U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Hof verklaart zich onbevoegd tot kennisneming van het klaagschrift ex artikel 552a Sv voor zover dat ziet op opheffing van alle inbeslagnemingen ex artikel 94a Sv . Het hof grondt dit oordeel op de omstandigheid dat die voorwerpen in beslag zijn genomen in het kader van een ontnemingsvordering en redelijke wetsuitleg van artikel 552a, derde lid, Sv, in het bijzonder van de daarin voorkomende term 'vervolging', in casu meebrengt dat het klaagschrift had moeten worden ingediend bij de rechtbank, alwaar het strafrechtelijk financieel onderzoek is ingesteld.

Uitspraak



beschikking

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling strafrecht

rekestnummer: 001210-16

parketnummer: 23-002193-16

Beschikking van de meervoudige kamer op het op 21 juni 2016 ter griffie van dit hof ingekomen klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] ,

opgericht op [datum] 1993,

gevestigd te [adres],

te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat mr. B. Kochheim-Bossink,

Zandvoorterweg 60, 2111 GX Aerdenhout.

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt primair tot opheffing van alle inbeslagnemingen ex artikel 94a Sv met last tot teruggave aan de klaagster en subsidiair tot opheffing van het beslag ex artikel 94a Sv op de viskotter genaamd [naam] met last tot teruggave aan de klaagster.

De advocaat van de klaagster heeft bij e-mailbericht (met bijlagen) van 14 september 2016 voornoemd klaagschrift aangepast in dier voege dat het klaagschrift thans primair strekt tot opheffing van alle inbeslagnemingen ex de artikelen 94 en 94a Sv met last tot teruggave aan de klaagster en subsidiair tot opheffing van het beslag ex artikel 94a Sv op de viskotter genaamd [naam] met last tot teruggave aan de klaagster.

Procesgang

Bij vonnis van 31 mei 2016 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, vonnis gewezen in de strafzaak met parketnummer 15-973710-13 tegen klaagster, waarbij de klaagster is vrijgesproken van het haar onder 1 en 2 ten laste gelegde en de teruggave is gelast van de onder de klaagster in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

1.00 STK Personenauto, NISSAN juke, kenteken [kenteken 1];

7- 1.00 1.00 STK Bedrijfsauto, VF24.01.001 IVECO , kenteken [kenteken 2]; en

7- 1.00 1.00 STK Bedrijfsauto, BA.008.15.01.001 HIACE, kenteken [kenteken 3].

Tegen voormeld vonnis heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de beklagzaak, alsmede in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer en heeft op 16 september 2016 de advocaat-generaal, de klaagster (in de persoon van vennoot [klaagster]) en de advocaat van de klaagster ter gelegenheid van de openbare behandeling van het klaagschrift in raadkamer gehoord.

De advocaat-generaal heeft in raadkamer haar schriftelijke standpunt van 16 september 2016 overgelegd en voorgedragen (met uitzondering van de opmerkingen onder het kopje “Overige beslag” op pagina 2 nu de advocaat-generaal dit niet heeft voorgedragen) en geconcludeerd – zakelijk weergegeven – dat een redelijke

uitleg van artikel 552a, derde lid, Sv ertoe leidt dat het hof niet bevoegd is tot behandeling van het klaagschrift (voor zover dat ziet op opheffing van alle inbeslagnemingen ex artikel 94a Sv), maar de rechtbank, gelet op het feit dat de ontnemingsprocedure daar aanhangig is. Daarnaast heeft de advocaat-generaal kenbaar gemaakt dat het openbaar ministerie nadrukkelijk verlangt dat de stukken ter verdere behandeling van het klaagschrift naar de rechtbank zullen worden gezonden.

Voor zover het hof zich bevoegd achtte heeft de advocaat-generaal tot aanhouding van de behandeling van het klaagschrift verzocht daar de behandelend advocaat-generaal de dag voor de raadkamerbehandeling ziek is geworden én de klaagster het petitum van het verzoekschrift twee dagen voor de raadkamerbehandeling heeft gewijzigd, waardoor het openbaar ministerie zich onvoldoende op een standpunt hieromtrent heeft kunnen voorbereiden.

De advocaat van de klaagster heeft in raadkamer onder meer opgemerkt – zakelijk weergegeven – dat de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 8 oktober 2015 met AV-nummer 001043-15, waarnaar het openbaar ministerie bij e-mailbericht van 12 september 2016 heeft verwezen, ziet op een zaak die destijds niet meer bij het hof als feitelijke instantie aanhangig was. Het hof Den Haag heeft onder r.o. 10 geoordeeld dat een redelijke uitleg van artikel 552a, derde lid, Sv meebrengt dat voor de toepassing van deze bepaling de ontnemingszaak niet moet worden aangemerkt als een afzonderlijke, van de hoofdzaak te onderscheiden, zaak. De klaagster ziet dan ook in deze uitspraak geen gelijkenis met de kwestie zoals deze thans voorligt.

Voorts heeft de advocaat gewezen op de conclusie van AG Knigge van 29 september 2015 in verband met het arrest van de Hoge Raad van 9 december 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3499). AG Knigge geeft alles overwegende de voorkeur aan de eenvoudige regel dat het klaagschrift in alle gevallen waarin de hoofdzaak bij het gerechtshof aanhangig is of aanhangig is geweest, bij het gerechtshof moet worden ingediend, onafhankelijk van de verdere stand van het geding en onafhankelijk van de gronden waarop het beslag rust. Hij acht het hof wel bevoegd om te oordelen over beslagen die mede op de voet van artikel 94, tweede lid, Sv zijn gelegd.

De advocaat is van mening dat een redelijke toepassing van artikel 552a, derde lid, Sv in dit geval met zich dient te brengen dat het hof wel bevoegd is tot kennisneming van het klaagschrift ten aanzien van alle gelegde beslagen op de voet van de artikelen 94 en 94a Sv.

Beoordeling

Het hof is van oordeel dat met betrekking tot de voorwerpen waarop conservatoir beslag ex artikel 94a, tweede lid, Sv is gelegd, niet het hof maar de rechtbank Noord- Holland, locatie Haarlemmermeer, bevoegd is tot kennisneming van het klaagschrift. Het hof grondt dit oordeel op de omstandigheid dat die voorwerpen in beslag zijn genomen in het kader van een ontnemingsvordering en redelijke wetsuitleg van artikel 552a, derde lid, Sv, in het bijzonder van de daarin voorkomende term 'vervolging', in casu meebrengt dat het klaagschrift had moeten worden ingediend bij voornoemde rechtbank, alwaar het strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) is ingesteld. Een andere uitleg van voormelde bepaling heeft immers als ongewenst gevolg dat het hof zou moeten beslissen over een klaagschrift dat betrekking heeft op een beslaglegging in het kader van een SFO, waarmee het verder geen enkele bemoeienis heeft zolang niet tegen de eventuele ontnemingsbeslissing hoger beroep is ingesteld, terwijl zich een andere rechter over het SFO en de ontnemingsvordering buigt. Het hof zal zich dan ook in zoverre onbevoegd verklaren en de griffier opdracht geven het klaagschrift wat dit onderdeel betreft door te sturen naar voornoemde rechtbank.

Ten aanzien van het deel van het klaagschrift dat strekt tot opheffing van alle inbeslagnemingen ex artikel 94 Sv met last tot teruggave aan de klaagster heeft het hof reeds tijdens de raadkamerbehandeling van

16 september 2016 beslist tot aanhouding van de behandeling van dat deel van het klaagschrift tot de raadkamerbehandeling van 14 oktober 2016 (het tijdstip is inmiddels vastgesteld op 15:55 uur), met het verzoek aan de advocaat-generaal na te (laten) gaan op welke voorwerpen (nog) een dergelijk beslag rust.

Beslissing

Het hof:

Verklaart zich onbevoegd tot kennisneming van het klaagschrift voor zover dat primair ziet op opheffing van alle inbeslagnemingen ex artikel 94a Sv en subsidiair tot opheffing van het beslag ex artikel 94a Sv op de viskotter genaamd [naam].

Verwijst de zaak naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, voor de behandeling ervan met inachtneming van deze beschikking.

Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de klaagster.

Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van dit gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. M. Iedema en M.J. Dubelaar in tegenwoordigheid van mr. D. Zeiss, griffier, en is uitgesproken in openbare raadkamer van 30 september 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature