Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Uitspraak in beroep vermogensbelasting na KB-Luxtussenuitspraak

Het is in strijd met de goede procesorde om alsnog rekening te houden met nieuw aangevoerde grieven die een nader feitenonderzoek zouden vergen.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord/kantoor Alkmaar, de inspecteur.

1. Loop van het geding

1.1. Voor de loop van het geding verwijst het Hof allereerst naar zijn (tussen)uitspraak van 1 april 2010 met kenmerknummer P04/03617 (verder de Uitspraak). Bij de Uitspraak heeft het Hof de inspecteur opgedragen de vermogens voor de vermogensbelasting (VB) te berekenen met inachtneming van rechtsoverweging 5.6.3 van die uitspraak en heeft het Hof iedere verdere beslissing inzake het beroep betreffende de navorderingsaanslagen VB en de daarop betrekking hebbende boetebeschikkingen (en beschikkingen heffingsrente) aangehouden.

1.2. Ter voldoening aan de onder 1.1 vermelde opdracht heeft de inspecteur het Hof bij schrijven van 4 mei 2010 (met bijlagen) de herberekende vermogenscorrecties doen toekomen. Hiervan is bij brief van 11 mei 2010 een afschrift aan belanghebbendes gemachtigde (hierna: de gemachtigde) gezonden. Daarbij is hem meegedeeld dat hij hierop kan reageren ter zitting van 4 juni 2010.

1.3. Van het verhandelde ter zitting van 4 juni 2010 is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Voor de vaststelling van de feiten verwijst het Hof allereerst naar de Uitspraak. Het voegt daar het volgende aan toe.

2.2. De inspecteur heeft ter zitting een spreadsheet overgelegd met daarop een tot de volgende vermogens leidende herberekening (in guldens):

jaar 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

nieuwe vermogens 490.000 500.000 486.000 517.000 512.000 520.000 569.000 778.00 834.000 727.000

3. Geschil

Voor de geschilomschrijving verwijst het Hof naar de Uitspraak.

4. Standpunten van partijen en het onderzoek ter zittingen

Voor de standpunten van partijen en het onderzoek ter zittingen verwijst het Hof naar de stukken van het geding.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Voor de beoordeling van het geschil verwijst het Hof allereerst naar de Uitspraak. Het voegt daar het volgende aan toe.

5.2. Belanghebbende heeft ter zitting en in reactie op de berekeningen van de inspecteur van 4 mei 2010, gesteld dat het vermogen op de KB-Luxrekeningen slechts voor de helft aan hem kan worden toegerekend, nu hij ongehuwd is en het microfiche twee namen vermeldde, en de belastingvrije som is mindering moet komen op de belaste buitenlandse tegoeden. In verband daarmee heeft hij ook nog gesteld slechts recht te hebben op de belastingvrije som voor ongehuwden. De inspecteur heeft betwist dat het enkele feit dat een rekening op naam van twee personen staat bepalend is voor de vraag wie feitelijk over het vermogen op de KB-Luxrekening kon beschikken en de overige vermogensbestanddelen zeker geen lagere waarde hadden dan de belastingvrije som.

5.3. Onder 5.6.3 van de Uitspraak heeft het Hof de uitgangspunten verwoord ter nadere berekening van de vast te stellen vermogens en vermeld dat belanghebbende geen grieven heeft aangevoerd tegen de berekeningswijze van de inspecteur. Onder deze omstandigheden is het in strijd met de goede procesorde om alsnog rekening te houden met nieuw aangevoerde grieven die een nader feitenonderzoek zouden vergen met betrekking tot de omvang van het vermogen en het al dan niet toerekenen van de tegoeden aan belanghebbende en deze feiten en omstandigheden voor de Uitspraak al bekend waren (zie ook onderdeel 3.3, derde volzin, van de Uitspraak).

5.4. Nu belanghebbende voor het overige geen inhoudelijke bezwaren tegen de ter zitting aangepaste herberekening van de inspecteur heeft ingebracht en het Hof ook niet gebleken is dat de inspecteur bij die berekening fouten heeft gemaakt die hebben geleid tot te hoog berekende vermogens, zal het Hof de vermogens conform die herberekening vaststellen.

6. Proceskosten en kosten bezwaarfase

6.1. Nu het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht . Andere kosten dan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn niet gesteld en zijn het Hof ook niet gebleken. De kosten van deze bijstand, voor zover verleend tot de datum van de Uitspraak, zijn begrepen in het in de Uitspraak berekende bedrag van € 1.449. Het Hof verwijst in dit verband naar de rechtsoverwegingen 6.1 en 6.2 van de Uitspraak.

6.2. Na de Uitspraak zijn nog voor vergoeding in aanmerking komende kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand gemaakt in verband met het verschijnen ter nadere zitting. Het Hof berekent deze kosten op € 166 (0,5 x 322 x 1 (wegingsfactor)), waarvan gelet op de samenhang met het onder kenmerk 10/00266 (voorheen P04/03852) ingeschreven beroep de helft aan het onderhavige beroep wordt toegerekend.

7. Beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep gegrond voor zover het betreft de navorderingsaanslagen VB en de daarop betrekkinghebbende boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente,

- vernietigt de bestreden uitspraken die betrekking hebben op deze aanslagen en beschikkingen,

- vermindert de navorderingsaanslagen VB tot aanslagen berekend naar de volgende vermogens (in guldens):

jaar 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

nieuwe vermogens 500.000 486.000 517.000 512.000 520.000 569.000 730.000 785.00 677.000

- vermindert de op de navorderingsaanslagen VB betrekking hebbende beschikkingen heffingsrente overeenkomstig de bovenstaande vermindering van die aanslagen,

- vermindert de op de navorderingsaanslagen VB betrekking hebbende boetes tot 64% van de belastingbedragen zoals die overeenkomstig de bovenstaande verminderingen komen te luiden en

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 83.

De uitspraak is gedaan door mrs. O.B. Onnes, voorzitter, J.P.A. Boersma en P.F. Goes, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 1 juli 2010 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature