Uitspraak
23/3123 AKW
Datum uitspraak: 28 november 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 maart 2023, 22/5543 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of de Svb terecht heeft geweigerd appellant kinderbijslag toe te kennen omdat zijn kinderen in Marokko wonen. Op grond van het NMV komt een AKW-verzekerde vanaf 2 januari 2021 niet langer in aanmerking voor kinderbijslag voor kinderen die in Marokko wonen. Het overgangsrecht is niet op appellant van toepassing.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A. Aissal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2024. Voor appellant is verschenen mr. Aissal. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft de Nederlandse nationaliteit en verblijft, met onderbrekingen, sinds 2007 in Nederland. Hij heeft twee kinderen: [naam kind 1] is geboren op [geboortedatum kind 1] 2013; zijn jongste zoon [naam kind 2] is geboren op [geboortedatum kind 2] 2015. [naam kind 1] en [naam kind 2] wonen vanaf hun geboorte in Marokko en verblijven daar bij familie.
1.2.
Appellant ontving eerder kinderbijslag voor zijn kinderen, maar met het besluit van 16 januari 2018 is het recht op kinderbijslag beëindigd met ingang van het vierde kwartaal van 2016, omdat appellant onvoldoende bijdroeg aan het onderhoud van zijn kinderen.
1.3.
Appellant verbleef vanaf begin 2018 tot in juli 2021 in Marokko. Na terugkeer in Nederland heeft appellant kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen. Met een besluit van 21 oktober 2021 heeft de Svb kinderbijslag geweigerd met ingang van het derde kwartaal van 2020. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd. Met een besluit van 2 maart 2022 heeft de Svb laten weten dat ook vanaf het eerste kwartaal van 2022 geen recht op kinderbijslag bestaat.
1.4.
Appellant heeft op 2 juni 2022 een nieuwe aanvraag gedaan voor kinderbijslag. Met een besluit van 16 juni, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 6 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb laten weten dat vanaf het tweede kwartaal 2022 geen recht bestaat op kinderbijslag. Daartoe heeft de Svb overwogen dat op grond van het NMV een persoon geen recht meer heeft op kinderbijslag voor kinderen die op of na 2 januari 2021 in Marokko wonen, en dat de hierna te bespreken overgangsregeling niet op appellant van toepassing is omdat appellant voor 2 januari 2021 geen recht had op kinderbijslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat vaststaat dat [naam kind 1] en [naam kind 2] vanaf hun geboorte in Marokko wonen. De rechtbank is van oordeel dat de Svb terecht verwijst naar het Verdrag, en dat het overgangsrecht niet opgaat.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.
Het oordeel van de Raad
4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit om geen kinderbijslag toe te kennen over het tweede kwartaal 2022 in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is er recht op kinderbijslag op grond van overgangsrecht in het verdrag?
4.3.
Niet in geschil is dat de kinderen van appellant in Marokko wonen. Als hoofdregel geldt dat dan geen recht bestaat op kinderbijslag. Dat volgt uit artikel 7b van de AKW . Op grond van het NMV was het mogelijk kinderbijslag toe te kennen aan verzekerden ten behoeve van kinderen die in Marokko wonen. Per 2 januari 2021 bestaat die mogelijkheid niet meer. Dat is geregeld in artikel 35d, onder a, van het NMV.
4.4.
Appellant doet een beroep op het overgangsrecht. Hij voert aan dat de omstandigheid dat eerdere aanvragen zijn afgewezen, geen afbreuk doet aan zijn aanspraak op export van de kinderbijslag.
4.4.1.
Deze grond slaagt niet. In artikel 35d, onder b, van het NMV is overgangsrecht opgenomen. Dit overgangsrecht houdt in dat als een verzekerde op 1 januari 2021 al kinderbijslag ontvangt, het recht op kinderbijslag blijft bestaan, zolang de rechthebbende en het kind na die datum zonder onderbreking blijven voldoen aan de voorwaarden. Dit betekent dat appellant alleen in aanmerking komt voor kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2022 als al recht bestond op kinderbijslag op 1 januari 2021.
4.4.2.
De Svb heeft in eerdere besluiten die inmiddels vaststaan vastgesteld dat appellant op 1 januari 2021 geen recht had op kinderbijslag en appellant heeft niets naar voren gebracht waaruit blijkt dat die eerdere besluiten onjuist zijn. Het overgangsrecht is dus niet van toepassing.
Conclusie en gevolgen
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en appellant geen recht heeft op kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2022.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) L.C. van Bentum
Bijlage: voor deze uitspraak relevante wettelijke regels
Artikel 7b, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet
1. Geen recht op kinderbijslag heeft de verzekerde ten behoeve van het kind, indien dat kind op de eerste dag van een kalenderkwartaal niet in Nederland woont.
Artikel 5, eerste lid, van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 26, 35 a, 35b en 35d kunnen de uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid, bij ouderdom of aan nabestaanden, de uitkeringen bij overlijden en de kinderbijslagen verkregen op grond van de wettelijke regelingen van een van de Verdragsluitende Partijen, op generlei wijze worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende of het kind woont op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij dan die op het grondgebied waarvan het orgaan dat de uitkering verschuldigd is, zich bevindt.
Artikel 35d van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko
a. In afwijking van artikel 5, eerste lid, heeft een persoon geen recht meer op kinderbijslag van een Verdragsluitende Partij uit hoofde van dit Verdrag voor kinderen die per 2 januari 2021 op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wonen.
b. De bepalingen van het bovenstaande lid a zijn niet van toepassing op een persoon die op 1 januari 2021 kinderbijslag ontvangt voor kinderen die op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wonen, zolang het kind blijft wonen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij waar het kind zich bevindt op 1 januari 2021 en voor zover de rechthebbende en het kind zonder onderbreking blijven voldoen aan de andere voorwaarden voor het recht op kinderbijslag.
(…).
Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko.
Algemene Kinderbijslagwet.