Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Huwelijkse voorwaarden, periodiek verrekenbeding, (levens-)verzekeringen, (geen) verknochtheid, verrekening van netto waarde, nieuwe grief is tardief.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Uitspraak: 16 april 2019

Zaaknummer: 200.247.347/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/15/260183 FA RK 17-3404

in de zaak in hoger beroep van:

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in principaal hoger beroep,

verweerster in incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. G.P. Dayala te Amsterdam,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in principaal hoger beroep,

verzoeker in incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. P.H. Visser te Wormerveer, gemeente Zaanstad.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 6 juni 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

De vrouw is op 3 september 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 6 juni 2018.

2.2.

De man heeft op 16 november 2018 een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.

2.3.

De vrouw heeft op 10 januari 2019 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een journaalbericht van de zijde van de man van 31 januari 2019 met bijlagen (producties c, d en e), ingekomen op 1 februari 2019;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 8 februari 2019 met bijlagen (4 producties), ingekomen op dezelfde datum;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 20 februari 2019 met bijlagen (2 producties), ingekomen op dezelfde datum.

2.5.

De mondelinge behandeling heeft op 21 februari 2019 plaatsgevonden.

Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3 De feiten

3.1.

Partijen zijn [in] 1994 onder het maken van huwelijkse voorwaarden gehuwd. Hun huwelijk is op 28 augustus 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 6 juni 2018 in de registers van de burgerlijke stand.

3.2.

In de door partijen op 14 april 1994 overeengekomen huwelijkse voorwaarden is, voor zover thans van belang, in artikel 1 bepaald dat zij in gemeenschap van inboedel zijn gehuwd en dat elke andere gemeenschap van goederen tussen hen is uitgesloten. In artikel 11 van de huwelijkse voorwaarden is een periodiek verrekenbeding opgenomen.

3.3.

Partijen hebben tijdens het huwelijk geen uitvoering gegeven aan het verrekenbeding. De peildatum voor de omvang van het te verrekenen vermogen is 12 juni 2017.

4.Het geschil in hoger beroep

4.1.

Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, ter zake van de verrekening van overgespaard inkomen bepaald dat per peildatum dienen te worden verrekend:

- de spaar/levensverzekeringen bij Reaal en bij Aegon op naam van de man en

- de twee levensverzekeringen bij RVS op naam van de vrouw.

4.2.

Na vermindering van haar verzoek ter zitting verzoekt de vrouw, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre en naar het hof begrijpt, te bepalen dat de twee levensverzekeringen bij RVS op naam van de vrouw buiten de verrekening dienen te blijven.

4.3.

De man verzoekt in principaal hoger beroep het verzoek van de vrouw af te wijzen.

In incidenteel hoger beroep verzoekt hij, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat de (waarden van de) levensverzekeringen bij Reaal en Aegon op naam van de man buiten de verrekening tussen partijen dienen te blijven.

4.4.

De vrouw verzoekt de man in het incidenteel appel niet-ontvankelijk te verklaren dan wel zijn verzoek af te wijzen.

5 Beoordeling van het hoger beroep

Principaal hoger beroep

5.1.

Ter zitting heeft de vrouw haar grief 1 ingetrokken, zodat deze geen bespreking behoeft.

5.2.

De vrouw stelt zich in grief 2 op het standpunt dat de beide verzekeringspolissen RVS (nummers 5143323 en 5260268) op haar naam geen deel uitmaken van het te verrekenen vermogen en voert daartoe het volgende aan. Omdat de premie niet langer werd betaald zijn de verzekeringen in 2010 beëindigd en is een bedrag uitgekeerd. Met dit bedrag is het toen negatieve saldo van haar bankrekening aangezuiverd.

5.3.

Het hof overweegt als volgt. In hoger beroep heeft de vrouw een brief van RVS Levensverzekering nv gedateerd 17 november 2010 in het geding gebracht. Daaruit blijkt dat de verzekeraar de beide verzekeringen heeft beëindigd en een bedrag van € 9.723,14 heeft overgemaakt op rekeningnummer [1] . De man heeft de inhoud van deze brief niet betwist. Daarmee staat vast dat de verzekeringen op 12 juni 2017, de peildatum, niet langer bestonden. Indien en voor zover de aan de vrouw uitgekeerde waarde op de peildatum nog aanwezig was op enige bankrekening van de vrouw of van partijen, is deze waarde reeds in de verrekening betrokken, gelet op het oordeel van de rechtbank dat de saldi van de bankrekeningen van partijen per peildatum dienen te worden verrekend (rechtsoverweging 2.6.19), welk oordeel kracht van gewijsde heeft. De grief slaagt derhalve en de bestreden beschikking zal op dit punt worden vernietigd, aldus dat niet tussen partijen heeft te gelden dat de waarde van de verzekeringen bij RVS per peildatum dient te worden verrekend als onder 2.6.15 bepaald.

Incidenteel hoger beroep

5.4.

De man betoogt in zijn grief dat hij de levensverzekeringen bij Reaal en Aegon is aangegaan om te voorzien in aanvullend pensioen. De man heeft een pensioentekort en een AOW-tekort door onderbreking van de opbouw tijdens verblijf in het buitenland. Hij betaalt alle kosten voor de meerderjarige dochter van partijen en heeft, zoals de rechtbank reeds heeft overwogen, geen draagkracht voor partneralimentatie . Indien de waarden van de polissen verrekend worden, zou de vrouw toch delen in zijn inkomen. De verzekeringen zijn aan de man verknocht en dienen derhalve buiten de verrekening te blijven. Als toch verrekend moet worden, dient rekening te worden gehouden met de over de uitkeringen van de waarden door de man af te dragen belasting, aldus nog steeds de man.

5.5.

Ingevolge artikel 1:94, lid 5, BW vallen goederen en schulden die aan een van de echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet. Op grond hiervan en gelet op vaste jurisprudentie is dit artikel slechts (analoog) van toepassing indien er sprake is van een huwelijksgoederengemeenschap of van huwelijkse voorwaarden met een finaal verrekenbeding inhoudende dat bij het einde van het huwelijk verrekening van overgespaard inkomen plaatsvindt alsof partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd, in welk geval moet worden aangenomen dat buiten de gemeenschap vallen goederen die bij het bestaan van een gemeenschap tussen partijen daarbuiten zouden vallen. Partijen zijn niet in gemeenschap van goederen gehuwd. Hun huwelijkse voorwaarden bevatten geen finaal verrekenbeding zoals hiervoor omschreven. Het beroep van de man op verknochtheid kan alleen al daarom niet slagen.

Tussen partijen is niet in geschil dat de premies voor de beide verzekeringen zijn voldaan uit overgespaard inkomen en dat tijdens het huwelijk de aanspraken jegens de verzekeraar voor (de verzorging van) beide echtgenoten bestemd waren. Tegen die achtergrond heeft de man, voor zover hij bedoelt te betogen dat artikel 14 sub d van de huwelijkse voorwaarden van toepassing is, onvoldoende gesteld om tot de conclusie te leiden dat bijzondere omstandigheden zich tegen verrekening verzetten en op die grond geen verrekening dient plaats te vinden.

5.6.

Volgens een brief van Reaal van 19 februari 2016 bedroeg het voorbeeldkapitaal van de verzekering per 1 juli 2017 € 12.951,-. Ter zitting is van de zijde van de man bevestigd dat de verzekering op 1 juli 2017, kort na de peildatum 12 juni 2017, tot uitkering is gekomen en dat de man een bedrag ineens heeft ontvangen. Op de peildatum bestond de verzekering derhalve nog. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de verzekering in de verrekening dient te worden betrokken, zij het dat dit aldus dient te worden gelezen dat de waarde van de verzekering op de peildatum moet worden verrekend.

Van de Aegon verzekering is op 1 juni 2016 een lijfrentekapitaal beschikbaar gekomen, zo blijkt uit een brief van Aegon Levensverzekering N.V. van 9 maart 2016. Ten tijde van deze brief bedroeg de belegde waarde van deze verzekering € 9.266,84. De man heeft de uitkering uit deze verzekering aangewend voor een lijfrente van afgerond € 64,- netto per maand ingaande 7 augustus 2017 gedurende tien jaar. Weliswaar was de verzekering op de peildatum niet langer aanwezig, het uitgekeerde kapitaal waarmee de man de lijfrente heeft aangekocht was op dat tijdstip wel aanwezig. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de verzekering in de verrekening dient te worden betrokken. Dit dient evenwel aldus te worden gelezen dat de waarde van de uitkering op de peildatum moet worden verrekend.

Ten aanzien van beide verzekeringen geldt dat, indien de man over de door hem ontvangen uitkeringen inkomstenbelasting verschuldigd is, deze eerst in mindering dient te worden gebracht op de waarde resp. uitkering op de peildatum en vervolgens wordt verrekend. Tot zover slaagt de grief. Voor het overige faalt hij. Omdat het hof geen informatie heeft over de al dan niet verschuldigde inkomstenbelasting, zal het hof op na te melden wijze beslissen over de wijze van verrekening.

5.7.

Ter zitting in hoger beroep heeft de man zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat hij voor de huwelijkssluiting over tenminste ƒ 17.543,- privévermogen beschikte. Voor zover de man heeft bedoeld daarmee een nieuwe grief aan te voeren gaat het hof daaraan voorbij. Niet gesteld of gebleken is dat de man met zijn grief aanpassing beoogt aan eerst na het indienen van het verweerschrift hoger beroep tevens inhoudende incidenteel appel voorgevallen feiten en omstandigheden. Evenmin heeft de vrouw ondubbelzinnig met het aanvoeren van de nieuwe grief ingestemd. Nu ook de aard van het geschil niet met zich meebrengt dat in een later stadium nog een grief kan worden aangevoerd, had de grief uiterlijk bij het verweerschrift hoger beroep tevens inhoudende incidenteel appel ingediend moeten worden en is deze derhalve tardief.

Conclusie

5.8.

Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6 Beslissing

Het hof:

in principaal appel

vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan hoger beroep onderworpen in zoverre daarin onder 2.6.15 is bepaald dat de waarde van de verzekeringen bij RVS per peildatum dient te worden verrekend;

wijst af het meer of anders verzochte;

in incidenteel appel

vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw rechtdoende;

bepaalt dat de waarden van de Spaar/levensverzekering bij Reaal en van de uitkering van de levensverzekering bij Aegon op de peildatum verrekend dienen te worden, met dien verstande dat de waarden op de peildatum dienen te worden verminderd met de door de man daarover op dat moment verschuldigde inkomstenbelasting;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J. Jonkers, mr. H.A. van den Berg en mr. M.C. Schenkeveld, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 16 april 2019 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature