit bijzondere geval overgaan tot het opleggen van een taakstraf.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

voor een periode van 117 dagen wordt gelast. Voor het geloofwaardig functioneren van het wettelijke systeem van de voorwaardelijke invrijheidsstelling is het van essentieel belang dat overtreding van de voorwaarden niet vrijblijvend is. Daarom is er in beginsel alle aanleiding de vordering toe te wijzen. Dit zou echter alsnog (hernieuwde) vrijheidsbeneming meebrengen, hetgeen – zoals overwogen – onwenselijk is. Omdat het hof de verdachte daadwerkelijk de mogelijkheid wil geven zich te ontworstelen aan zijn criminele verleden, zal het, conform het voorstel van de raadsvrouw, de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen en de verdachte, naast een taakstraf, veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 117 dagen. Met deze oplossing krijgt de verdachte de kans zijn leven op orde te brengen en wordt recht gedaan aan het geloofwaardig functioneren van het wettelijke systeem van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Het hof wil de verdachte er nadrukkelijk op wijzen dat hij op een kruispunt in zijn leven staat. Hij krijgt nu een uitzonderlijke – en wat het hof betreft: laatste – kans. Het is aan hem om die kans met beide handen aan te grijpen.

Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 312 van het Wetboek van Strafrecht .

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 117 (honderdzeventien) dagen.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de strafzaak met parketnummer 13-684249-16 (v.i. zaaknummer 99-000301-30) af.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.C.A.E. van Binnebeke, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 maart 2019.

Mr. van Binnebeke is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature