Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Effectenlease; Echtgenote heeft leaseovereenkomst die haar echtgenoot op haar naam heeft gesteld niet bekrachtigd. Echtgenoot moet als contractspartner van Dexia worden beschouwd. Echtgenote is bevoegd de leaseovereenkomst te vernietigen.

Uitspraak



GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de zaak van:

[APPELLANTE],

wonend te [woonplaats], gemeente [V.],

APPELLANTE,

advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem,

t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DEXIA NEDERLAND B.V. (voorheen Dexia Bank Nederland N.V.),

gevestigd te Amsterdam,

GEÏNTIMEERDE,

advocaat: mr. J.M.K.P. Cornegoor te Amsterdam.

1. Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en Dexia genoemd.

Bij dagvaarding van 12 augustus 2008, gevolgd door een herstel¬exploot van 30 oktober 2008, is [appellante] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 16 juli 2008, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 816667 DX 06-3028 gewezen tussen [appellante] als eiseres en Dexia als gedaagde.

[appellante] heeft één grief tegen het bestreden vonnis geformuleerd, bewijs aangeboden, producties in het geding gebracht en geconclu¬deerd als in de desbetreffende memorie weergegeven.

Vervolgens heeft Dexia geantwoord en geconcludeerd als in die memorie vermeld.

Daarna hebben partijen de zaak op 25 juli 2011 doen bepleiten, [appellante] door mr. Meijer voornoemd en Dexia door mr. Cornegoor voornoemd, de eerste aan de hand van een pleitnota die is overgelegd aan het hof. Partijen hebben bij die gelegenheid nog inlichtingen verschaft. Verder heeft [appellante] te kennen gegeven dat zij de producties 1 en 2 bij memorie van grieven per abuis in het geding heeft gebracht.

Ten slotte is arrest gevraagd.

2. Grieven

Voor de inhoud van de grief wordt verwezen naar de desbetreffende memorie.

3. Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1, 1.1 tot en met 1.9, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aange¬merkt. Daaromtrent bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.

4. Beoordeling

4.1 Bij beschikking van 25 januari 2007 (NJ 2007, 427) heeft het hof op de voet van artikel 7:907, eerste lid, BW een overeenkomst tussen Dexia en anderen verbindend verklaard die strekt tot (gedeeltelijke) vergoeding van schade zoals onder andere in dit geding aan de orde. [appellante] heeft door een schriftelijke mede¬deling zoals bedoeld in artikel 7:908, tweede lid, BW (tijdig) laten weten dat zij niet aan de verbindend verklaarde overeen¬komst - de zogeheten “Duisenberg”-regeling – gebonden wil zijn. Uitgangspunt voor de beoordeling van het hoger beroep is daarom dat de verbindendverklaring van de overeenkomst ten aanzien van [appellante] geen gevolg heeft, zodat die overeenkomst haar niet bindt.

4.2 Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, het volgende vast.

4.2.1 [appellante] was ten tijde van het aangaan van de hieronder genoemde effectenleaseovereenkomsten gehuwd met [X].

4.2.2 [X] heeft op 14 januari 2000 drie effectenlease over¬een¬komsten ondertekend, met als wederpartij een rechtsvoor¬gangster van Dexia, hierna eveneens aangeduid als “Dexia”.

4.2.3. Één van de leaseovereenkomsten is gesteld op naam van [X] (hierna: leaseovereenkomst I), één op naam van [appellante] (hierna: leaseovereenkomst II) en één op naam van hun (meerder¬jarige) dochter. Voor de leaseovereenkomst op naam van hun doch¬ter is een separate minnelijke regeling getroffen.

4.2.4 Leaseovereenkomst I en II hadden een looptijd van 36 maanden en zijn door het verstrijken daarvan geëindigd. Bij beide leaseover¬eenkomsten is in totaal € 4087,08 (36 x € 113,53) aan rente betaald en in totaal € 45,51 aan dividend ontvangen. De restschuld, het aankoopbedrag van de aandelen ver¬minderd met de opbrengst van de verkoop van de aandelen aan het einde van de looptijd, bedroeg in beide gevallen € 7.740,90. De restschuld is voldaan.

4.2.5 [appellante] heeft aan [X] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van leaseovereenkomst I en II. Bij brief van 11 januari 2003 heeft [appellante] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van leaseovereenkomst I en II althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terug¬betaling gevorderd van hetgeen op grond van beide leaseover¬eenkomsten aan Dexia is betaald. Bij brief van 12 maart 2003 heeft Dexia afwijzend gereageerd op de brief van [appellante].

4.3. Op basis van de hierboven weergegeven feiten heeft [appellante] een vordering ingesteld tegen Dexia. De vordering strekt, kort gezegd en voor zover in hoger beroep nog van belang, tot verklaring voor recht dat leaseovereenkomst I en II rechts¬geldig zijn vernietigd en veroordeling van Dexia tot – kort gezegd – betaling aan [appellante] van de betaalde rentetermijnen en de restschuld, met rente en (buitengerechtelijke) kosten, alsmede tot veroordeling van Dexia tot het ongedaan maken van haar registratie bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel op straffe van verbeurte van een dwangsom. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de vorderingen van [appellante] ten aanzien van leaseovereenkomst I toegewezen tot een bedrag van € 11.782,47, overwegende dat sprake is van een rechtsgeldige vernietiging en ten aanzien van leaseovereenkomst II afgewezen, overwegende dat [appellante] onvoldoende heeft gesteld tegenover al datgene wat Dexia heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat [appellante] leaseovereenkomst II heeft bekrachtigd en derhalve contracts¬par¬tij is (geworden). De kanton¬rechter heeft de gevorderde buiten¬gerechtelijke kosten afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.

4.4 [appellante] bestrijdt met de grief het oordeel van de kanton¬rechter dat [appellante] leaseovereenkomst II heeft bekrachtigd. Bij de beoordeling of sprake is van (de schijn van) bekrachtiging is uitgangspunt dat de omstreden leaseovereenkomst op naam van [appellante] stond en door haar echtgenoot werd ondertekend. Het gaat dus om de vraag of daarenboven toereikende feiten en omstandig¬heden zijn aangedragen die de gevolgtrekking rechtvaardigen dat [appellante] desalniettemin door Dexia als haar contractspartner mocht worden beschouwd.

4.5 De stellingen van Dexia bevatten geen enkel feit of omstan¬digheid waaruit rechtstreeks kan worden afgeleid dat [appellante] de door haar echtgenoot op haar naam gesloten leaseovereenkomst heeft bekrachtigd. Het hof heeft dus te onderzoeken of Dexia op grond van al hetgeen [appellante] heeft gedaan of nagelaten redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat het in de bedoeling van [appellante] lag om contractspartner van Dexia te worden en zich aldus te verbinden tot al hetgeen besloten lag in de door haar echtgenoot op haar naam gesloten leaseovereenkomst. Daarover overweegt het hof als volgt.

4.6 Leaseovereenkomsten als leaseovereenkomst II kwalificeren als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW. Op grond van het bepaalde in artikel 7A:1576i BW moet huurkoop bij akte worden aangegaan. Voor het aangaan van een overeenkomst van huurkoop behoeft de handelende echtgenoot de schriftelijke toestemming van de niet handelende echtgenoot, zo volgt uit het bepaalde in artikel 1:88 lid 1 aanhef en onder d juncto artikel 1:88 lid 3 BW. De ratio van genoemde (vorm)vereisten, het beschermen van de huurkoper en het beschermen van de echtgenoten ten opzichte van elkaar, brengt mee dat niet snel kan worden aanvaard dat door [appellante] stilzwijgend is bekrachtigd dan wel de schijn van bekrachtiging is gewekt. Uit het stilzitten, niet reageren of niet protesteren van [appellante] kan dan ook zonder bijkomende omstandigheden geen stilzwijgende bekrachtiging of schijn van bekrach¬tiging worden afgeleid. Dat geldt ook in het geval dat [appellante] bekend zou zijn geweest met de leaseovereenkomst.

4.7 Dat betalingen van leaseovereenkomst II gedaan zijn van twee verschillende en/of-rekeningen die op naam van [X] en [appellante] waren gesteld, levert dergelijke bijkomende omstandigheden niet op. In artikel 4 van leaseovereenkomst II verleent “[l]essee (...) hierbij machtiging aan Legio-Lease om van zijn onderstaande rekening de bedragen af te schrijven die hij aan Legio-Lease uit hoofde van deze lease-overeenkomst schuldig is of wordt”. Zolang [appellante] leaseovereenkomst II niet heeft bekrachtigd, heeft zij Dexia niet gemachtigd bedoelde bedragen van de genoemde en/of-rekening af te schrijven en kan niet gezegd worden dat [appellante] gedurende drie jaar de maandtermijnen heeft betaald. Uit de enkele afschrijving van de maandelijkse rentetermijnen mag derhalve niet worden afgeleid dat [appellante] leaseovereenkomst II heeft bekrachtigd. Dat een aantal maandtermijnen zijn afge¬schreven van het bankrekeningnummer dat wordt vermeld in artikel 4 van leaseovereenkomst I maakt het vorenstaande niet anders.

4.8 Als onderdeel van productie 4 bij inleidende dagvaarding is een kopie van een door Dexia toegezonden antwoordformulier dat op naam staat van “De heer [X]” in het geding gebracht evenals een kopie van een antwoordformulier dat op naam staat van “Mevrouw [Y] ”. Beide antwoordformulieren zijn door [X] op 20 december 2002 ondertekend en retour gezonden. Daaruit volgt dat niet [appellante] op de aan haar gerichte brief met antwoord¬formulier heeft gereageerd maar [X]. Op grond van het gere¬tourneerde antwoordformulier heeft Dexia (juist) niet mogen aannemen dat [appellante] leaseovereenkomst II heeft bekrachtigd.

4.9 Voorts kan uit het onder 4.8 overwogene een aanwijzing worden geput dat [X] de aan “Mevrouw [Y]” gerichte post van Dexia afhandelde.

4.10 Op grond van genoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat [appellante] leaseovereenkomst II niet heeft bekrach¬tigd, ook niet stilzwijgend, en evenmin bij Dexia het gerecht¬vaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij leaseovereenkomst II bekrachtigde. Aldus kan niet worden aanvaard dat Dexia bescher¬ming verdient vanwege een schijn van volmachtverlening in de zin van artikel 3:61 lid 2 BW .

4.11 Vervolgens ligt de vraag voor of zoals [appellante] stelt, maar Dexia betwist, [X] leaseovereenkomst II met Dexia is aange¬gaan. [X] heeft leaseovereenkomst II ondertekend. Voorts heeft [X] de maandtermijnen en, nadat leaseovereenkomst II door het verstrijken van de looptijd is geëindigd en de geleaste aandelen zijn verkocht, de restschuld aan Dexia voldaan. De stellingen van Dexia zijn ontoereikend om te aanvaarden dat [X] niet als haar contractspartner moet worden beschouwd. Uit de gedragingen van Dexia heeft [X] op zijn beurt redelijkerwijs mogen afleiden dat Dexia hem als contractspartner heeft willen aanvaarden. Dexia heeft immers, hoewel zij wist dat [X] de overeenkomst had ondertekend en, zo volgt uit het onder 4,7 overwogene, zorgdroeg voor de betalingen niets van zich laten horen. Dat had wel op haar weg gelegen als zij [X] niet als contractspartner wenste.

4.12 Het vorenstaande betekent dat [appellante] een beroep toekomt op de vernietiging van leaseovereenkomst II. Ook volgens Dexia (in de memorie van antwoord onder 3) heeft [appellante] binnen drie jaar na het sluiten van leaseovereenkomst II een vernietigingsver¬klaring afgelegd. Bijgevolg is er, evenals bij leaseovereen¬komst I, bij leaseovereenkomst II sprake van een rechtsgeldige vernietiging, met als gevolg dat alle betalingen van [X] aan Dexia dienen te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [X] ter zake van leaseovereenkomst II van Dexia heeft ontvangen, neerkomende op € 11.782,47 (€ 4.087,08 betaalde rente en € 7.740,90 betaalde restschuld verminderd met € 45,51 ontvangen dividend).

4.13 Tegen de afwijzing van de buitengerechtelijke kosten heeft [appellante] niet gegriefd.

5. Slotsom en kosten

Uit het vorenstaande volgt dat de grief slaagt en dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd, voor zover het anders of meer gevorderde is afgewezen en de proceskosten zijn gecompen¬seerd. Het hof zal Dexia ver¬oordelen tot betaling van in hoofdsom € 11.782,47. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de wettelijke rente toewijsbaar is vanaf 12 maart 2003. De vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal voor leaseovereenkomst II worden toegewezen als na te melden, waarbij het hof de dwang¬som op dezelfde wijze zal maximeren en matigen als de kanton¬rechter. Dexia zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.

6. Beslissing

Het hof:

vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarbij onder IV van de beslissing is bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt en onder V van de beslissing het meer of anders gevorderde is afgewezen,

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

veroordeelt Dexia tot betaling aan [appellante] van € 11.782,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit arrest het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [X] geen verplichtingen uit hoofde van leaseovereenkomst II meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;

veroordeelt Dexia in de proceskosten van beide instanties en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [appellante] gevallen, in eerste aanleg op € 192,- aan verschotten en € 750,- aan salaris advocaat, en in hoger beroep op € 339,44 aan verschot¬ten en € 2.682,- aan salaris advocaat;

wijst af het meer of anders gevorderde;

bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover het niet is ver¬nietigd.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.P. van Achterberg, G.B.C.M. van der Reep en E.M. Polak, en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 oktober 2011 door de rolraadsheer.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature