Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen voor zes maanden is door de rechtbank toegewezen. De moeder komt in hoger beroep. De vader is niet-ontvankelijk in zijn incidenteel hoger beroep, waarbij hij verzoekt om een langere termijn van de ondertoezichtstelling. Uitleg artikel 1:260 lid 2 BW .

Het hof is van oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet aanwezig zijn. Hoewel de verhouding tussen ouders aanleiding geeft tot zorg is naar het oordeel van het hof geen sprake van een ernstige en concrete ontwikkelingsbedreiging van de kinderen.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie -en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.233.430/ 01

zaaknummer rechtbank: C/15/267767 / JU RK 17-2155

beschikking van de meervoudige kamer van 19 juni 2018 inzake

[X] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster in principaal hoger beroep,

verweerster in incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. S. Kuijs te Alkmaar,

en

De Jeugd- & Gezinsbeschermers Noord-Holland,

gevestigd te Alkmaar,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de GI.

Voorst is als belanghebbende aangemerkt:

[Y] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in principaal hoger beroep,

verzoeker in incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. J.F.M. van Weegberg te Den Haag.

In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming,

locatie: Haarlem

hierna te noemen: de raad.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (Alkmaar) van 11 januari 2018 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

De moeder is op 15 februari 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 11 januari 2018.

2.2.

De GI heeft op 21 maart 2018 een verweerschrift in principaal hoger beroep ingediend.

2.3.

De vader heeft op 20 maart 2018 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 3 april 2018 met bijlagen, ingekomen op dezelfde datum.

2.5.

De mondelinge behandeling heeft op 4 april 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de moeder, bijgestaan door mr. T.J.E. op de Weegh, advocaat te Alkmaar;

- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager en een collega;

- de vader bijgestaan door zijn advocaat;

- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.

3 De feiten

3.1.

Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn geboren [A] (hierna: [kind a] ) [in] 2013 en [B] (hierna: [kind b] ) [in] 2015 (hierna gezamenlijk: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven de helft van de tijd bij de moeder en de helft van de tijd bij de vader.

De moeder heeft een dochter uit een eerdere relatie, [C] , geboren [in] 2005.

3.2.

[kind a] en [kind b] zijn bij beschikking van 12 januari 2016 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd.

4 De omvang van het geschil

4.1.

Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de GI de ondertoezichtstelling van [kind a] en [kind b] voor de duur van zes maanden (tot 13 juli 2018) te verlengen, toegewezen.

4.2.

De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling alsnog af te wijzen.

4.3

De GI verzoekt het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.4.

De vader verzoekt in principaal hoger beroep het verzoek van de moeder af te wijzen. In incidenteel hoger beroep verzoekt hij de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van twaalf maanden.

5 De motivering van de beslissing

5.1.

Aan de orde is de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind a] en [kind b] .

5.2.

Ingevolge het bepaalde in artikel 260, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 255, eerste lid, BW van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW , in staat zijn te dragen.

De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen op verzoek van de GI die het toezicht heeft. Indien deze GI niet tot een verzoek overgaat, zijn de raad voor de kinderbescherming, een ouder, degene die niet de ouder is en de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt en het openbaar ministerie bevoegd tot het doen van het verzoek (art. 260, lid 2 BW)

Ontvankelijkheid incidenteel hoger beroep

5.3.

Het hof ziet aanleiding eerst de ontvankelijkheid van het verzoek van de vader in incidenteel hoger beroep te behandelen.

De advocaat van de vader heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd toegelicht dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek in hoger beroep omdat hij aan de rechtbank kenbaar heeft gemaakt dat hij een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van twaalf maanden verzocht, zodat geen sprake is van een zelfstandig verzoek dat voor het eerst in hoger beroep wordt gedaan.

Het hof overweegt dat de vader de rechtbank bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 28 december 2017, heeft bericht dat hij zou willen dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd voor de duur van een jaar. Hij heeft dit standpunt ter zitting herhaald. De rechtbank heeft dit onder de overwegingen opgenomen als “standpunt van de vader”. In het dictum van de bestreden beschikking is (enkel) de ondertoezichtstelling voor zes maanden verlengd en is het verzoek van de vader niet expliciet afgewezen. Kennelijk heeft de rechtbank het verzoek van de vader niet aangemerkt als een zelfstandig verzoek.

Het hof is van oordeel dat het schriftelijke verzoek van de vader wel opgevat had moeten worden als zelfstandig verzoek. De wet biedt echter naar het oordeel van het hof geen ruimte voor het verzoek van de vader in een situatie als hier aan de orde. Op grond van artikel 1:260, lid 2 BW kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen op verzoek van de GI. Indien de GI niet tot een verzoek overgaat, zijn de raad voor de kinderbescherming, een ouder en het openbaar ministerie bevoegd tot het doen van het verzoek. In het onderhavige geval is echter een verlengingsverzoek gedaan door de GI voor de duur van zes maanden. Naar het oordeel van het hof dient artikel 1:260 lid 2 BW niet zo (ruim) uitgelegd te worden dat in een dergelijk geval de ouder bevoegd is om een langere termijn te verzoeken dan de GI heeft gedaan, zoals door de vader is verzocht. Het voorgaande betekent dat het hof de vader niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn verzoek om de ondertoezichtstelling te verlengen met een termijn van twaalf maanden.

Beoordeling principaal hoger beroep

5.4.

De moeder stelt zich op het standpunt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling van [kind a] en [kind b] niet aanwezig zijn. Zij voert hiertoe aan dat geen sprake is van een concrete en ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. De school en het kinderdagverblijf hebben geen zorgen over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de kinderen, zo blijkt ook uit het gezinsplan. De mogelijk toekomstige ontwikkelingsbedreiging dat de strijd tussen de ouders op termijn schadelijk zou kunnen zijn voor de kinderen is naar de mening van de moeder onvoldoende grond voor een ondertoezichtstelling.

Volgens de moeder is de rechtbank ten onrechte voorbij gegaan aan de voorgeschiedenis van partijen en alle hulpverlening die reeds is ingezet, ook nog tijdens de relatie. De rechtbank heeft voorts het destructieve patroon van de vader niet onderkend en evenmin het feit dat de ondertoezichtstelling een podium creëert voor de vader om strijd te voeren. Partijen hebben tijdens en na de relatie meermaals gezamenlijk en individueel therapie gevolgd. Vanaf mei 2017 hebben zij systeemtherapie gekregen bij Parlan. Nadat de vader een brief aan de rechtbank had gestuurd waarin hij bepleitte de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar toe te wijzen en in die brief is ingegaan op het verloop van de therapiesessies van partijen, heeft Parlan aangegeven dat het als gevolg daarvan voor Parlan niet mogelijk is het vereiste klimaat te scheppen voor de ouders om door te gaan met de therapie. Er zijn gesprekken geweest met de GI en de vader heeft de rechtbank verzocht zijn brief buiten beschouwing te laten. Parlan heeft inmiddels besloten de therapie niet voort te zetten.

De moeder is het niet eens met de overweging van de rechtbank dat intensieve hulpverlening nodig is in de vorm van “Kinderen uit de Knel” en dat de GI ervoor dient te zorgen dat dit zo spoedig mogelijk wordt opgestart. De moeder is van mening dat de ouders niet alle hulp hoeven te accepteren. De rechtbank beslist niet over de invulling van de ondertoezichtstelling. De systeemtherapeuten van Parlan hebben de ouders geadviseerd individueel therapie aan te gaan en pas als de strijd is verminderd adviseren zij Kinderen uit de Knel. De moeder kan zich hierin vinden. Volgens de moeder past dit in de lijn van solo parallel ouderschap en kan dit rust creëren.

De moeder heeft hieraan ter zitting in hoger beroep toegevoegd dat zij er niet op uit is het contact tussen de vader en de kinderen te verminderen. Zij wil de zorg voor de kinderen bij helfte blijven delen.

5.5.

De GI is van mening dat de gronden voor de ondertoezichtstelling van de kinderen aanwezig waren en zijn. De complexe echtscheidingsproblematiek van de ouders betekent dat er een reële dreiging is dat de kinderen daar last van hebben. Zij zijn al jaren getuige van de problematiek tussen de ouders en verkeren daardoor in een spanningsvolle situatie. De GI wijst erop dat de met name de vader zorgelijke signalen signaleert. De GI is van mening dat gelet op de zorgen uit de raadsrapportage en de historie aan hulpverlening de noodzaak van de kinderbeschermingsmaatregel zeer aantoonbaar is, gelet op de fragiele en verstoorde communicatie tussen de ouders en de effecten daarvan op de kinderen. Voorafgaand aan de ondertoezichtstelling werd van juni 2015 tot eind augustus 2015 vanuit het Oranjehuis intensieve hulpverlening geboden naar aanleiding van politiemeldingen over huiselijk geweld. Gedurende het raadsonderzoek is reeds gestart met een training vechtscheidingsmethodiek. De ouders hebben via GGZ relatietherapie gevolgd. Uiteindelijk is na vele zorgmeldingen de ondertoezichtstelling uitgesproken.

Volgens de GI zijn zowel de GI, de kinderrechter en Parlan van mening dat Kinderen uit de Knel noodzakelijk is als de strijd aanhoudt. Het is voor de GI onduidelijk waar de moeder haar uitspraak op baseert dat het in de lijn van Parlan zou passen om solo parallel ouderschap voor te stellen. Parlan is hier geen voorstander van en er is geen plaats voor solo parallel ouderschap als de ouders de zorg voor de kinderen gelijkelijk willen delen. De GI is het eens met het oordeel van de rechtbank dat het volstrekte gebrek aan communicatie tussen de ouders een risico is voor de ontwikkeling van de kinderen.

Namens de GI is ter zitting in hoger beroep (desgevraagd) verklaard dat het goed gaat met [kind a] en [kind b] . Er zijn geen zorgen over de kinderen en de pedagogische vaardigheden van beide ouders zijn als voldoende beoordeeld. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat de kinderen last hebben van de huidige situatie, maar het is algemeen bekend dat strijd tussen de ouders schadelijk is voor kinderen, aldus de GI.

5.6.

De vader is met de GI van mening dat de gronden voor de ondertoezichtstelling van de kinderen aanwezig zijn. Hij wijst erop dat de moeder nu zelfs een tegenbeweging laat zien in plaats van verbetering en stelt helemaal niet meer te hoeven communiceren met hem nu ze zich richt op parallel solo ouderschap. Bovendien heeft de moeder geen oog voor de zorgelijke omstandigheden waarin de kinderen opgroeien. De vader ziet deze wel. De moeder informeert de vader niet over oudergesprekken op school en komt afspraken niet na. Ook hanteerde zij ineens en zonder reden het overdrachtsschriftje niet meer. De vader heeft zorgen over het gedrag van [kind a] . Zij maakt zich volgens hem zorgen over zaken die niet horen bij een meisje van haar leeftijd dat veilig opgroeit. Volgens de vader ondermijnt de moeder hem, hetgeen zich uit in opmerkingen van [kind a] . De vader heeft dit gemeld bij de GI. De moeder probeert de werelden van de ouders gescheiden te houden. De vader wijst op het gevaar van ouderverstoting bij [kind a] en [kind b] . De oudste dochter van de moeder, [C] , wil haar vader en ook hemzelf niet meer zien.

De hulpverlening faalt met name door het handelen van de moeder, aldus de vader. Er hebben in totaal slechts vier sessies plaatsgevonden bij Parlan in twee maanden. De vader acht het niet aannemelijk dat de moeder zelf de juiste hulp zal opzoeken en aanvaarden.

Volgens de vader laat de moeder zien in houding en gedrag dat ze redenen zoekt om niet als ouders samen te werken. De vader heeft steeds gepleit voor een goed zicht op / diagnose van de onderliggende problematiek. Ook in het raadsonderzoek van december 2015 staat dat de moeder mogelijk gebaat is bij een persoonlijkheidsonderzoek. De vader verzoekt desnoods forensische mediation of een ouderschapsonderzoek in te zetten met als doel hoe de kinderen de ruimte krijgen om met beide ouders op te groeien, maar tot een andere verdeling van de zorg te komen zodat [kind a] en [kind b] minder worden blootgesteld aan de onderliggende problematiek en niet iedere beslissing rond de kinderen gepaard gaat met stress en procedures. De vader heeft hier ter zitting in hoger beroep aan toegevoegd dat de GI een belangrijke rol heeft gespeeld bij het tot stand komen van de zorgregeling en dat het voor de vader ook nu nog belangrijk is dat een derde betrokken is. Recentelijk was er bijvoorbeeld ineens geen overdracht meer na de omgang door de moeder. De vader kan dat nu aan de GI voorleggen. Volgens de vader gunt de moeder hem het contact niet met de kinderen. De vader is bang dat als de GI niet meer betrokken is hetzelfde zal gebeuren als bij de oudste dochter van de moeder en haar vader is gebeurd.

5.7.

De raad heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat het voor de raad moeilijk is een advies te geven in de onderhavige situatie. De kinderen vertonen geen kindsignalen en er zijn geen zorgen over de opvoedsituaties bij beide ouders. Er is sprake van een geringe veranderingsbereidheid bij de ouders. De raad ziet dat een (mogelijke) ontwikkelingsbedreiging van de kinderen is gelegen in de slechte communicatie tussen de ouders en het gebrek aan samenwerking tussen hen, maar het is de vraag of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De raad is niet overtuigd van de meerwaarde van een ondertoezichtstelling in deze situatie.

5.8.

Het hof overweegt als volgt. Een ondertoezichtstelling is een ingrijpende maatregel. Dit ingrijpende karakter brengt mee dat sprake moet zijn van een ernstige en concrete ontwikkelingsbedreiging. De enkele mogelijkheid van een toekomstige bedreiging voor de ontwikkeling van het kind biedt onvoldoende basis voor de toepassing van de maatregel van ondertoezichtstelling.

In het onderhavige geval is de grondslag voor het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling gelegen in de ernstige zorgen over de verstoorde communicatie tussen de ouders. De GI heeft deze zorg in het inleidend verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling aldus geformuleerd dat volgens de GI het risico bestaat dat, wanneer de huidige situatie niet verandert, de kinderen zich in de toekomst bewuster zullen worden van het problematische contact tussen de ouders en hier last van gaan ondervinden. De GI heeft voorts in het inleidend verzoek vermeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om te borgen dat de hulpverlening continueert en om verdere afspraken vast te leggen (parallel solo ouderschap als de communicatie niet verbetert, samenwerkingsafspraken als dit wel lukt).

Het hof stelt voorop dat duidelijk is dat sprake is van een gecompliceerde relatie tussen de ouders, die wordt gekenmerkt door een gebrek aan vertrouwen in elkaar en langdurige, ernstige communicatieproblemen. Er zijn meerdere hulpverleningstrajecten ingezet, welke tot op heden niet tot een significante verbetering hebben geleid. Ten tijde van de bestreden beschikking namen de ouders deel aan systeemtherapie bij Parlan. Dit traject is inmiddels door Parlan beëindigd.

Hoewel de verhouding tussen ouders aanleiding geeft tot zorg is naar het oordeel van het hof geen sprake van een ernstige en concrete ontwikkelingsbedreiging van [kind a] en [kind b] . Het hof neemt hierbij in overweging dat uit de stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat de school en het kinderdagverblijf geen zorgen hebben over (de ontwikkeling van) [kind a] en [kind b] . Ook de GI constateert geen kindsignalen. De door de vader genoemde zorgelijke signalen bij [kind a] , in de zin dat zij zich zorgen maakt en nadenkt over zaken die niet bij een meisje van haar leeftijd horen, zijn - nog daargelaten dat deze zorgen niet worden gedeeld door anderen zoals de school van [kind a] - naar het oordeel van het hof onvoldoende om te spreken van een ernstige en concrete ontwikkelingsbedreiging.

Daarnaast weegt het hof mee dat de kinderen met hun beide ouders een uitgebreid en goed contact hebben. Uit het gezinsplan van de GI blijkt dat sprake is van veel affectie tussen de moeder en de kinderen en tussen de vader en de kinderen, dat nu er afspraken zijn gemaakt over de zorgregeling het de ouders lukt om deze afspraken na te komen. [kind a] en [kind b] zien hun beide ouders evenveel en de vader speelt een belangrijke rol in het leven van zijn dochters. De situatie tussen [kind a] en [kind b] en de vader is daarmee heel anders dan de situatie van [C] -de oudste dochter van de moeder- en haar vader, naar welke situatie veelvuldig door de vader wordt verwezen. Dat de zorgregeling moeizaam tot stand is gekomen doet daar niet aan af. De GI heeft ter zitting in hoger beroep voorts desgevraagd verklaard dat er geen zorgen zijn over de opvoedsituaties bij beide ouders en dat de pedagogische vaardigheden van beide ouders voldoende zijn.

Het hof komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet aanwezig waren ten tijde van de bestreden beschikking en ook thans niet aanwezig zijn. Dit betekent dat het hof de beschikking waarvan beroep zal vernietigen en het inleidend verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal afwijzen. De zorg van de GI dat de kinderen in de toekomst last zullen krijgen van de communicatieproblemen tussen de ouders levert thans onder de huidige omstandigheden onvoldoende grond op voor verlenging van de ondertoezichtstelling.

Het hof overweegt nog dat de ondertoezichtstelling de afgelopen periode niet heeft kunnen bijdragen aan een oplossing van de communicatieproblemen en het gebrek aan vertrouwen in elkaar tussen de ouders onderling en in die zin niet effectief is gebleken. Het hof benadrukt dat het voorgaande niet wegneemt dat de ouders er alles aan dienen te doen om de kinderen niet te belasten en te waarborgen dat de kinderen met hun beide ouders een goed contact behouden. Daarbij lijkt van groot belang dat de ouders zich minder richten op (de strijd met) elkaar en meer op de kinderen.

5.9.

Het hof ziet geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden voor nader onderzoek en acht zich op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht.

5.10.

Dit leidt tot de volgende beslissing.

6 De beslissing

Het hof:

In principaal hoger beroep:

vernietigt de beschikking waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:

wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind a] en [kind b] af;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar), afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;

In incidenteel hoger beroep:

verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek de ondertoezichtstelling te verlengen met een termijn van twaalf maanden.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. M.C. Schenkeveld en mr. M. Groenleer, bijgestaan door mr. E.E. Kraan als griffier, en is op 19 juni 2018 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature