Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Klacht tegen een notaris. Klagers verwijten de notaris nalatig althans onzorgvuldig optreden ten aanzien van de afwikkeling van een nalatenschap op een dertiental klachtonderdelen.

De kamer heeft de klacht deels gegrond verklaard en de notaris de maatregel van berisping opgelegd, alsmede een geldboete van EUR 5.000,00.

Het hof vernietigt de beslissing van de kamer omwille van de duidelijkheid, verklaart de klacht deels gegrond en legt de notaris een berisping op, alsmede een geldboete van EUR 5.000,00.

Uitspraak



beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.195.345/01 NOT

nummer eerste aanleg : 297011/RK 16-5

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 4 april 2017

inzake

mr. [naam] ,

notaris te [plaats] ,

appellant,

gemachtigde: mr. G. van Atten, advocaat te Amsterdam,

tegen

[naam] ,

wonend te [plaats] ,

[naam]

wonend te [plaats] ,

[naam] ,

wonend te [plaats] ,

[naam] ,

wonend te [plaats] ,

geïntimeerden,

gemachtigde: mr. F.P. van Dalen, advocaat te Leeuwarden.

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Appellant (hierna: de notaris) heeft op 15 juli 2016 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 17 juni 2016 (ECLI:NL:TNORARL:2016:30). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerden (hierna afzonderlijk te noemen: klaagster 1, klaagster 2, klager 3 en klager 4 en tezamen: klagers) voor wat betreft de klachtonderdelen 1), 3), 4), 6), 7), 9), 10) en 13) gegrond verklaard en de notaris de maatregel van berisping opgelegd, alsmede een geldboete van € 5.000,00. De kamer heeft de klacht van klagers voor wat betreft de klachtonderdelen 2), 5), 8), 11) en 12) (deels) ongegrond verklaard. Voor het overige zijn klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht.

1.2.

De notaris heeft op 18 augustus 2016 een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.

1.3.

Klagers hebben op 30 september 2016 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend. In het verweerschrift hebben klagers het hof tevens verzocht om bij wege van incidenteel appel nieuwe klachten van klagers te beoordelen.

1.4.

De gemachtigde van de notaris heeft het hof per faxbericht van 10 november 2016 verzocht om in het incidentele appel schriftelijk verweer te mogen voeren.

1.5.

Het hof heeft partijen bij brief van 24 november 2016 bericht dat er volgens vaste rechtspraak van het hof binnen het notariële tuchtrecht geen noodzaak of plaats is voor het instellen van incidenteel beroep als afzonderlijke rechtsingang, aangezien een zaak opnieuw in volle omvang wordt behandeld, en dat een nadere schriftelijke ronde niet aan de orde was omdat de reactie op het incidentele appel tijdens de mondelinge behandeling ter kennis van het hof gebracht kon worden.

1.6.

Op 12 januari 2017 is van de notaris een aanvullende productie ontvangen. Hierop heeft het hof per e-mail van diezelfde dag aan partijen medegedeeld dat het is toegestaan tot tien kalenderdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling nadere producties in het geding te brengen en het hof op de zitting een beslissing zou geven over het al dan niet in behandeling nemen van de in het geding gebrachte productie, nu deze productie niet binnen vorenbedoelde termijn bij het hof was ingekomen.

1.7.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 19 januari 2017. De notaris, vergezeld van zijn echtgenote mr. [naam] , als kandidaat-notaris aan het kantoor van de notaris verbonden (hierna: de kandidaat-notaris), is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Klagers zijn eveneens verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

Op de zitting hebben klagers bezwaar gemaakt tegen de door de notaris op 12 januari 2017 nog ingediende productie. Hierop heeft het hof beslist dat die productie buiten beschouwing wordt gelaten.

2 Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3 Feiten

3.1.

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. De notaris heeft tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt, in die zin dat volgens hem de feiten enige aanvulling en correctie behoeven. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden

3.2.

Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.

3.2.1.

Mevrouw [naam] (hierna: erflaatster) is op 15 januari 2014 overleden.

3.2.2.

Erflaatster heeft bij testament van 17 juni 2013, opgemaakt door de notaris, over haar nalatenschap (hierna: de nalatenschap) beschikt. Een negental neven en nichten van erflaatster, onder wie klagers, is tot erfgenamen benoemd. Het testament vermeldt voorts, voor zover van belang:

(…)

F EXECUTEUR

1. Benoeming executeur

Ik benoem tot executeur de oudste kandidaat-notaris welke ten tijde van mijn overlijden werkzaam is op het kantoor van genoemde notaris mr. [naam] , dan wel zijn ambtsopvolger en als deze kandidaat-notaris de benoeming niet wil of kan aanvaarden, de op één na oudste kandidaat-notaris en als die de benoeming niet wil of kan aanvaarden de op twee na oudste kandidaat-notaris enzovoort.

Mocht op vorenbedoeld kantoor géén kandidaat-notaris werkzaam zijn dan wel geen kandidaat-notaris zijn die de benoeming wil of kan aanvaarden, dan benoem ik tot executeur de oudste – qua leeftijd – notarisklerk, werkzaam op vorenbedoeld notariskantoor en indien die notarisklerk de benoeming niet wil of kan aanvaarden, de op één na oudste – qua leeftijd – notarisklerk en als die de benoeming niet kan of wil aanvaarden de op twee na oudste – qua leeftijd – notarisklerk enzovoort.

De executeur komt voor elk gewerkte uur een beloning toe gelijk aan het uurloon als voor notarissen gebruikelijk is.

(…)

6. Toevoegen, in de plaats stellen, vervangen

Ik ken de executeur de bevoegdheid toe een of meer andere executeurs aan zich toe

te voegen of in haar plaats te stellen; (…)

3.2.3.

Op 16 januari 2014 heeft een eerste bespreking plaatsgevonden tussen een van de erfgenamen, [naam] , en de notaris.

3.2.4.

Op 27 januari 2014 heeft [Y] , de oudste notarisklerk van het kantoor van de notaris, de benoeming tot executeur aanvaard.

3.2.5.

De notaris heeft de erfgenamen op 29 januari 2014 een (eerste) brief gestuurd. In de brief is onder meer medegedeeld dat de notaris bezig was met het inventariseren van de nalatenschap. Tevens is een afschrift van het testament bijgevoegd.

3.2.6.

In april 2014 heeft klager 4 de notaris bericht dat hij de nalatenschap wil verwerpen, waardoor zijn kinderen op grond van de bepalingen in het testament zijn plaats als erfgenaam zullen innemen.

3.2.7.

Op 22 juli 2014 is een (tweede) brief aan de erfgenamen verzonden namens waarnemend notaris mr. [naam] (verder: [Z] ). De brief is feitelijk geschreven door de notaris.

3.2.8.

Op 19 augustus 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van de notaris met klaagsters 1 en 2.

3.2.9.

Klaagsters 1 en 2 hebben op 1 november 2014 de notaris een aangetekende brief gezonden waarin zij hun onvrede hebben geuit over de (voortgang van de) afhandeling van de nalatenschap. De brief is door de notaris niet beantwoord.

3.2.10.

Op 1 januari 2015 is [Y] uit dienst getreden. De kandidaat-notaris is op de genoemde datum werkzaamheden gaan verrichten op het kantoor van de notaris.

3.2.11.

De KNB heeft in januari 2015 op verzoek van klagers een bemiddelingspoging gedaan. De notaris heeft hier niet op gereageerd.

3.2.12.

De notaris heeft op 5 maart 2015 (abusievelijk gedateerd 2014) een (derde) brief verzonden aan de erfgenamen. Deze brief handelt over de verdeling van de inboedelgoederen.

3.2.13.

Vanaf mei 2015 heeft de kandidaat-notaris alle werkzaamheden van de notaris in de nalatenschap overgenomen en tevens de werkzaamheden van [Y] als executeur.

3.2.14.

Op 26 mei 2015 heeft de kandidaat-notaris een (vierde) brief aan de erfgenamen gezonden met vermelding van de stand van zaken.

3.2.15.

Op 7 juni 2015 heeft de kandidaat-notaris de belastingaangifte IB 2014 gedaan.

3.2.16.

Uit de verklaring van erfrecht en executele van 22 juni 2015, opgemaakt door de kandidaat-notaris, blijkt dat de akte van verwerping van klager 4 dateert van 9 juni 2015. Voorts blijkt hieruit dat de kandidaat-notaris op diezelfde datum in de plaats is gesteld tot executeur en die benoeming heeft aanvaard.

3.2.17.

Op 22 juni 2015 heeft de kandidaat-notaris een laatste brief verzonden aan de erfgenamen.

3.2.18.

Op 14 augustus 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen (een aantal) klagers en de kandidaat-notaris.

3.2.19.

Omdat klagers de kandidaat-notaris daarom hebben verzocht, heeft zij op 28 september 2015 een verzoek ingediend om ontslagen te worden als executeur. De kandidaat-notaris is vervolgens op 16 november 2015 ontslagen als executeur.

3.2.20.

Ten tijde van het openvallen van de nalatenschap van erflaatster was de notaris verwikkeld in een tweetal tuchtrechtelijke procedures. In de periode 5 tot 27 juli 2014 is hij in verband daarmee tijdelijk geschorst op de voet van artikel 106 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) en is notaris [Z] tot zijn waarnemer benoemd.

3.2.21.

Op 29 juli 2014 heeft de kamer de notaris tweemaal de maatregel van schorsing voor de duur van drie maanden opgelegd in bedoelde tuchtzaken. De notaris heeft tegen deze uitspraken hoger beroep ingesteld.

3.2.22.

In hoger beroep heeft het gerechtshof de notaris op 21 april 2015 in de bedoelde tuchtzaken tweemaal geschorst voor de duur van zes weken, ingaande 27 april 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:1447 en 1449).

3.2.23.

Klagers hebben bij de kamer aanvankelijk ook een klacht ingediend tegen de kandidaat-notaris. Deze klacht is ter zitting van de kamer ingetrokken.

4 Standpunt van klagers

Klagers verwijten de notaris nalatig althans onzorgvuldig optreden ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap op een dertiental klachtonderdelen, die hierna afzonderlijk zullen worden besproken.

5 Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. In de kern komt het verweer van de notaris er op neer dat de notaris zijn werkzaamheden een tijdlang niet goed heeft kunnen uitvoeren vanwege medische omstandigheden, te weten (het begin van) een burn-out. De werkzaamheden in het dossier zijn daarom in de periode van september 2014 tot maart 2015 gestagneerd. Nadat de kandidaat-notaris het kantoor is komen versterken en de werkzaamheden van de notaris heeft overgenomen, is de achterstand volgens de notaris zo voortvarend mogelijk weggewerkt. De notaris is van mening dat de kamer deze door de notaris aangevoerde omstandigheden in de beslissing onvoldoende heeft meegewogen.

Het standpunt van de notaris wordt verder, voor zover relevant, hieronder besproken bij de bespreking van de verschillende klachtonderdelen.

6 Beoordeling

Formeel

Kostenveroordeling

6.1.

Klagers hebben in hun verweerschrift het hof verzocht om de notaris te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van de advocaat van klagers. Klagers zullen in dit verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, nu in een tuchtprocedure als de onderhavige geen grondslag bestaat om een proceskostenveroordeling toe te kennen.

Nieuwe klachten

6.2.

Klagers hebben ter zitting in eerste aanleg nieuwe klachtonderdelen aangevoerd, die niet in het klaagschrift aan de orde zijn gesteld. De kamer heeft klagers in deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk verklaard. Klagers hebben deze klachtonderdelen in hoger beroep opnieuw naar voren gebracht en verder aangevuld.

6.3.

Het hof dient op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 Wna een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang te behandelen. In die procedure is voor de behandeling van in appel nieuw of in eerste aanleg te laat geformuleerde klachten geen plaats. De kamer heeft terecht geoordeeld dat klagers in de op de zitting geuite klachten niet kunnen worden ontvangen vanwege het late stadium van de procedure, waarin deze zijn ingediend. De in hoger beroep opnieuw naar voren gebrachte nieuwe klachtonderdelen en aanvullingen daarop zijn gelet op het voorgaande een ongeoorloofde uitbreiding van de klacht. Klagers zullen in deze (nieuwe) klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.

Intrekking klachtonderdeel 5

6.4.

Uit het verweerschrift en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat klagers geen nadere behandeling meer wensen van klachtonderdeel 5, inhoudende dat de notaris heeft verzuimd aangifte inkomstenbelasting 2014 te doen. Dit klachtonderdeel wordt daarom als ingetrokken beschouwd. Het hof is van oordeel dat het algemeen belang geen voortzetting van de behandeling van dit klachtonderdeel vordert, zodat op dit klachtonderdeel niet meer behoeft te worden beslist.

Inhoudelijk

Klachtonderdeel 1) De notaris heeft niet of nauwelijks gereageerd op brieven en/of telefoontjes van klagers.

6.5.

Klagers hebben ter onderbouwing van dit klachtonderdeel aangevoerd dat de notaris niet of nauwelijks op de door hen aan de notaris per telefoon, e-mail en (aangetekende) brieven gerichte vragen heeft gereageerd. Ook het inschakelen van een collega van de notaris, van de KNB en van een advocaat heeft geen reactie van de notaris opgeleverd.

6.6.

De notaris heeft erkend dat hij niet afdoende heeft gereageerd op vragen van klagers en door klagers ingeschakelde derden. De notaris heeft hiervoor spijt betuigd. Volgens de notaris is geen sprake van bewuste onzorgvuldigheid, maar van onmacht op grond van medische redenen.

6.7.

Het hof is, evenals de kamer, van oordeel dat ten aanzien van dit klachtonderdeel sprake is van herhaalde en ernstige nalatigheid van de notaris. Hetgeen door de notaris ten verwere is aangevoerd, te weten dat sprake was van (het begin van) een burn-out waardoor de notaris niet meer in staat was om adequaat te reageren, dient voor risico van de notaris te blijven. De notaris had ervoor zorg dienen te dragen dat de verplichtingen die op hem rustten zorgvuldig werden uitgevoerd. Het klachtonderdeel is gegrond, zoals ook de kamer heeft geoordeeld.

Klachtonderdeel 2) De notaris heeft de verkoop van de inboedelgoederen niet op een juiste wijze aangepakt.

6.8.

Volgens klagers is bij de verkoop van de inboedelgoederen geen rekening gehouden met de wensen van (in ieder geval één van de) klagers. Er is volgens klagers sprake van gebrek aan transparantie voor wat betreft de verkoop. Zo verbazen zij zich er over dat het restant van de inboedel is verkocht aan één van de erfgenamen voor een bedrag van € 50,00.

6.9.

De notaris heeft de gang van zaken rondom de verkoop van de boedel bij de kamer toegelicht. Volgens de notaris is in een brief van 5 maart 2015 aan alle erfgenamen de mogelijkheid aangeboden een laatste bod uit te brengen op het resterende deel van de inboedel.

6.10.

De kamer heeft dit klachtonderdeel bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond verklaard.

6.11.

In hoger beroep hebben klagers ter verdere onderbouwing aangevoerd dat zij zaken, waarvan zij op de daarvoor bestemde lijsten hadden aangegeven dat zij die wilden hebben, niet hebben gekregen en door de notaris later verkocht zijn bij het restant inboedel. Voorts zijn sieraden voor veel lagere bedragen verkocht dan waarvoor ze getaxeerd waren.

6.12.

De notaris heeft in hoger beroep op dit klachtonderdeel geen (nader) verweer gevoerd. Het hof acht dit klachtonderdeel gegrond, nu de stellingen van klagers door de notaris onvoldoende zijn weersproken.

Klachtonderdeel 3) De notaris heeft de erfgenamen niet (voldoende duidelijk) geïnformeerd over de gang van zaken bij de verkoop van de woning van erflaatster.

6.13.

Klagers is niet duidelijk waarom de notaris de woning van erflaatster niet direct via een makelaar in de verkoop heeft aangeboden om zo tot een marktconform bod te komen. Het bod van € 80.000,00, dat klagers in mei 2015 bekend is geworden, was veel te laag. Volgens klagers is nooit met hen besproken dat de woning pas in de verkoop zou worden gedaan nadat de inboedelgoederen zouden zijn verdeeld, zoals de notaris aanvoert.

6.14.

De notaris heeft - onder verwijzing naar de brief van 22 juli 2014 aan de erfgenamen - gesteld dat klagers wel degelijk zijn geïnformeerd over de gang van zaken rondom de verkoop van de woning. Met bedoelde brief is gecommuniceerd dat de woning met een makelaar is bezocht en dat daarbij een vraagprijs van € 87.500,00 is genoemd. De oplevering van de woning heeft volgens de notaris eerst plaatsgevonden in maart 2015 door een van de erven, waarna de woning verkocht kon worden.

6.15.

Het hof overweegt als volgt. De notaris heeft onvoldoende weersproken dat niet met klagers is besproken dat de woning pas te koop zou worden gezet nadat de inboedel zou zijn verdeeld. De notaris heeft voornamelijk verwezen naar de gang van zaken bij de afwikkeling van nalatenschappen in het algemeen. Deze volgorde blijkt ook niet uit de brief van 22 juli 2014. Dat over de gang van zaken bij de verkoop van de woning met (een aantal) klagers op 19 augustus 2014 is gesproken, zoals door de notaris gesteld, is door klagers betwist. Dit onderdeel van de klacht is gegrond, zoals ook de kamer heeft geoordeeld.

Klachtonderdeel 4) De notaris heeft gedurende de gehele periode waarin hij de nalatenschap heeft beheerd geen concrete maatregelen getroffen om de vordering ad € 50.000,00 te incasseren die de nalatenschap heeft op [X] .

6.16.

Klagers hebben zich op het standpunt gesteld dat de notaris veel eerder actie had moeten ondernemen om de vordering te incasseren en indien nodig een gerechtelijke procedure had moeten starten.

6.17.

De notaris heeft aangevoerd dat hij herhaaldelijk heeft getracht om in contact te komen met [X] , behalve in de periode september 2014 – maart 2015. Toen het de notaris in maart 2015 lukte om contact te krijgen met [X] , heeft [X] zich op het standpunt gesteld dat de schuld hem door erflaatster was kwijtgescholden. De door de notaris opgevraagde bewijsstukken, zijn niet door [X] toegezonden. Daarna heeft de kandidaat-notaris de behandeling van de zaak overgenomen en [X] op 26 mei 2015 aangeschreven.

6.18.

Op grond van het voorgaande is vast komen te staan dat de notaris in de periode tot mei 2015, afgezien van pogingen tot het leggen van contact met [X] , geen concrete maatregelen heeft getroffen om tot incassering van de vordering te komen. Dergelijke maatregelen zijn uit een oogpunt van goed boedelbeheer wel noodzakelijk. De notaris heeft de incassering van de vordering derhalve te weinig voortvarend opgepakt, hetgeen hem te verwijten valt. Dit klachtonderdeel treft doel, zoals ook de kamer heeft geoordeeld.

Klachtonderdeel 6) De notaris heeft pas in mei 2015 aangifte erfbelasting gedaan.

6.19.

De notaris heeft erkend dat de aangifte erfbelasting te laat is ingediend en heeft daarvoor zijn spijt betuigd. Volgens de notaris heeft hij als genoegdoening de door de termijnoverschrijding aan de fiscus verschuldigde rente voor de erfgenamen betaald.

6.20.

Het hof is, evenals de kamer, van oordeel dat het feit dat de notaris de door zijn toedoen verschuldigde belastingrente heeft betaald niet wegneemt dat de notaris verzaakt heeft tijdig de aangifte in te dienen. Het hof acht dit klachtonderdeel, evenals de kamer, gegrond.

Klachtonderdeel 7) De notaris heeft er te lang over gedaan om de verwerping van de nalatenschap door klager 4 te realiseren.

6.21.

Volgens klagers heeft klager 4 de notaris in april 2014 laten weten de erfenis te willen verwerpen en is de verwerping pas in juni 2015 gerealiseerd.

6.22.

De notaris heeft zich op het standpunt gesteld dat verwerping niet gebonden is aan een termijn en dat de niet-onmiddellijke verwerping destijds met kennelijk goedvinden van klager 4 heeft plaatsgevonden. Deze gang van zaken is op geen enkele manier nadelig geweest voor de boedel en/of de erfgenamen, aldus de notaris. Volgens de notaris is hij kort na de mededeling van klager 4, die de notaris in augustus 2014 plaatst en niet in april 2014, wegens gezondheidsproblemen uitgevallen en is de zaak later voortvarend opgepakt door de kandidaat-notaris.

6.23.

Evenals de kamer is het hof van oordeel dat er, hetzij sinds april 2014, hetzij sinds augustus 2014, teveel tijd is verstreken voordat de verwerping van de nalatenschap is gerealiseerd, terwijl een gegronde reden voor uitstel van deze actie niet is gebleken. Dat de notaris kort na de mededeling van klager 4 wegens gezondheidsklachten is uitgevallen waardoor de verwerping niet voortvarend is opgepakt, zoals de notaris heeft aangevoerd, dient voor risico van de notaris te komen. Het gebrek aan voortvarendheid in de behandeling van deze zaak is daarom ook op dit punt verwijtbaar. De klacht op dit onderdeel is eveneens gegrond, zoals ook de kamer heeft geoordeeld.

Klachtonderdeel 8) De notaris heeft de erfgenamen niet geïnformeerd over het feit dat hij gedurende de looptijd van de afhandeling van de nalatenschap - vanwege nalatigheid in de afhandeling van andere nalatenschappen - in de uitoefening van zijn ambt als notaris geschorst is geweest. Klagers hebben dit destijds moeten vernemen uit de krant.

6.24.

Het hof stelt het volgende voorop. Uit de onder 3.2.2. geciteerde bepaling onder F in het testament van erflaatster volgt dat eerst [Y] als oudste notarisklerk tot executeur was benoemd en dat later de kandidaat-notaris in zijn plaats als executeur is aangesteld, waartoe het testament (onder F lid 6) de mogelijkheid bood. De notaris is zelf geen executeur geweest maar heeft kennelijk in opdracht van [Y] en later van de kandidaat-notaris werkzaamheden verricht in de nalatenschap.

6.25.

Bij de kamer heeft de notaris over dit klachtonderdeel het volgende aangevoerd. Nadat de notaris een schorsing in de uitoefening van zijn ambt was opgelegd heeft de kandidaat-notaris, als executeur, in het belang van de boedel de werkzaamheden van de notaris overgenomen. Dit is destijds telefonisch aan twee klagers medegedeeld. Daartegen is door hen toen geen bezwaar gemaakt.

Verder heeft de notaris zich op het standpunt gesteld dat hij voldoende duidelijk over zijn schorsing heeft gecommuniceerd. Deze heeft in de krant en op de website van het kantoor gestaan. De notaris was volgens hem niet verplicht de reden van zijn schorsing aan klagers te melden.

6.26.

Het hof is, evenals de kamer, van oordeel dat een notaris – in geval van schorsing in zijn ambtsuitoefening - niet zonder meer gehouden is de aanleiding voor die schorsing aan zijn cliënten mede te delen. Het feit dat de aanleiding voor de schorsing in dit geval lag in de behandeling van zaken die betrekking hadden op de afhandeling van een nalatenschap, betekent op zichzelf niet dat de notaris de reden van zijn schorsing wel uit eigen beweging aan klagers had moeten mededelen. De kamer heeft de klacht op dit punt terecht ongegrond geoordeeld.

Klachtonderdeel 9) De notaris heeft in de periode september 2014 tot mei 2015 - naar blijkt uit de urendeclaratie van 22 juni 2015 - geen werkzaamheden in de nalatenschap verricht.

6.27.

De notaris heeft gesteld dat dit verwijt feitelijk en aantoonbaar onjuist is. Hoewel over de genoemde periode inderdaad geen uren opgenomen zijn in de urenverantwoording van 22 juni 2015, wil dit volgens de notaris niet zeggen dat in de desbetreffende periode geen werkzaamheden zijn verricht. De notaris wijst in dit verband op zijn brief van 5 maart 2015 (abusievelijk gedateerd: 2014). Volgens de notaris heeft hij in deze periode de inventarislijsten met biedingen afgemaakt en is hij vervolgens met de erfgenamen naar de woning gegaan om de inboedel te verdelen. Verder heeft hij succesvol bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking. Daarnaast heeft hij contact gezocht met [X] en met hem afgesproken dat hij bewijsstukken aan zou leveren. Tevens is de notaris op de achtergrond steeds betrokken geweest bij de werkzaamheden die door de kandidaat-notaris zijn verricht. Dat deze werkzaamheden niet voorkomen op de urenspecificatie die bij de brief van 22 juni 2015 is gevoegd is juist. Dit was echter een vergissing. De uren zijn met een op 28 september 2015 verzonden declaratie alsnog in rekening gebracht.

6.28.

Het hof oordeelt ten aanzien van dit klachtonderdeel als volgt. In de periode september 2014 – maart 2015 heeft de afwikkeling van de nalatenschap nagenoeg stil gelegen, zoals door de notaris erkend is. Hoewel aannemelijk is geworden dat de notaris in de periode maart – mei 2015 wel enige werkzaamheden heeft verricht, zijn deze werkzaamheden onvoldoende om te kunnen oordelen dat in de onderhavige periode door de notaris voldoende is ondernomen om tot voortgang van de afwikkeling van de nalatenschap te komen. Dit klachtonderdeel is gegrond, zoals ook de kamer heeft geoordeeld.

Klachtonderdeel 10) De notaris heeft zijn werkzaamheden als executeur overgedragen aan de kandidaat-notaris zonder daarover te overleggen met de erfgenamen.

6.29.

Het hof verwijst naar het onder rechtsoverweging 6.24. vooropgestelde.

6.30.

De notaris heeft zich op het standpunt gesteld dat de overdracht van de executeurswerkzaamheden aan de kandidaat-notaris door de kandidaat-notaris telefonisch is besproken met twee van de klagers. Volgens de notaris is door hen destijds niet kenbaar gemaakt dat zij daarmee niet akkoord gingen. Ook naar aanleiding van de door de kandidaat-notaris verzonden brieven met daarbij gevoegd de verklaring van erfrecht waarin de indeplaatsstelling van de kandidaat-notaris tot executeur was opgenomen, hebben de erfgenamen destijds geen bezwaar gemaakt.

6.31.

Het hof overweegt als volgt. Gezien hetgeen in het testament is opgenomen, was overleg met de erfgenamen over de persoon van de executeur niet noodzakelijk of aangewezen. Nu de notaris geen executeur was, was het niet aan hem om aan klagers mede te delen dat de kandidaat-notaris in de plaats van de oorspronkelijk executeur was gesteld. Het hof acht dit klachtonderdeel, anders dan de kamer, ongegrond.

Klachtonderdeel 11) De notaris heeft de nalatenschap een salaris in rekening gebracht voor zijn werkzaamheden, terwijl de notaris aantoonbaar wanprestatie heeft gepleegd dan wel aantoonbaar niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend executeur verwacht mag worden. Daarnaast staat het de notaris niet vrij de erfgenamen salaris in rekening te brengen voor de door de kandidaat-notaris verrichte werkzaamheden, aangezien deze zonder overleg met de erfgenamen zijn verricht.

6.32.

De notaris heeft bij de kamer betwist dat sprake is van wanprestatie. De notaris heeft bovendien gesteld dat de tijdsbesteding in deze zaak, gezien de tijdsbesteding in vergelijkbare zaken, niet buiten verhouding is geweest.

6.33.

Het hof is, met de kamer, van oordeel dat de beoordeling van de vraag of hier sprake is van een tekortkoming in de nakoming op grond waarvan een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd zou zijn, buiten het bestek van deze tuchtrechtelijke klachtprocedure valt. Voorts valt niet in te zien waarom het de notaris niet vrij zou staan om de door hem en/of door de kandidaat-notaris verrichte werkzaamheden bij klagers in rekening te brengen. Ook wanneer een notaris terecht wordt verweten dat hij onvoldoende werkzaamheden in een nalatenschap heeft gedaan, betekent dit niet dat de wel verrichte werkzaamheden niet in rekening gebracht mogen worden.

Dit klachtonderdeel is door de kamer terecht ongegrond geacht.

Klachtonderdeel 12) De notaris heeft klagers onnodig op kosten gejaagd.

6.34.

De notaris heeft deze stelling bij de kamer gemotiveerd betwist; de klacht is door de kamer bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond verklaard.

6.35.

In hoger beroep hebben klagers aangevoerd dat zij geen advocaat met de daarbij horende kosten hadden hoeven in te schakelen wanneer de notaris zijn werkzaamheden naar behoren had uitgevoerd.

6.36.

Het hof acht dit klachtonderdeel ongegrond. Klagers hebben er zelf voor gekozen om zich voor rechtsbijstand tot een advocaat te wenden.

Klachtonderdeel 13) De notaris heeft tot het moment van overdracht aan de nieuwe executeur geen uitkeringen gedaan aan de erfgenamen van de derdenrekening, terwijl er behalve de inkomstenbelasting 2014 geen schulden meer te verrekenen waren.

6.37.

De notaris heeft zich tegen de klacht op dit punt verweerd met de stelling dat een voorschot op de definitieve verdeling van een nalatenschap slechts wordt gedaan indien de erfgenamen daarom verzoeken en geen van hen daartegen bezwaar maakt. In deze zaak is een dergelijk verzoek niet ingediend. Voorts waren er niet zoveel baten aanwezig dat er geen twijfel over bestond dat het saldo na afwikkeling ruim positief zou zijn. Dat laatste was, zo lang de woning niet was verkocht, niet het geval. Voorts was nog onzeker of er een incassoprocedure tegen [X] moest worden gestart, hetgeen aanzienlijke kosten met zich mee zou brengen.

6.38.

Het hof is van oordeel dat de notaris bij een nalatenschap als deze, waarvan de omvang nog onvoldoende vast staat, zoals door de notaris voldoende aannemelijk is gemaakt, niet uit eigen initiatief tot uitkering van een voorschot hoeft over te gaan. Niet gesteld of is gebleken dat de erfgenamen om een tussentijdse uitkering hebben verzocht. Het hof acht dit klachtonderdeel, anders dan de kamer, ongegrond.

Conclusie en maatregel

6.39.

De conclusie van het hiervoor overwogene is dat de klachtonderdelen 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 9 gegrond zijn en de overige onderdelen ongegrond. Wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het hof als volgt. De notaris heeft niet gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt en daardoor de belangen van klagers veronachtzaamd. Door deze handelwijze heeft de notaris de eer en het aanzien van het notariaat geschaad. Dit valt hem tuchtrechtelijk zwaar aan te rekenen. Alhoewel het hof minder klachtonderdelen dan de kamer gegrond acht, is vanwege de aard en de ernst van de klachten de maatregel van berisping met een boete van € 5.000,00 op zijn plaats, zoals ook door de kamer is opgelegd.

6.40.

Het hof komt deels tot andere beslissingen dan de kamer. Het hof zal de beslissing van de kamer omwille van de duidelijkheid in zijn geheel vernietigen en een nieuwe beslissing geven.

6.41.

Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.

6.42.

Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7. Beslissing

Het hof:

- vernietigt de bestreden beslissing;

en, opnieuw beslissende:

- verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun verzoek om de notaris te veroordelen in de kosten;

- verklaart klagers niet-ontvankelijk in de nieuw geformuleerde klachten als bedoeld in rechtsoverweging 6.3.;

- verstaat dat klachtonderdeel 5 is ingetrokken;

- verklaart de klacht voor zover het betreft de onderdelen 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 9 gegrond;

- legt aan de notaris de maatregel van een berisping op, alsmede een geldboete van € 5.000,00;

- verklaart de klacht voor zover het betreft de onderdelen 8, 10, 11, 12 en 13 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, A.H.N. Stollenwerck en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2017 door de rolraadsheer.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature