U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Aanvraag nabestaandenuitkering terecht afgewezen. Appellante is geen nabestaande in de zin van de Anw. Geen sprake van een gezamenlijke huishouding. De Svb heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de verklaring van appellante dat het hoofdverblijf van overledene bij haar in haar woning was, niet wordt ondersteund door controleerbare gegevens uit objectieve bron.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



20/3702 ANW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 oktober 2020, 19/5570 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

Datum uitspraak: 11 januari 2023

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2022. Appellante is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellante woont op het adres X en heeft een dochter, geboren op [geboortedatum] 2016. De biologische vader van het kind is A. Hij heeft het kind ook erkend. Appellante en A waren niet getrouwd en hadden geen geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract opgesteld. A stond op een ander adres in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven dan appellante. A is op [sterfdatum] 2017 overleden.

1.2.

Appellante heeft op 29 oktober 2016 kinderbijslag aangevraagd op grond van de Algemene Kinderbijslagwet en heeft daarbij op het aanvraagformulier ingevuld dat zij alleenstaand was.

1.3.

Vanwege het overlijden van A heeft appellante op 11 februari 2019 een nabestaandenuitkering aangevraagd op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) (aanvraag). Zij heeft op het formulier ingevuld dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met A en sinds 1 mei 2015 met hem samenwoonde.

1.4.

Bij besluit van 31 mei 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 september 2019 (bestreden besluit), heeft de Svb de aanvraag afgewezen. De Svb heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat appellante geen nabestaande is in de zin van de ANW. Appellante was niet met A gehuwd en had op het moment van overlijden ook geen recht op partneralimentatie . Van samenwoning op de dag van het overlijden was evenmin sprake.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft aangevoerd dat zij wel samenwoonde met A en daarom nabestaande is als bedoeld in de ANW.

Beoordeling door de Raad

4. De Raad beoordeelt of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit en daarmee ook de afwijzing van de aanvraag van appellante juist is. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

4.1.

De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De rechtbank heeft terecht de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten. Hierna legt de Raad uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4.2.

De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4.3.

Er bestaat in het geval van appellante recht op een nabestaandenuitkering indien zij en A, op het moment van het overlijden van A, hoofdverblijf hadden in dezelfde woning.

4.4.

Omdat het hier om een aanvraagsituatie gaat, rust de bewijslast op appellante. Dit betekent dat zij aannemelijk moet maken dat A op het moment van overlijden zijn hoofdverblijf had bij haar op adres X.

4.5.

Het hoofdverblijf van een betrokkene is daar waar het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven is. Dit moet aan de hand van concrete feiten en omstandigheden worden vastgesteld. Als aannemelijk is dat appellante en A op hetzelfde adres hun hoofdverblijf hadden, maakt het niet uit dat zij ingeschreven staan op verschillende adressen.

4.6.

Appellante heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat A wél zijn hoofdverblijf in haar woning op adres X had, foto’s overgelegd waarop A staat samen met zijn dochter. Deze foto’s zijn gemaakt op het adres van appellante. Ook heeft zij twee documenten overgelegd van het consultatiebureau en Jeugdgezondheidszorg West-Brabant waarin de geboorte van hun dochter en het overlijden van A staat vermeld. Verder heeft appellante een factuur ingebracht van de Mediamarkt van de aankoop van diverse huishoudelijke zaken door A en heeft zij kaarten met felicitaties in verband met de geboorte van hun dochter (gericht aan appellante en A samen) van vrienden en kennissen ingebracht. Ook heeft zij een lijst met namen van adressen van vijf mogelijke getuigen overgelegd.

4.7.

Met deze stukken heeft appellante echter niet aannemelijk gemaakt dat zij als nabestaande dient te worden aangemerkt als bedoeld in de ANW. Uit deze stukken blijkt alleen dat A de vader is van het kind van appellante en dat hij op momenten in de woning van appellante voor haar en hun kind zorgde. Deze stukken bieden geen bewijs voor het standpunt dat het zwaartepunt van het persoonlijke leven van A in de woning van appellante op adres X lag. Appellante heeft verder niet toegelicht wat de getuigen concreet zouden kunnen verklaren.

4.8.

De Svb heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de verklaring van appellante dat het hoofdverblijf van A bij haar in de woning op het adres X was, niet wordt ondersteund door controleerbare gegevens uit objectieve bron. Ter zitting heeft appellante verklaard die gegevens ook niet te kunnen overleggen, omdat zij en A geen gezamenlijke verzekeringen hadden en de post van A niet verzonden werd naar het adres X.

4.9.

Er zijn dus geen controleerbare gegevens die het standpunt van appellante onderbouwen, maar wel concrete aanwijzingen voor het tegendeel. Naast de inschrijving van A in de BRP op een ander adres komt ook gewicht toe aan de eerder afgelegde verklaring van appellante in het kader van de aanvraag voor kinderbijslag van 29 oktober 2016. Daarbij heeft zij immers op het aanvraagformulier ingevuld dat zij alleenstaand was, terwijl zij op de aanvraag heeft verklaard dat zij vanaf 1 september 2015 samenwoonden. Appellante heeft ter zitting toegelicht dat zij dit destijds zo had ingevuld, omdat zij dacht dan aanspraak op kinderbijslag te hebben en omdat A niet op haar adres ingeschreven stond. Volgens vaste rechtspraak mag een betrokkene echter in het algemeen aan zijn aanvankelijk afgelegde verklaring worden gehouden (uitspraak van 19 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1893).

4.10.

Alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat A zijn hoofdverblijf had in de woning van appellante op adres X. Appellante kan daarom niet als nabestaande in de zin van de ANW worden aangemerkt.

4.11.

Appellante heeft aangevoerd dat in haar situatie maatwerk dan wel een hardheidsclausule moet worden toegepast. Dat volgt volgens haar ook uit de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 16 januari 2020, waarin het kabinet reageert op het onderzoek “Regels en ruimte – Verkenning Maatwerk in dienstverlening en discretionaire ruimte”.

4.12.

Dit betoog slaagt niet. De ANW is een regeling van dwingend recht en er is geen hardheidsclausule in opgenomen (uitspraak van 23 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1160). Dat wil zeggen dat de Raad verplicht is deze wet toe te passen en dat er geen uitzondering in de wet is opgenomen die het mogelijk maakt om deze wet niet toe te passen.

4.13.

Het hoger beroep slaagt niet. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

4.14.

Appellante krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.E. Marechal, in tegenwoordigheid van A.F. Hulskes als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2023.

(getekend) E.C.E. Marechal

(getekend) A.F. Hulskes

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip gezamenlijke huishouding.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 1 van de ANW

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

(…)

d. nabestaande: de echtgenoot van degene, die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet.

Artikel 3 van de ANW

(…)

2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.(…)

4. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht, indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

(…)b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;(…)

Artikel 14 van de ANWRecht op nabestaandenuitkering heeft de nabestaande die:a. een ongehuwd kind heeft, dat jonger is dan 18 jaar en niet tot het huishouden van een ander behoort; of(…)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature