Immateriële schadevergoeding. Vermogen voor bijstand. Geen discriminatie. Motiveringsgebrek. Persoonlijke omstandigheden. In deze zaak gaat het om een bijstandsgerechtigde die na een verkeersongeluk vanwege duurzaam letsel een immateriële schadevergoeding heeft ontvangen. Het college heeft een deel van die schadevergoeding wel en een ander deel niet als vermogen in aanmerking genomen. De immateriële schadevergoeding die appellant heeft ontvangen valt niet onder de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ. Het college heeft niet gehandeld in strijd met het discriminatieverbod. Het college heeft onvoldoende de persoonlijke omstandigheden van appellant betrokken en gewogen bij de vraag of het ontvangen bedrag aan immateriële
schadevergoeding verantwoord is uit het oogpunt van bijstandverlening. Hoewel het college in het bestreden besluit wel heeft beoogd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van appellant en heeft geconcludeerd dat een hoger bedrag vrijgelaten moet worden, is dit feitelijk niet gebeurd.