U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Gevangenisstraf van 200 dagen voor diefstallen en opzetheling. Vrijspraak diefstal zaagtafel. Vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen.

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer: 23-002396-17

Datum uitspraak: 26 juni 2019

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 juni 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15‑872059‑16 en 15-740987-13 (TUL) tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,

adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 en 6 primair en subsidiair is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte om die reden niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de door de rechtbank in eerste aanleg en door het hof in hoger beroep toegelaten wijzigingen is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, aan de verdachte ten laste gelegd dat:

1. primair:

hij op of omstreeks 22 augustus 2016 en/of 30 augustus 2016 te Santpoort-Noord en/of te Noordwijkerhout met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1 tafel en 6 stoelen en/of 1 tuinset (Exotan Ibiza), in elk geval goed(eren), toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander(en) dan verdachte,

1. subsidiair: hij op of omstreeks 05 september 2016 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, een goed te weten een of meer tuinset(s) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2 primair:hij in of omstreeks de periode van 02 november 2016 tot en met 3 november 2016 te Velserbroek, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een tuin gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen een barbecue (type: imitatie Green Egg kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

2 subsidiair: hij op of omstreeks 02 november 2016 te Velserbroek, gemeente Velsen, althans in Nederland, een goed te weten een barbecue (type imitatie Green Egg kleur zwart) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

4.hij op of omstreeks 03 november 2016 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, een goed te weten onder andere een navigatiesysteem (merk MIO) en/of een boardcomputer en/of een compressor en/of oplaadkabel(s) en/of een Volkswagenboek en/of een tas met inhoud heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

5 primair:hij op of omstreeks 15 december 2016 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zaagtafel (type: Clipper Norton type CM401), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;

5 subsidiair:hij in of omstreeks de periode van 15 december 2016 tot en met 10 maart 2017 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een goed te weten een zaagtafel (Clipper Norton type CM401) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, worden vernietigd omdat het hof ten aanzien van de bewijsvraag ter zake van het onder 1 en 5 ten laste gelegde, de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder 1 primair, 2 primair, 4 en 5 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Standpunten van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair, 4 en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit dat de verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken.

Daartoe heeft hij ten aanzien van de verschillende feiten het volgende aangevoerd.

Ten aanzien van feit 1 primair kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de tuinsets in zijn eentje heeft weggenomen. Gelet op de grootte van de weggenomen tuinsets moet de verdachte dit met een ander of anderen hebben gedaan. Nu aan de verdachte enkel plegen en niet medeplegen van de diefstallen is ten laste gelegd, dient hij van het onder 1 primair te worden vrijgesproken.

Met betrekking tot feit 2 primair kan op basis van de inhoud van het dossier niet worden bewezen dat de verdachte de betreffende barbecue heeft weggenomen.

De verdachte heeft over de in feit 4 genoemde goederen verklaard dat hij deze heeft opgeslagen voor [naam 1]. Deze verklaring is niet onaannemelijk, omdat uit het dossier blijkt dat de verdachte enige relatie had met [naam 1]. Gelet op de aard van de goederen en de connectie die hij met [naam 1] had, rustte op de verdachte geen verstrekkende onderzoeksplicht en dus kan niet gesteld worden dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de goederen in de garagebox van diefstal afkomstig waren.

Voor feit 5 primair ontbreekt bewijs dat de verdachte enige wegnemingshandeling heeft verricht.

Ten aanzien van feit 5 subsidiair is het enkele feit dat in de getapte telefoongesprekken wordt gesproken over “de slijp” onvoldoende om vast te kunnen stellen dat het ging om de gestolen zaagtafel van aangever [benadeelde 5], zo stelt de raadsman.

Vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde

Met de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte onder 5 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.

Het hof is van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte medepleger was van de diefstal van de Clipper zaagtafel, noch dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling daarvan.

Niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de diefstal de bestuurder was van de daar gesignaleerde auto. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte de gestolen zaagtafel voorhanden heeft gehad. In een getapt telefoongesprek spreekt hij weliswaar over een oranje slijp, maar ook over invoerrechten die geheven worden indien een goed van Duitsland naar Nederland wordt gebracht, hetgeen geen betrekking heeft op de bij [benadeelde 5] weggenomen zaagtafel.

Nadere bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde

De geopperde mogelijkheid dat naast de verdachte ook andere daders bij de diefstal van de tuinsets betrokken waren, vindt geen steun in het dossier en doet niet af aan een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde plegen van die diefstallen door de verdachte. Voor het overige vindt het verweer zijn weerlegging in de bewijsmiddelen zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde

Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.

Tussen de late avond van 2 november 2016 en de vroege ochtend van 3 november 2016 is uit de tuin van aangeefster [benadeelde 3] aan de [adres 2] te Velserbroek een barbecue (een zogenaamde imitatie Green Egg, kleur zwart) gestolen. De daders hebben de barbecue vanuit de tuin in een boot naar de overkant van een aangrenzende sloot vervoerd en blijkens de sporen weggereden door het gras. Op camerabeelden is te zien dat op 3 november 2016 omstreeks 03.40 uur een personenauto voorbij reed die gelet op het model, vorm, wieldoppen en spoiler overeenkomt met de personenauto, een Renault Espace, van de vriendin van de verdachte [naam 2], waarvan bekend is dat hij daarvan regelmatig gebruik van maakte.

Op diezelfde datum omstreeks 03.49 uur hoorden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat de Renault Espace over de [straat] in IJmuiden reed. Om de bestuurder van dit voertuig aan een controle te onderwerpen, zijn [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vervolgens naar het [adres 3] in IJmuiden gereden, waar zij rond 04.06 uur aankwamen. Dit betreft het adres van [naam 2]. Het voertuig stond geparkeerd met de achterkant in de richting van het perceel en ter hoogte van een deur die toegang bood tot de daar gevestigde kelderboxen. Aan de achterzijde van de auto troffen de verbalisanten op de grond vochtige schoensporen aan. Zij zagen dat de stoel links achter naar voren was geplaatst en dat daar resten van houtskool, vochtige aarde en verse delen van gras lagen. De motordelen tikten door het afkoelen van een warme motor/uitlaat en warme lucht steeg op uit de motorkap. In de auto lag het rijbewijs van de verdachte. De verbalisanten zijn naar de kelderbox, behorend bij voormeld perceel gegaan. Op de grond in de gang troffen ze diverse vochtige schoensporen aan die leidden naar kelderbox [nummer]. Na binnentreden zagen de verbalisanten in de box onder meer een Black Bastard barbecue staan, zoals later bleek was dit de barbecue die die nacht was gestolen. De vriendin van de verdachte verklaarde dat de verdachte de enige boxsleutel bezat en dat de verdachte die nacht haar Renault Espace had geleend.

Het hof acht de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien en gezien het relatief korte tijdsbestek tussen de diefstal en het aantreffen van de gestolen barbecue in de boxruimte, op zichzelf redengevend voor het bewijs van de onder 2 primair tenlastegelegde diefstal. Gelet hierop had het op de weg van de verdachte gelegen om een aannemelijke die redengevendheid ontzenuwende verklaring te geven. In plaats daarvan heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.

Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal van de barbecue heeft gepleegd. De enkele algemene opmerking dat de verdachte goederen heeft opgeslagen voor [naam 1], doet daaraan niet af. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde

Het hof verwerpt tot slot eveneens het verweer op dit onderdeel. De enkele algemene stelling dat de verdachte goederen voor [naam 1] heeft opgeslagen, zonder nadere toelichting of ondersteuning in de dossierstukken, is onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte de ten laste gelegde goederen niet (zelf) voorhanden heeft gehad en niet wist dat deze van misdrijf afkomstig waren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1. primair:hij omstreeks 22 augustus 2016 en 30 augustus 2016 te Santpoort-Noord en Noordwijkerhout met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1 tafel en 6 stoelen en 1 tuinset (Exotan Ibiza), toebehorende aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2];

2 primair:hij in de periode van 2 november 2016 tot en met 3 november 2016 te Velserbroek, gemeente Velsen, en te IJmuiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een tuin gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen een barbecue (type: imitatie Green Egg, kleur zwart), toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4];

4.hij op 3 november 2016 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland goederen, te weten een boardcomputer, een compressor, oplaadkabels, een Volkswagenboek en een tas met inhoud voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.

Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 primair en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:

diefstal, meermalen gepleegd.

Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

opzetheling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 primair, 4 en 5 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair, 4 en 5 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 137 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van voorarrest en daarnaast een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet wordt voldaan.

De raadsman heeft ten aanzien van de strafoplegging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Indien het hof vindt dat toch een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is, wordt verzocht een straf op te leggen, gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. De wet staat gelet op de aanzienlijke duur van dat voorarrest niet toe dat daarnaast ook nog een taakstraf aan de verdachte wordt opgelegd, aldus de raadsman.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich als steler en als heler schuldig gemaakt aan diverse vermogensdelicten. Allereerst heeft hij vanuit verschillende tuinen twee tuinsets en een barbecue gestolen. Dergelijke misdrijven bezorgen de benadeelden niet alleen materiële schade maar ook veel hinder. Daarnaast veroorzaken dit soort misdrijven bij de gedupeerden gevoelens van angst en dragen meer in het algemeen bij aan maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid. Daarnaast heeft de verdachte in de garagebox van zijn vriendin diverse gestolen goederen voorhanden gehad. Door zich schuldig te maken aan heling heeft de verdachte niet alleen geprofiteerd van een misdrijf, maar ook heeft hij hiermee bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor van misdrijf afkomstige goederen.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juni 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt.

Bij de strafoplegging heeft het hof tevens rekening gehouden met de inhoud van het reclasseringsadvies van 20 mei 2019, waarin de reclassering adviseert de verdachte bij schuldigverklaring af te straffen en geen nieuw reclasseringscontact aan hem op te leggen.

Het hof acht alles afwegende een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Opgemerkt wordt dat de eis van de advocaat-generaal tot oplegging van een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte groter is dan zes maanden en daarnaast een taakstraf, niet verenigbaar is met het bepaalde in artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.997,49 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.817,64. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht .

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord‑Holland van 10 december 2015 (parketnummer 15-740987-13) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken en voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 5 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.

Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die bovendien in de onderhavige strafzaak reeds geruime tijd in voorarrest heeft verbleven, acht het hof in dit specifieke geval termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging in zijn geheel af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 en 6 primair en subsidiair ten laste gelegde.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in hoger beroep nog inhoudelijk aan de orde en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2 primair en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straffen, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 december 2015, parketnummer 15-740987-13, te weten van: een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken en een rijontzegging voor de duur van 5 (vijf) maanden.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 juni 2019.

De oudste en jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

=========================================================================

[…]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature