Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verhaal bijstand; verzoek wijziging verhaalsbeschikking ontvankelijk op de grond dat in de beslissing is uitgegaan van onjuiste/onvolledige gegevens ?

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

Nevenzittingsplaats Arnhem

Sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.082.822

(zaaknummer rechtbank 288278 / FA RK 10-3367)

beschikking van de familiekamer van 26 juli 2011

inzake

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep, verder te noemen “de man”,

advocaat: mr. K.R. Koopman te Utrecht,

en

de gemeente Utrecht,

zetelend te Utrecht,

verweerster in hoger beroep, verder te noemen “de gemeente”.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Utrecht van 24 november 2010, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 24 februari 2011, is de man in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De man verzoekt het hof die beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en te bepalen dat het door hem verschuldigde verhaalsbedrag met ingang van 1 oktober 2001 op nihil wordt gesteld.

2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 2 mei 2011, heeft het college het verzoek in hoger beroep van de man bestreden. Het college verzoekt het hof het verzoek in hoger beroep van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

2.3 Ter griffie van het hof is op 24 maart 2011 een brief van mr. Koopman van dezelfde datum met een bijlage binnengekomen.

2.4 De mondelinge behandeling heeft op 7 juli 2011 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. R.D.A. van Boom. Namens de gemeente is [...], juridisch adviseur, verschenen.

3. De vaststaande feiten

Ten aanzien van partijen en de bijstandsverlening

3.1 De man is gehuwd geweest met [A.] (verder te noemen “[A.]”).

Uit dit huwelijk zijn geboren:

- [kind 1], op [geboortedatum] 1987,

- [kind 2], op [geboortedatum] 1993, en

- [kind 3], op [geboortedatum] 1997.

3.2 Met ingang van 6 juni 2001 verleent de gemeente aan [A.] een bijstandsuitkering, mede ten behoeve van de kinderen, naar de norm voor een alleenstaande ouder. Deze bijstandsverlening wordt tot op heden voortgezet.

3.3 Bij beschikking van 14 augustus 2002 heeft de rechtbank Utrecht het door de man verschuldigde verhaalsbedrag met ingang van 1 oktober 2001 vastgesteld op € 930,25 per maand, bepaald dat de man het verschuldigde verhaalsbedrag met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van deze beschikking maandelijks aan de gemeente zal voldoen zolang de bijstandsverlening aan [A.], mede ten behoeve van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] voortduurt en dat de man de sinds 1 oktober 2001 ontstane achterstand zal aflossen in bedragen van € 465,- per maand totdat de achterstand in betalingen geheel zal zijn voldaan.

3.4 Bij verzoekschrift, gedateerd op 1 juni 2010, heeft de man de rechtbank verzocht om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking de beschikking van 14 augustus 2002 van die rechtbank te wijzigen en het door hem verschuldigde verhaalsbedrag met ingang van 1 oktober 2001 op nihil te stellen.

3.5 Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen en de kosten van de procedure gecompenseerd in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.

4. De motivering van de beslissing

4.1 De man stelt dat hij niet eerder dan 17 mei 2010 kennis heeft genomen van de beschikking van 14 augustus 2002 en pas vanaf dat moment ermee op de hoogte was dat aan hem een verhaalsbijdrage was opgelegd. De man had door zijn zwervende bestaan geen weet van die procedure en heeft om die reden dan ook geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft vervolgens op het inleidend verzoek beslist zonder dat de man verweer had gevoerd. Die beslissing is om die reden tot stand gekomen op grond van onvolledige gegevens.

4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 62 e lid 1 van de Wet werk en bijstand kan op verzoek van degene op wie verhaal wordt uitgeoefend het door de rechter vastgestelde verhaalsbedrag door de rechter worden gewijzigd op grond van gewijzigde omstandigheden. Met een wijziging van omstandigheden dient te worden gelijkgesteld het geval waarin, naar analogie van artikel 1:401 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek , bij een vorige beschikking is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens (vergelijk HR 11 november 1988, NJ 1989, 126 en HR 14 april 1989, NJ 1990, 412). Naar het oordeel van het hof is de man dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.

4.3 Ter mondelinge behandeling heeft de man erkend dat hij gehuwd is geweest met [A.] en dat hij jegens haar en de uit het huwelijk geboren kinderen onderhoudsplichtig is. Het hof leidt daaruit af dat de man niet langer betwist dat de gemeente gerechtigd is tot verhaal van de door haar aan de ex-echtgenote van de man, mede ten behoeve van hun minderjarige kinderen, verstrekte bijstandsuitkering. Beoordeeld dient te worden of de man over de draagkracht beschikt om een verhaalsbijdrage te betalen.

4.4 Het hof stelt vast dat het op de weg van de man ligt zijn draagkracht, of het ontbreken daarvan, aannemelijk te maken. De man heeft dit nagelaten en zijn stelling dat hij niet beschikt over draagkracht op geen enkele wijze onderbouwd. De enkele stelling dat de man genomen moet worden zoals hij is, te weten dat hij vanwege culturele redenen niet gewend is een vaste woonplaats te hebben, niet gewend is om in dienstbetrekking een inkomen te verdienen en niet aannemelijk is dat hij daarvoor ooit zal worden aangenomen, is naar het oordeel van het hof niet voldoende om te aanvaarden dat zijn onderhoudspicht jegens [A.] en zijn kinderen wordt afgewenteld op de collectiviteit. De man heeft evenmin onderbouwd dat in zijn geval sprake is van zodanige omstandigheden dat deze toch zouden moeten leiden tot het oordeel dat geen verhaalsbijdrage kan worden opgelegd. Het hof is dan ook van oordeel dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen draagkracht had ten tijde van de bestreden beschikking, evenmin dat hij op dit moment geen draagkracht heeft en dat van het ontbreken daarvan hem geen verwijt te maken valt. Het hof zijn verzoek in hoger beroep zal afwijzen.

5. De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

6. De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Utrecht van 24 november 2010.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Luiten, A.E.F. Hillen en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 26 juli 2011 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature