Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Intrekking van bijstand na opschorting. Machtiging onderzoek buitenland. Het dagelijks bestuur had het recht op bijstand opgeschort en ingetrokken omdat appellante niet was verschenen op gesprekken om een machtiging op te stellen voor verder onderzoek in Turkije. Appellante heeft aangevoerd dat zij geen machtiging hoefde op te stellen, omdat er geen concreet signaal was dat via een onderzoek in Turkije moest worden geverifieerd. Deze beroepsgrond slaagt niet. De algemene onderzoeksbevoegdheid van artikel 53a PW kan ook zonder voorafgaand signaal of vermoeden worden uitgeoefend. Bovendien had het dagelijks bestuur in dit geval, anders dan appellante stelt, aanleiding om verder onderzoek in Turkije te laten doen.

Uitspraak



22/2076 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 mei 2022, 21/6160 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal, als rechtsopvolger van het Drechtstedenbestuur (dagelijks bestuur)

Datum uitspraak: 4 april 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 17 juni 2021 heeft het dagelijks bestuur de bijstand van appellante met ingang van 7 juni 2021 ingetrokken. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur is met een besluit van 16 november 2021 (bestreden besluit) bij de intrekking gebleven.

Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellante heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal is de rechtsopvolger van het Dagelijks bestuur. Waar hierna over het dagelijks bestuur wordt gesproken wordt daaronder mede verstaan het Dagelijks bestuur.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2023. Namens appellante is mr. Küçükünal verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J. van Zwieten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om een intrekking van bijstand met ingang van 7 juni 2021 na een eerdere opschorting met ingang van diezelfde datum. Het dagelijks bestuur had het recht op bijstand opgeschort omdat appellante niet was verschenen op een gesprek om een machtiging op te stellen voor verder onderzoek in Turkije. Appellante is niet verschenen op dat gesprek. Het dagelijks bestuur had appellante in de gelegenheid gesteld om dat verzuim te herstellen, maar appellante heeft daarvan geen gebruik gemaakt. In geschil is of appellante dit kan worden verweten. Het dagelijks bestuur vond van wel. De rechtbank was het daarmee eens. De Raad ook en heeft daarom de aangevallen uitspraak in stand gelaten.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante ontving sinds 21 augustus 1997 bijstand, in 2021 op grond van de Participatiewet (PW). Een medewerker van de Sociale Dienst Drechtsteden heeft in april 2021 een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand. Hierbij is het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) verzocht een onderzoek in te stellen naar eventueel vermogen van appellante in Turkije. Op verzoek van het IBF heeft het Bureau Attaché voor Sociale Zaken te Ankara (Bureau Attaché) dit onderzoek in Turkije uitgevoerd. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een rapportage van 13 mei 2021. In deze rapportage staat dat appellante bij de afdeling Onroerende zaken (ozb) van de deelgemeente [deelgemeente] van [gemeente] voorkomt met haar Turks persoonsnummer. In verband hiermee heeft het Bureau Attaché het IBF geadviseerd om appellante een machtiging te laten geven waarmee een medewerker van het Bureau Attaché verder onderzoek kan doen bij het Turkse kadaster en/of de afdeling ozb van de deelgemeente [deelgemeente] .

1.2.

Het dagelijks bestuur heeft appellante met een brief van 27 mei 2021 opgeroepen voor een gesprek op 7 juni 2021 om mee te werken aan het opstellen van een machtiging voor verder onderzoek in Turkije, zoals Bureau Attaché heeft bedoeld (machtiging). Appellante is niet verschenen op dat gesprek.

Besluiten van het dagelijks bestuur

1.3.

Met het besluit van 7 juni 2021 heeft het dagelijks bestuur het recht op bijstand van appellante met ingang van die datum opgeschort omdat zij niet was verschenen op het gesprek op 7 juni 2021. Dit is gebaseerd op artikel 54, eerste lid, van de PW . Hierbij heeft het dagelijks bestuur appellante in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen door te verschijnen op een gesprek op 14 juni 2021 om de machtiging in orde te maken. Tegen dit besluit heeft appellante geen bezwaar gemaakt.

1.4.

Appellante is niet verschenen op het gesprek op 14 juni 2021. Om die reden heeft het dagelijks bestuur met het besluit van 17 juni 2021 de bijstand van appellante met ingang van 7 juni 2021 ingetrokken. Dit is gebaseerd op artikel 54, vierde lid, van de PW .

1.5.

Het dagelijks bestuur is met het bestreden besluit gebleven bij het besluit van 17 juni 2021. Volgens het dagelijks bestuur kan het appellante worden verweten dat zij het verzuim dat in het opschortingsbesluit is geconstateerd op 14 juni 2021 niet heeft hersteld.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4.1.

De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4.2.

Appellante heeft aangevoerd dat haar niets kan worden verweten. Niet in geschil is dat appellante het verzuim dat is geconstateerd in het opschortingsbesluit niet heeft hersteld. Tussen partijen is alleen in geschil of appellante daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Appellante heeft aangevoerd dat dit niet het geval is. Zij hoefde namelijk niet te verschijnen op het gesprek op 14 juni 2021 om de machtiging op te stellen, omdat dit in dit geval niet valt onder de medewerkingsverplichting van artikel 17, tweede lid, van de PW . Volgens appellante is dat pas aan de orde als er een concreet signaal is dat via een onderzoek in Turkije moet worden geverifieerd. En dat concrete signaal was er niet. Ook was er geen noodzaak om een machtiging voor verder onderzoek in Turkije te verlangen. Het was namelijk niet zo dat er een onderzoek in Turkije liep dat vastliep. Dit is een andere situatie dan die waarover De Raad in een eerdere uitspraak heeft geoordeeld.

4.3.

Deze beroepsgrond slaagt niet. Hierbij is het volgende van betekenis.

4.3.1.

Het dagelijks bestuur is bevoegd om onderzoek te doen naar de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens en naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening of de voortzetting van bijstand. Dat volgt uit artikel 53a van de PW . Deze algemene onderzoeksbevoegdheid kan ook zonder voorafgaand signaal of vermoeden worden uitgeoefend. Dit is vaste rechtspraak. Het dagelijks bestuur kan daarbij de onderzoeksmethode gebruiken die hij nodig vindt, voor zover daarmee geen ongerechtvaardigde inbreuk wordt gemaakt op het recht op privéleven van de betrokkene. Een dergelijke inbreuk is niet gesteld of gebleken.

4.3.2.

Bovendien had het dagelijks bestuur in dit geval, anders dan appellante stelt, aanleiding om verder onderzoek in Turkije te laten doen. De registratie van het persoonsnummer van appellante bij de afdeling ozb van [deelgemeente] duidt er namelijk op dat appellante in [deelgemeente] onroerend goed heeft of heeft gehad. Dit staat in de rapportage van Bureau Attaché. Verder staat in deze rapportage dat de machtiging nodig is om de inhoud van de registratie van het persoonsnummer van appellante bij de afdeling ozb van [deelgemeente] te achterhalen. Het dagelijks bestuur mocht op die informatie afgaan en daarom appellante vragen mee te werken aan het opstellen van de machtiging en haar daarvoor oproepen voor een gesprek.

4.3.3.

Door niet te verschijnen op het gesprek op 14 juni 2021 heeft appellante de gevraagde medewerking niet alsnog verleend en daarmee het verzuim dat is geconstateerd in het opschortingsbesluit niet hersteld.

4.4.

Appellante heeft op de zitting ook nog aangevoerd dat het vragen van een machtiging in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De Raad gaat aan deze beroepsgrond voorbij. Appellante heeft deze beroepsgrond namelijk niet toegelicht en ook niet onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

4.5.

Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de intrekking van de bijstand met ingang van 7 juni 2021 in stand blijft.

5. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van F.C. Meershoek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023.

(getekend) W.F. Claessens

(getekend) F.C. Meershoek

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 17, tweede lid, van de PW

2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 53a, zesde lid, van de PW

6. Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.

Artikel 54, vierde lid, van de PW

4. Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

Zie de uitspraak van 30 oktober 2018, ECLI:NL:2018:3455.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1231.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature