U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Zorgvuldig onderzoek. Bevindingen bieden voldoende feitelijke grondslag voor standpunt dat appellante ten tijde van belang niet woonde op haar brp-adres. Met de in hoger beroep overgelegde poststukken heeft appellante ook niet het bewijs geleverd dat zij op het brp-adres woonde. Geen taalprobleem vastgesteld.

Uitspraak



22/1437 WSF

Datum uitspraak: 21 maart 2023

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2022, 21/4927 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante ] te [woonplaats ] (appellante)

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M. el Ahmadi, advocaat, hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. El Ahmadi. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. P.M.S. Slagter.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellante stond vanaf 28 mei 2019 in de basisregistratie personen (brp) ingeschreven onder het adres [adres] in [woonplaats ] . Appellante heeft vanaf 1 juni 2019 studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) ontvangen, berekend naar de norm die geldt voor een uitwonende studerende.

1.2.

Op 23 oktober 2020 hebben twee controleurs in opdracht van de minister onderzoek gedaan naar de woonsituatie van appellante. Daarbij hebben zij op het brp-adres onderzoek gedaan en een verklaring van de hoofdbewoonster van dat adres opgenomen. Van de bevindingen van het onderzoek is op 28 oktober 2020 een rapport opgemaakt.

1.3.

Bij besluiten van 3 december 2020 heeft de minister op basis van de bevindingen van het onderzoek de aan appellante toegekende studiefinanciering met ingang van 1 juni 2019 herzien, in die zin dat zij vanaf die datum als thuiswonende studerende is aangemerkt. Daarbij is een bedrag van € 3.848,08 van haar teruggevorderd.

1.4.

Bij besluit van 5 november 2021 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van appellante tegen de herziening ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek dat namens de minister is verricht naar de feitelijke woon- en leefsituatie van appellante zorgvuldig geweest. Uit de schriftelijke weergave van de verklaring is af te leiden welke vragen aan de hoofdbewoonster zijn gesteld en blijkt wat zij daarop heeft geantwoord. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze weergave van de verklaring te twijfelen. De rechtbank ziet verder geen reden om aan de juistheid van de bevindingen van de controleurs te twijfelen. Als appellante daadwerkelijk anderhalf jaar op het brp-adres zou wonen, zoals zij stelt, valt redelijkerwijs te verwachten dat zich daar specifiek tot haar herleidbare zaken zouden bevinden, waaruit kan worden afgeleid dat zij daar daadwerkelijk woont. Van de hoofdbewoonster mocht bovendien worden verwacht dat zij het onderscheid tussen de spullen van haarzelf, van haar dochters en van appellante kon herkennen. Appellante hoefde dan ook niet bij dat huisbezoek aanwezig te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister, gelet op de bevindingen van de controleurs tijdens het huisbezoek zoals die zijn vermeld in het rapport van de controleurs en de verklaring van de hoofdbewoonster, terecht geconcludeerd dat appellante ten tijde van de controle niet woonde op het brp-adres. De controleurs hebben tijdens het onderzoek geen spullen van appellante aangetroffen die duiden op een structureel verblijf. Er lag weliswaar wat kleding in een kast, maar er lag geen post of administratie en we waren geen studieboeken of andere spullen die aantoonbaar van haar waren. Er was daarom geen aanleiding om een buurtonderzoek te verrichten of het ouderlijk huis van appellante te bezoeken.

3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevindingen van de controleurs. Het onderzoek is te mager geweest. In dat verband heeft zij er opnieuw op gewezen dat er geen buurtonderzoek is verricht en dat er geen onderzoek heeft plaatsgevonden op het adres van haar ouders. Verder heeft zij gesteld dat er onvoldoende gewicht is toegekend aan de verklaring van de hoofdbewoonster, waarin onder meer is vermeld dat appellante van de zolderverdieping gebruik maakt en dat er kledingstukken van appellante in de kast lagen. Daardoor is er vooral gewicht gehecht aan onderdelen van de verklaring waaruit zou volgen dat appellante niet op het brp-adres woonde en niet aan die onderdelen waaruit zou volgen dat zij daar wel woonde. Appellante heeft ter zitting aangevoerd dat de hoofdbewoonster de Nederlandse taal niet goed beheerst en dat deze hoofdbewoonster aan haar te kennen heeft gegeven dat sommige zaken in het rapport anders zijn verwoord dan zij heeft gezegd. Ook heeft appellante poststukken overgelegd die aan haar zijn gericht op het brp-adres.

4. De Raad oordeelt als volgt.

4.1.

De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het onderzoek zorgvuldig is geweest en dat de bevindingen van het onderzoek voldoende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van de minister dat appellante ten tijde van belang niet woonde op haar brpadres. De rechtbank heeft bij haar beoordeling doorslaggevend mogen achten dat uit het onderzoek duidelijk is geworden dat er op het brp-adres (vrijwel) niets aanwezig was dat (direct) tot appellante te herleiden was. Een buurtonderzoek of een onderzoek in de ouderlijke woning was niet nodig.

4.2.

Weliswaar heeft de hoofdbewoonster verklaard dat appellante ten tijde van het onderzoek op het brp-adres woonde, op de zolderkamer verbleef en dat er enkele kledingstukken van appellante in een gezamelijke kast lagen, maar deze verklaring wordt niet voldoende met ander bewijs ondersteund. Omdat appellante stelt dat zij al anderhalf jaar op dat adres woont, moet worden aangenomen dat dergelijk bewijs voorhanden zou zijn geweest.

4.3.

Met de door appellante in hoger beroep overgelegde poststukken heeft appellante ook niet het bewijs geleverd dat zij op het brp-adres woonde. De hoeveelheid post die zij heeft overgelegd is dermate gering, dat daaraan onvoldoende gewicht kan worden toegekend, nog los van het feit dat deze poststukken weinig zeggen over feitelijke bewoning van het brpadres.

4.4.

Naar aanleiding van appellantes stelling dat de hoofdbewoonster de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en dat zaken daardoor onjuist in het rapport zijn verwoord, wordt vastgesteld dat voor de juistheid van deze stelling in het van het huisbezoek opgemaakte rapport geen aanknopingspunten te vinden zijn. De controleurs hebben bij het huisbezoek geen taalprobleem vastgesteld en uit hun rapport volgt ook dat de hoofdbewoonster op de aan haar gestelde vragen adequaat heeft gereageerd. Zij heeft bovendien zonder voorbehoud voor de juiste weergave van haar verklaring getekend.

4.5.

Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter, en A. van Gijzen en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2023.

(getekend) D. Hardonk-Prins

(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature