Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

medeplegen invoer cocaïne, bevestiging met andere strafmotivering

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-002841-17

datum uitspraak: 22 augustus 2018

TEGENSPRAAK

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-870005-17 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen – overwegende dat de door het hof toegelaten wijziging van de tenlastelegging niet aan de bevestiging van het vonnis in de weg staat, nu het hof niet toekomt aan een oordeel over het gewijzigde onderdeel van de tenlastelegging – met dien verstande dat;

het hof met de rechtbank van oordeel is dat de verdachte de cocaïne invoer heeft medegepleegd op grond van hetgeen de rechtbank daaromtrent onder 3.3 en 3.4 in het vonnis heeft overwogen en dat hetgeen door de raadsvrouw daaromtrent in hoger beroep is aangevoerd niet tot een ander oordeel leidt;

het hof de strafmotivering wijzigt.

Strafmotivering

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van invoeren van 2.733,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Gelet op de hoeveelheid moet de cocaïne bestemd zijn geweest voor de handel. De verspreiding van en handel in harddrugs, en in het verlengde daarvan het gebruik ervan, betekenen een bedreiging van de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich mee en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit.

Het hof rekent de verdachte verder in het bijzonder aan dat zij en haar mededaders, om de invoer te bewerkstelligen, gebruik hebben gemaakt van een meervoudig verslaafde, gehandicapte vrouw, wier bereidheid de cocaïne naar Nederland te smokkelen, was ingegeven door haar slechte financiële situatie. De verdachte heeft voorts haar vriend, die tevens als mededader was betrokken en die voornoemde vrouw op Aruba moest bewaken en begeleiden, tips gegeven over de wijze waarop de vrouw het beste in toom kon worden gehouden. Zo adviseerde de verdachte hem de medicijnen van die vrouw af te pakken en haar geen alcohol te geven. Ook was de verdachte ervan op de hoogte dat de vrouw werd opgedragen een correctiebroek – waarin de cocaïne was verstopt – te dragen, terwijl dit haar veel pijn deed.

Het hof is van oordeel dat de verdachte een groter aandeel in de cocaïnesmokkel heeft gehad dan zij zelf heeft doen voorkomen. Haar stelling dat haar handelingen louter zijn ingegeven door haar liefde voor de medeverdachte, acht het hof niet overtuigend.

Tot slot weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee dat zij een verslavend middel in Nederland heeft ingevoerd, terwijl zij in haar werk als verslavingsverpleegkundige dagelijks de schrijnende gevolgen van het gebruik van dergelijke middelen onder ogen krijgt. Dit heeft haar er kennelijk niet van weerhouden haar eigen belang voorop te stellen.

Gelet op het voorgaande kan niet worden volstaan met een lagere straf dan door de rechtbank opgelegd. De door en namens de verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte kunnen niet tot een ander oordeel leiden.

BESLISSING

Het hof:

Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van

mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

22 augustus 2018.

mr. A.M. van Woensel en mr. M. Senden zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature