U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Artikel 12 Wetboek van Strafvordering. De journalist Jelle Brandt Corstius moet zich alsnog voor de strafrechter verantwoorden voor het in de landelijke media uiten van beschuldigingen van verkrachting.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER

Beschikking op het beklag met het rekestnummer K18/230462 van

G.J. van Dam,

klager,

woonplaats kiezende ten kantore van zijn gemachtigde:

mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.

1 Het beklag

Het klaagschrift is op 10 oktober 2018 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen J. Brandt Corstius (hierna: beklaagde) ter zake van smaad en laster.

2 Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 14 mei 2019 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag toe te wijzen voor zover het smaad betreft en af te wijzen voor zover het om laster gaat.

3 De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verslag van de advocaat-generaal;

- de in deze zaak door de politie opgemaakte processen-verbaal;

- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam van 25 februari 2019.

4 De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld op 27 mei 2019 het beklag toe te lichten. Klager is, bijgestaan door zijn advocaat, in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht.

De advocaat heeft medegedeeld dat het beklag wordt gewijzigd in die zin dat het er niet meer toe strekt dat beklaagde ook voor laster zal worden vervolgd.

Klager heeft het beklag voor het overige gehandhaafd.

Voorts heeft het hof beklaagde in de gelegenheid gesteld op 27 mei 2019 te worden gehoord. Beklaagde is, bijgestaan door mr. N.C.J. Meijering, advocaat te Amsterdam, in raadkamer verschenen en heeft het hof verzocht de klacht af te wijzen. Met goedvinden van het hof heeft de advocaat zijn zienswijze niet in raadkamer, maar nadien schriftelijk gegeven. De advocaat-generaal heeft hierop schriftelijk gereageerd bij (nader) verslag van 26 juni 2019, waarin hij bij zijn eerder aan het hof gegeven advies is gebleven.

De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft hij geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5 De beoordeling van het beklag

De advocaat van klager heeft namens klager bij brief van 31 oktober 2017, aangevuld bij brief van 2 januari 2018, aangifte gedaan van smaad(schrift). Volgens de aangifte heeft beklaagde, met het opzet de eer en goede naam van klager aan te randen, hem in het dagblad Trouw en daaropvolgende uitlatingen in de media beschuldigd van het drogeren en verkrachten van beklaagde, met het kennelijke doel daaraan ruchtbaarheid te geven.

Beklaagde is journalist en bekend van televisie. Uit het dossier en hetgeen in raadkamer naar voren gebracht is, komt het volgende naar voren.

Uitingen in de media

Op 23 oktober 2017 heeft Trouw een door beklaagde geschreven stuk online gepubliceerd onder de titel “Ik ook. Maar ik kan het niet vertellen.” De volgende dag werd het stuk geplaatst op de voorpagina van Trouw. Het sluit aan op de onder de hashtag #MeToo op sociale media gepubliceerde berichten over ervaringen met seksueel misbruik. Beklaagde heeft het stuk geopend met de zin dat hij in het prille begin van zijn televisiecarrière tijdens zijn werk is “gedrogeerd en gedwongen tot orale seks, wat verkrachting is.” Hij heeft daarbij niet vermeld wie de dader zou zijn. In het stuk heeft beklaagde aandacht gevraagd voor het probleem dat veel slachtoffers van misbruik hun ervaringen niet kunnen publiceren, omdat er vaak geen getuigen zijn of ander aanvullend bewijs is en zij zich dus zouden blootstellen aan vervolging wegens smaad. Hij heeft daarbij gerefereerd aan een stuk dat hij eerder voor Trouw had geschreven, dat niet kon worden gepubliceerd omdat er geen getuigen waren en het het woord van beklaagde tegen het woord van de dader was. Beklaagde vond het belangrijk zijn ervaring te delen om herhaling te voorkomen. “Waarom zou ik de enige zijn? Wie weet hoe vaak deze persoon nog eens iets in het drankje gooit van een kwetsbare jongeling. Ik wilde seksueel misbruik van mannen uit de taboesfeer halen.”

In de dagen volgend op de publicatie was beklaagde gast in het televisieprogramma De Wereld Draait Door (DWDD) en in het programma Radio 1 Journaal. In beide programma`s heeft hij bevestigd dat hij was verkracht, zonder de naam van klager te noemen. In het televisieprogramma heeft hij ook bevestigd dat dat was gebeurd in de omgeving van het programma Barend en Van Dorp, en de indruk gewekt dat hij wist van meerdere slachtoffers.

Wat overigens uit het dossier en het in raadkamer besprokene naar voren komt

Uit het eerste stuk dat beklaagde voor Trouw had geschreven over de verkrachting kon herleid worden dat klager de dader zou zijn geweest. Nadat Trouw klager in de gelegenheid had gesteld om daarop te reageren, vernam beklaagde dat in geval van publicatie klager een kort geding tegen hem aanhangig zou maken in verband met smaad. Daarom werd afgezien van publicatie van dit eerdere stuk.

Beklaagde besloot daarna het stuk te schrijven dat wel werd gepubliceerd. Voordat tot publicatie werd overgegaan, vond overleg plaats tussen beklaagde en Trouw over het woord “prille” in de eerste zin. Trouw gaf er de voorkeur aan om dit weg te laten en het te houden bij “het begin van mijn televisiecarrière”; beklaagde was bang dat het dan ook terug zou kunnen slaan op zijn VPRO-periode en dat wilde hij niet.

Beklaagde stelde vooraf drie mensen die hij beroepsmatig kende op de hoogte van de publicatie in Trouw en zei daarbij dat het om klager ging. Een van deze drie personen was F. Barend, een van beklaagdes bazen bij het televisieprogramma Barend en Van Dorp. Daags na de publicatie werd beklaagde gebeld door Barend. Deze vertelde hem dat een lid van het team van het televisieprogramma Shownieuws hem had gevraagd of hij kon bevestigen dat de verkrachting bij de productie van Barend en Van Dorp had plaatsgevonden. Met toestemming van beklaagde heeft Barend dit vervolgens bevestigd.

Barend heeft tijdens zijn verhoor als getuige verteld dat voor het programma Barend en Van Dorp “een kleine club” werkte: totaal ongeveer 12 man, maar op de dag van een uitzending waren er wel meer, zoals cameramensen. Beklaagde spreekt over ongeveer 56 mensen, bij wie bovendien verloop optrad gedurende de drie jaar dat hij bij het programma werkte. Klager heeft daar tegenover gesteld dat destijds bij Barend en Van Dorp maar twee mannen werkten van wie de homo- of biseksuele geaardheid bekend was; klager was één van die twee.

Zowel beklaagde als Barend werd na de publicatie in Trouw door redacteuren van Barend en Van Dorp gevraagd of klager de dader was op wie beklaagde duidde.

Klager werd na de publicatie in Trouw door verscheidene personen benaderd die hem vertelden dat hij (“100% zeker”) als dader werd genoemd door personen die werkzaam zijn voor de media. Zijn LinkedIn-pagina werd na de publicatie – anders dan daarvoor – geraadpleegd door vele mensen werkzaam in de media. Gelet op de publiciteit over de kwestie zag klager zich genoodzaakt om op 30 oktober 2017 in het televisieprogramma Pauw te verklaren dat hij degene was over wie beklaagde had geschreven en gesproken, maar dat van verkrachting en drogeren geen sprake was geweest.

Het beoordelingskader

Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.

Aan het hof ligt de vraag voor of beklaagde moet worden vervolgd voor smaad(schrift).

Artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) stelt strafbaar als smaad of smaadschrift (kort gezegd) het opzettelijk aanranden van iemands eer of goede naam door tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven.

Lid 3 van dit artikel bepaalt dat geen sprake is van een strafbaar feit als de dader te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het ten laste gelegde waar was en het algemeen belang de tenlastelegging eiste.

Om tot een veroordeling wegens smaad te kunnen komen is op zijn minst vereist dat de dader zich bij zijn uitlating bewust is geweest van de omstandigheid dat een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden van zijn beschuldiging kon vernemen. Het is niet nodig dat degene die van het feit wordt beschuldigd, met name wordt genoemd.

Vervolging ter zake van smaad is een inperking van de vrijheid van meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting wordt onder meer beschermd door artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM).

Standpunten van klager en beklaagde

Klager heeft gesteld dat beklaagde zoveel informatie heeft gegeven dat voor derden snel duidelijk te krijgen was dat hij doelde op klager. Dat derden daar ook daadwerkelijk in slaagden bleek uit de pogingen van media om met klager contact te leggen, uit berichten in klagers eigen omgeving en uit de plotselinge veelvuldige raadplegingen van zijn LinkedIn-pagina.

Beklaagde heeft betoogd dat hij juist welbewust de identiteit van klager niet publiek bekend heeft gemaakt. Weliswaar hebben zijn uitlatingen geleid tot speculaties over klager, maar dat gold ook voor ten minste één andere man. Beklaagde was de enige die kon bevestigen dat het om klager ging, en hij heeft dat niet gedaan.

De overwegingen van het hof

Beklaagde is door zijn werkzaamheden voor de televisie en in de journalistiek een bekende Nederlander geworden. Hij heeft in de landelijke media een niet bij naam genoemde man beschuldigd van verkrachting. Verkrachting is een ernstig strafbaar feit en daarmee was dit ook een ernstige beschuldiging, waardoor iemands eer en goede naam konden worden aangerand. Dat beklaagdes beschuldiging zou leiden tot onderzoek naar en speculaties over de dader van die verkrachting in brede kring lag voor de hand. Beklaagde is zich daarvan ook bewust geweest, zoals blijkt uit de omstandigheid dat hij door zijn woordkeuze heeft willen voorkomen dat een collega uit beklaagdes VPRO-periode valselijk zou worden beticht van verkrachting. Toen inderdaad sprake bleek van speculaties in de media, heeft beklaagde bevestigd en laten bevestigen dat de bewuste man tegelijk met hem had gewerkt bij Barend en Van Dorp.

Uit het dossier kan worden afgeleid dat klager na de uitingen van beklaagde onderwerp werd van speculaties.

Beklaagde heeft voorafgaande aan de publicatie drie personen, die beroepsmatig bezig zijn met nieuwsgaring, verteld dat klager degene was die hij van verkrachting beschuldigde.

Het dossier bevat daarmee aanwijzingen dat de strafrechter wellicht tot een bewezenverklaring van smaad(schrift) kan komen. Het is bij uitstek de strafrechter die de afweging kan maken of het voorhanden bewijsmateriaal daarvoor (eventueel na nader onderzoek) voldoende is. Dat geldt ook voor de beoordeling of er omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit of van beklaagde uitsluiten.

Het gaat in deze zaak om een herhaaldelijk in landelijke media geuite beschuldiging van een ernstig misdrijf. Er is dan ook voldoende algemeen belang bij strafvervolging.

Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6 De beslissing

Het hof beveelt de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om J. Brandt Corstius te vervolgen ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.

Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op

23 juli 2019 door mrs. J.L. Bruinsma, voorzitter, A.D.R.M. Boumans en N. van der Wijngaart, raadsheren, in tegenwoordigheid van A.M.M. van Gorp, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature