Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vernietiging vonnis wegens een andere bewezenverklaring t.a.v. feit 1. Veroordeling wegens ontucht met zijn elfjarige dochter en mishandeling van zijn dochter en echtgenote. Vrijspraakverweren verworpen.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-003811-16

datum uitspraak: 10 april 2019

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 7 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-800295-15 tegen

- [verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 mei 2017, 21 september 2018 en 27 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:

1:op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam, (telkens) met [slachtoffer A] , geboren op [geboortedag] 2004 , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer A] , immers heeft hij, verdachte, (telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer A] gebracht en/of gemeenschap gehad met die [slachtoffer A] ;

2:op of omstreeks 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam, zijn kind, [slachtoffer A] , heeft mishandeld door toen en daar die [slachtoffer A] (krachtig):

- te slaan en/of te stompen tegen de arm(en) en/of de be(e)n(en) en/of

- bij de armen vast te pakken en/of

- te trappen en/of te schoppen tegen het lichaam en/of

- aan de haren te trekken en/of

- met het lichaam tegen de rand en/of de muur aan te botsen/stoten/duwen;

3:op of omstreeks 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam, zijn echtgenote en/of levensgezellin, [slachtoffer B] , heeft mishandeld door toen en die [slachtoffer B] (krachtig):

- aan de haren vast te pakken en/of

- met het hoofd tegen de muur te duwen en/of

- te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht en/of

- te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van feit 1 tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie komt dan de rechtbank.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, met dien verstande dat zij ten aanzien van feit 1 heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van eenmalig seksueel binnendringen van het lichaam.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende bewijs voorhanden is voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, omdat (i) de belastende verklaringen van de aangeefsters onbetrouwbaar zijn en (ii) het steunbewijs voor de belastende verklaringen ontbreekt. De belastende verklaringen van de aangeefsters zijn onbetrouwbaar omdat ze gemankeerd tot stand zijn gekomen, aldus de raadsman. Zo zijn er concrete aanwijzingen voor beïnvloeding van [slachtoffer A] door haar pleegouders bij de totstandkoming van haar laatste studioverhoor. Daarin gaat het onder meer over de door haar geschreven brieven, die – zo heeft [slachtoffer A] zelf verklaard – voor een deel zijn overgeschreven van wat haar pleegmoeder voor haar had opgeschreven. In die brieven worden handelingen beschreven (‘penetreren’) en staan woorden (‘sperma’) die onmogelijk van [slachtoffer A] zelf afkomstig kunnen zijn. Bovendien, zo heeft de verdediging benadrukt, heeft [slachtoffer A] haar belastende verklaringen in de loop van het vooronderzoek ook herroepen.

Ten aanzien van de oorspronkelijke aangiftes heeft de raadsman gewezen op problemen met de tolk Birmees, een taal die [slachtoffer A] onvoldoende machtig was. De politie heeft vervolgens een familielid (broer van aangeefster) als tolk ingezet. Bij de herroeping van haar aangifte was wel een tolk in haar eigen taal (Chin Zo) aanwezig. Daarnaast heeft de deskundige Bullens geconcludeerd dat de aangiftes ‘zeer beperkt betrouwbaar’ zijn.

Gelet op het voorgaande, aldus de verdediging, zou de waarheidsvinding gebaat zijn bij nader onderzoek naar de (betrouwbaarheid van de) laatste – in de fase van de behandeling in hoger beroep – afgelegde belastende verklaring van [slachtoffer A] . De verdediging heeft echter niet om dergelijk nader onderzoek verzocht, nu de verdachte de zaak het liefst zo snel mogelijk achter zich wil laten.

Bij deze stand van zaken zijn er teveel twijfels aan de betrouwbaarheid van de belastende verklaringen van de aangeefster, zodat deze zouden moeten worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsman.

Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat het steunbewijs voor de belastende verklaringen ontbreekt. De verklaring van [slachtoffer A] over de eenmalige vaginale penetratie – die de advocaat-generaal als uitgangspunt heeft genomen – is de enige bron voor die stelling in het dossier. Ook het NFI-rapport is niet redengevend voor bewijs ten aanzien van vaginale penetratie, aangezien uitsluitend sperma in de bemonstering “anus diep” bij de onderzoeksset van [slachtoffer A] is aangetroffen. Over anale penetratie is echter in geen enkele verklaring gesproken, zodat deze bevinding geen steun vindt in de verklaringen.

Ten aanzien van het aangetroffen DNA-spoor van [slachtoffer A] op de penis van de verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat het niet onaannemelijk is dat het een contactspoor van niet-seksuele aard betreft.

Gelet op het voorgaande kan uit de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging volgen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat de verklaringen van de aangeefsters – [slachtoffer A] en haar moeder – van het bewijs moeten worden uitgesloten nu de betrouwbaarheid daarvan bepaald ter discussie staat en er onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen kan worden gevonden, zodat ook voor de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten vrijspraak moet volgen.

Bespreking van de bewijsverweren

( i) Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de belastende verklaringen

a. De eerdere verklaringen

Het hof constateert dat het rechtbankdossier twee tegenstrijdige verklaringen bevat van beide aangeefsters. Op 14 juli 2015 heeft [slachtoffer B] aangifte gedaan tegen de verdachte wegens seksueel misbruik en mishandeling van haar dochter [slachtoffer A] . Op 22 juli 2015 heeft [slachtoffer A] tijdens een studioverhoor een belastende verklaring in gelijke zin tegen de verdachte afgelegd. Op 12 februari 2016 heeft [slachtoffer B] haar belastende verklaring tegenover de rechter-commissaris herroepen. In het derde studioverhoor van 26 februari 2016 heeft [slachtoffer A] verklaard dat zij de beschuldigingen richting de verdachte van haar moeder moest doen en dat het niet waar is wat zij eerder heeft verklaard. Uit het Pro Justitia betrouwbaarheidsrapport van 7 juni 2016 van deskundige Bullens blijkt dat sprake is van een beperkte tot zeer beperkte betrouwbaarheid van [slachtoffer A] verklaringen tijdens de studioverhoren.

Het hof is echter van oordeel dat deze (zeer) beperkte betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer A] voldoende wordt hersteld. Tijdens de verhoren van de aangeefsters waarin zij hun belastende verklaringen hebben herroepen was er zowel een tolk Birmees als een tolk Chin Zo aanwezig. [slachtoffer B] heeft daarbij verklaard: “ik heb tegen de politie gezegd dat mijn man mijn dochter misbruikt, maar ik heb dit gelogen tegen de politie”. [slachtoffer A] heeft daarbij verklaard: “mijn moeder zei, jij moet aan de politie zeggen dat je vader jou heeft verkracht. (...) Het is niet gebeurd, maar toch heb ik [naar] mijn moeder geluisterd. (...) Het is allemaal gelogen”. Het hof leidt hieruit af dat de middels de tolken gestelde vragen tijdens de eerdere verhoren niet verkeerd zijn begrepen door [slachtoffer B] en [slachtoffer A] en dat hetzelfde geldt voor hun toen gegeven antwoorden. Zij verklaren in hun herroepingen beiden dat zij de belastende elementen in hun eerdere verklaringen wel degelijk hebben genoemd, maar dat zij hebben gelogen. Bovendien vinden de eerdere belastende verklaringen van de aangeefsters op wezenlijke punten steun in overige bewijsmiddelen, in het bijzonder in het technische bewijs en - voor wat betreft feit 3 - in de verklaring van de [getuige] , broer van [slachtoffer A] .

Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat [slachtoffer B] en haar zoon [-] tijdens de eerste aangifte – op dat moment werden zij uitsluitend nog bevraagd over mishandeling van [slachtoffer B] door de verdachte – de verbalisanten meerdere malen spontaan om hulp hebben gevraagd, hebben aangegeven dat ze nergens heen konden voor hulp en dat ze echt heel erg bang waren voor de verdachte. [slachtoffer B] heeft daarbij eveneens ongevraagd meerdere malen verklaard dat de verdachte seksuele handelingen verrichtte bij hun dochter [slachtoffer A] . Eerst daarna is het onderzoek mede op zedendelicten gericht.

Gelet op het voorgaande acht het hof de herroeping van de eerdere verklaringen door [slachtoffer B] en [slachtoffer A] niet geloofwaardig. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de eerdere verklaringen van de aangeefsters – mede gelet op de gang van zaken voorafgaand en aansluitend aan de aanhouding van de verdachte en de context zoals deze blijkt uit het dossier – en zal deze niet van het bewijs uitsluiten.

b. De schriftelijke verklaringen en het laatste studioverhoor van [slachtoffer A]

In de aanloop naar de eerste regiezitting in hoger beroep heeft [slachtoffer A] wederom belastend verklaard over de verdachte. Naar aanleiding van een tweetal door [slachtoffer A] opgestelde schriftelijke verklaringen heeft er een nieuw studioverhoor plaatsgevonden onder regie van de raadsheer-commissaris. In dit verhoor heeft [slachtoffer A] haar eerdere belastende verklaringen herhaald en haar herroeping ongedaan gemaakt.

Naar het oordeel van het hof zijn er geen aanwijzingen voor vergaande bemoeienis en beïnvloeding door de pleegouders of anderen bij dit laatste verhoor en de door [slachtoffer A] opgestelde schriftelijke verklaringen. Het hof begrijpt de antwoorden van [slachtoffer A] over de totstandkoming van haar schriftelijke verklaringen zo dat zij met haar pleegouders heeft gesproken over wat haar is overkomen en dat zij haar ervaringen op advies van haar pleegouders op papier heeft gezet, waarbij haar pleegouders haar hebben geholpen om de juiste woorden en formuleringen te gebruiken bij de door haar in haar eigen woorden beschreven handelingen. Dit betekent dat [slachtoffer A] zelf de bron is geweest van de informatie die uiteindelijk met de nodige hulp van haar pleegouders op papier is gezet.

Het hof ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het laatste studioverhoor van [slachtoffer A] en zal dit verhoor niet van het bewijs uitsluiten.

( ii) Ten aanzien van het steunbewijs voor de verklaringen

Het hof stelt voorop dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het vermeende slachtoffer van een zedenmisdrijf reeds voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren. In de onderhavige zaak wordt de verklaring van [slachtoffer A] ondersteund door de verklaring van [slachtoffer B] en door het technische bewijs. De verklaringen ondersteunen en bevestigen elkaar op cruciale punten. Uit het onderzoek dat is verricht door het NFI kan worden geconcludeerd dat celmateriaal van [slachtoffer A] op de penis van de verdachte is aangetroffen.

In deze bewijsmiddelen vindt het hof voldoende steunbewijs voor het eenmaal plegen van handelingen (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer A] door de verdachte. Het hof heeft ook de overtuiging bekomen dat de verdachte dergelijke handelingen met [slachtoffer A] heeft verricht. Het door de raadsman geschetste alternatieve scenario – dat het mogelijk een contactspoor van niet-seksuele aard betrof – is naar het oordeel van het hof, mede gelet op de context van het dossier en het geheel aan verklaringen en de overige technische bevindingen, niet aannemelijk geworden.

Uit de verschillende verklaringen die zich in het dossier bevinden komt naar voren dat [slachtoffer A] regelmatig bij haar ouders in bed sliep, waarbij zij vaak – al dan niet op verzoek van de verdachte – haar pyjama uittrok. Dit wordt ook door de verdachte bevestigd. [slachtoffer B] heeft verklaard dat zij meerdere keren heeft gezien dat de verdachte met de vagina van [slachtoffer A] speelde toen zij in bed lagen en dat hij [slachtoffer A] heeft geprobeerd te neuken. Uit het eerste studioverhoor van [slachtoffer A] komt naar voren dat de verdachte vaker met zijn penis in haar vagina is geweest.

Toegespitst op of omstreeks de datum 14 juli 2015 is de bevinding dat sperma van de verdachte in de bemonstering “anus diep” bij de onderzoeksset van [slachtoffer A] is aangetroffen, niet redengevend voor het bestanddeel “anus” in de tenlastelegging, nu uit geen enkele van de belastende verklaringen volgt dat [slachtoffer A] op of omstreeks 14 juli 2015 door de verdachte anaal is gepenetreerd. Naar het oordeel van het hof draagt deze bevinding echter wel bij aan de overtuiging dát seksueel misbruik van [slachtoffer A] heeft plaatsgevonden door de verdachte.

Het hof laat tevens meewegen dat [slachtoffer A] op de vraag of zij ooit heeft gezien of er iets uit de penis van de verdachte kwam, heeft geantwoord: “ja. Het lijkt op ijs. Het lijkt op tandpasta. Alsof het uit een tube komt”. Het hof acht het niet aannemelijk dat [slachtoffer A] – gelet op haar leeftijd – eerder op andere wijze met dergelijke verschijnselen geconfronteerd is geweest, hetgeen de inhoud van haar verklaring zou kunnen hebben beïnvloed.

Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 14 juli 2015 schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn elfjarige dochter [slachtoffer A] , een en ander op de wijze zoals hierna onder bewezenverklaring wordt aangegeven.

Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman wordt dan ook in al zijn onderdelen verworpen.

Nadere bewijsoverwegingen

Tot slot overweegt het hof dat de belastende verklaringen van de aangeefsters tevens redengevend zijn voor feiten 2 en 3. De aangifte van [slachtoffer B] ten aanzien van de mishandeling vindt steun in de verklaring van [getuige] . [slachtoffer B] heeft voorts verklaard dat zij niet zelf heeft gezien dat [slachtoffer A] door de verdachte werd geslagen op 14 juli 2015, maar dat zij dat van [slachtoffer A] heeft gehoord. De verklaring van [slachtoffer A] dat zij op 14 juli 2015 is mishandeld door de verdachte wordt ondersteund door de blauwe plekken die door de politie zijn waargenomen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:

1:op 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam, met [slachtoffer A] , geboren op [geboortedag] 2004 , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer A] , immers heeft hij, verdachte, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer A] gebracht;

2:op 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam, zijn kind, [slachtoffer A] , heeft mishandeld door toen en daar die [slachtoffer A] (krachtig):

- te slaan tegen de armen en

- aan de haren te trekken;

3:op 14 juli 2015 te Edam, gemeente Edam-Volendam, zijn echtgenote [slachtoffer B] heeft mishandeld door toen en daar die [slachtoffer B] (krachtig):

- aan de haren vast te pakken en

- met het hoofd tegen de muur te duwen en

- te stompen tegen het gezicht.

Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze in de bijlage bij dit arrest zijn opgenomen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn kind.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft seksuele handelingen, mede bestaande uit seksueel binnendringen van het lichaam, verricht bij zijn toen elfjarige dochter [slachtoffer A] . Hij heeft [slachtoffer A] ook mishandeld door haar te slaan tegen de armen. Daarnaast heeft hij zijn vrouw mishandeld door haar aan de haren vast te pakken, met het hoofd tegen de muur te duwen en te stompen tegen het gezicht. Dit zijn zeer ernstige strafbaar feiten.

Het misbruik en de mishandelingen vonden plaats in het huis waar de verdachte met zijn vrouw en zes kinderen woonde. De omstandigheid dat het misbruik plaatsvond binnen de gezinssfeer en in de woning die [slachtoffer A] ‘thuis’ noemde, verzwaart de ernst van dit, op zich al buitengewoon ernstige, strafbare feit. Daar komt bij dat de verdachte fysiek geweld tegen haar heeft gebruikt en het misbruik in een sfeer van intimidatie en dreiging heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft zich daarbij alleen laten leiden door zijn seksuele driften en zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van of de gevolgen voor het slachtoffer. Het kan niet anders dan dat de ontucht, feitelijk de verkrachting, voor [slachtoffer A] een uitermate vernederende, kwetsende en beangstigende ervaring is geweest. De verdachte heeft niet alleen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochter, maar heeft ook haar gevoel van veiligheid in haar eigen gezin en woning geschaad. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten, zeker in het geval van jonge kinderen, zo niet blijvend dan toch zeer langdurig nadeel kunnen ondervinden van wat hun is aangedaan. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan.

Het hof is van oordeel dat een ernstig feit als ontucht met een minderjarig kind van beneden de twaalf jaren oud, de oplegging van een grotendeels onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Daarbij heeft het hof tevens meegewogen dat de strafverzwarende omstandigheid van artikel 248, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Door zijn dochter en echtgenote te mishandelen heeft de verdachte bovendien (nog) een inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Deze inbreuk is extra verwijtbaar vanwege de familieband van de verdachte met zijn slachtoffers. Door de mishandeling van zijn vrouw heeft de verdachte een dermate bedreigende situatie gecreëerd dat de andere kinderen van de verdachte, die getuige zijn geweest van de mishandeling, het huis uit zijn gevlucht door over de schutting te springen en vervolgens de buren om hulp hebben gevraagd. Uit de verklaringen volgt dat de gebeurtenissen op 14 juli 2015 niet op zichzelf stonden.

In het nadeel van de verdachte weegt het hof verder mee dat de verdachte op geen enkel moment, ook niet ter terechtzitting in hoger beroep, enige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelingen. Integendeel, hij is steeds vasthoudend gebleven in zijn ontkenningen.

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op een de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een Pro Justitia psychologisch rapport van 15 november 2015, waarin onder meer wordt geconcludeerd dat het vermogen tot introspectie van de verdachte gering is en dat hij zich niet of nauwelijks lijkt te (willen) verplaatsen in de beleving van anderen. Er is een duidelijke tendens de eigen persoon te idealiseren. Het zelfinzicht van de verdachte wordt als gering beoordeeld. Het psychologisch onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, waarbij dient te worden opgemerkt dat de informatie die de verdachte heeft verschaft erg beperkt is gebleven en tevens sterk sociaal wenselijk gekleurd lijkt te zijn.

Dit alles brengt het hof ertoe een hogere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal gevorderd en dan door de rechtbank opgelegd. Ook het hof zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, ter voorkoming van herhaling van strafbare feiten.

Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 57, 244, 248, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.J.A. Plaisier en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 april 2019.

mr. M. Iedema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature