Uitspraak
arrestnummer
rolnummer 23-002567-01
datum uitspraak 28 maart 2002
tegenspraak
Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam
gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank
te Haarlem van 24 juli 2001
in de strafzaak onder parketnummer 15/030078-00
tegen
[verdachte],
geboren op [datum] 1973 te [geboorteplaats] (Venezuela),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Demersluis,
1096 AN Amsterdam, H.J.E. Wenckebachweg 48.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 10 juli 2001 en in hoger beroep van 18 maart 2002.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het zich daarmee niet geheel verenigt.
De bewijslevering
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, met dien verstande dat
hij op 24 januari 2000 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 49.350,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De op te leggen straffen
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft tezamen met een ander bijna 50 kilo cocaïne, verborgen in zijn koffer, ingevoerd in Nederland. De cocaïne was kennelijk, gezien de hoeveelheid, bestemd voor verdere verspreiding onder handelaren en gebruikers. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Het gebruik van en de handel in verdovende middelen is bovendien bezwarend voor de samenleving omdat het veelal gepaard gaat met vermogens- en andere vormen van criminaliteit.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 24 januari 2002.
Het voorgaande in aanmerking genomen acht het hof oplegging van een vrijheidsbenemende straf geboden en de duur van de door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Het inbeslaggenomen geld , te weten: 91 bankbiljetten van 20 US dollar en 5 bankbiljetten van 1 US dollar, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat geld het bewezenverklaarde is begaan of voorbereid.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen zijn gegrond op de artikelen 24, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet .
De beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (VIER) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd: 91 bankbiljetten van 20 US dollar en 5 bankbiljetten van 1 US dollar.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Splinter-van Kan, Van Asperen en Van Haeringen in tegenwoordigheid van mr. Wildeman als griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 maart 2002.