Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank heeft terecht het besluit van de Svb waarmee kinderbijslag met een terugwerkende kracht van vijf jaar is toegekend in stand gelaten. Ten onrechte geen kinderbijslag voor tweede kind ontvangen. De Raad stelt voorop het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever is geweest om het toekennen van kinderbijslag met terugwerkende kracht te beperken tot een maximumtermijn van één jaar (zie Kamerstukken II 2014/15, 34273, nr. 3, p. 2). De Svb wijkt daar met het beleid neergelegd in SB1067 vanaf. Kinderbijslag wordt met een terugwerkende kracht van maximaal vijf jaar toegekend in het geval dat door een fout in de gegevensuitwisseling tussen de brp en de Svb kinderbijslag niet wordt toegekend. Het is vaste rechtspraak van de Raad dat dit buitenwettelijk begunstigend beleid betreft. Appellante heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat de Svb het beleid niet consistent heeft toegepast of dat sprake is van een schending van de fundamentele rechten.

Uitspraak



22/3235 AKW

Datum uitspraak: 22 november 2023

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 augustus 2022, 22/1828 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 4 februari 2022 heeft de Svb aan appellante kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toegekend met ingang van het eerste kwartaal van 2017. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 23 maart 2022 (het bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellante heeft [K.] hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door [K.]. Het Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

De Svb heeft appellante kinderbijslag met een terugwerkende kracht van vijf jaar toegekend omdat appellante ten onrechte voor haar tweede kind geen kinderbijslag heeft gekregen. Appellante vindt dat zij de kinderbijslag met terugwerkende kracht tot de geboorte van haar tweede kind zou moeten krijgen, omdat de niet-toekenning een fout van de Svb betreft. De Raad stelt vast dat het beleid waarop de Svb zijn besluit baseert gunstiger is dan wat de AKW voorschrijft. Het is vaste rechtspraak dat de Raad dat bij zulk buitenwettelijk begunstigend beleid alleen toetst of het consistent is uitgevoerd en de fundamentele rechten niet zijn geschonden. Appellante heeft niets aangevoerd waaruit inconsistentie of schending van de fundamentele rechten blijkt. Daarom komt de Raad tot het oordeel dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en het besluit van de Svb in stand blijft.

Inleiding

1.1.

Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.2.

In januari 2022 is de Svb erachter gekomen dat appellante voor haar tweede kind, [C.], geboren op [geboortedatum] 2006, nooit kinderbijslag heeft ontvangen.

1.3.

Bij besluit van 4 februari 2022, in stand gelaten bij het bestreden besluit van 23 maart 2022, heeft de Svb alsnog met ingang van het eerste kwartaal van 2017 kinderbijslag aan appellante toegekend voor [C.]. Daarbij is in aanmerking genomen dat er in de elektronische gegevensuitwisseling tussen de Svb en de toenmalige gemeentelijke basisadministratie iets fout is gegaan. De Svb kent in deze situatie kinderbijslag toe met een maximale terugwerkende kracht van vijf jaar. Dit is neergelegd in de beleidsregel Toekenning zonder aanvraag (SB1067).

De uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Volgens de rechtbank volgt uit artikel 14 van de AKW dat kinderbijslag niet eerder kan ingaan dan een jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de aanvraag om kinderbijslag werd ingediend. In beleidsregel SB1067 wordt van die wettelijke maximumtermijn door de Svb afgeweken ten gunste van appellante, en is appellante met vijf jaar terugwerkende kracht kinderbijslag toegekend. Voor zulk buitenwettelijk begunstigend beleid geldt de regel dat de rechtbank slechts kan toetsen of de Svb dat beleid consistent heeft toegepast. De rechtbank ziet in wat appellante heeft aangevoerd geen aanwijzingen dat de Svb dit beleid niet consistent heeft toegepast.

Het standpunt van appellante

3.1.

Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante vindt dat zij recht heeft op kinderbijslag voor haar tweede kind vanaf haar geboorte. Van appellante werd slechts verwacht haar tweede kind bij de burgerlijke stand te registreren. Het feit dat de Svb daarna ten onrechte geen kinderbijslag heeft toegekend moet volledig voor rekening van de Svb komen. Voor de vraag hoever terug de kinderbijslag moet worden toegekend moet volgens appellante worden aangesloten bij artikel 3:309 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de wijze van verjaring die daaruit voortvloeit bij een onverschuldigd betaalde uitkering. Appellante verwijst in dat verband naar een uitspraak van de Raad van 3 november 2022. De gevolgen van het bestreden besluit zijn bovendien onevenredig. Enerzijds betreft het voor de Svb slechts een paar gevallen. Anderzijds zijn de gevolgen voor appellante ernstig nu zij meer dan tien jaar kinderbijslag is misgelopen.

Het standpunt van de Svb

3.2.

De Svb verzoekt om bevestiging van de aangevallen uitspraak.

Het oordeel van de Raad

4.1.

De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit van de Svb waarmee kinderbijslag met een terugwerkende kracht van vijf jaar is toegekend in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4.2.

De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij de uitspraak.

De wettelijke systematiek

4.3.

In artikel 14, eerste lid, van de AKW is bepaald dat het recht op kinderbijslag door de Svb op aanvraag wordt vastgesteld. Daarbij geldt dat het recht op kinderbijslag niet vroeger kan ingaan dan een jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal tijdens welk de aanvraag om kinderbijslag werd ingediend. Dat is geregeld in artikel 14, derde lid, van de AKW .

4.4.

In de beleidsregel SB1067 is met ingang van 7 september 2016 vermeld dat de Svb bij de geboorte van volgende kinderen automatisch kinderbijslag toekent als na de geboorte van het kind aangifte is gedaan bij de burgerlijke stand in Nederland. De toekenning van de kinderbijslag vindt dan plaats op basis van gegevensuitwisseling tussen de basisregistratie personen (brp) en de Svb. Eventuele fouten in deze gegevensuitwisseling die tot gevolg hebben dat de Svb de kinderbijslag niet of niet tijdig toekent, komen voor risico en rekening van de Svb. In deze gevallen kent de Svb de kinderbijslag toe met een terugwerkende kracht van maximaal vijf jaar. De Svb zoekt voor deze termijn aansluiting bij de civielrechtelijke verjaringstermijn van geldvorderingen in het BW. Deze termijn wordt berekend vanaf het moment waarop de Svb de fout in de gegevensuitwisseling heeft geconstateerd of de betrokkene heeft gemeld dat hij geen kinderbijslag voor het volgende kind heeft ontvangen, aldus de beleidsregel.

Beroepsgrond I: artikel 14 van de AKW is niet de juiste grondslag voor het bestreden besluit

4.5.

Appellante heeft ter zitting aangevoerd dat artikel 14 van de AKW niet de juiste grondslag is voor het betrokken besluit. Dit artikel veronderstelt een aanvraag bij de Svb. Voor een tweede kind is daar geen sprake van. Er wordt slechts van appellante verwacht dat zij aangifte doet bij de burgerlijke stand. Dit betekent dat de beperking van het met terugwerkende kracht toekennen van kinderbijslag die in lid 3 van dat artikel staat niet van toepassing is, en SB1067 voor de situatie van appellante geen buitenwettelijk begunstigend beleid betreft. Om die reden moet worden teruggevallen op de wettelijke systematiek van artikel 3:309 van het BW , en moet de uitspraak van de Raad van 3 november 2022 naar analogie worden toegepast. Deze beroepsgrond slaagt niet.

4.6.

Uit artikel 14, eerste lid, van de AKW volgt dat de Svb op aanvraag vaststelt of er een recht op kinderbijslag bestaat. Dit artikel vormt daarmee de grondslag voor het toekennen van kinderbijslag. Dat van appellante op grond van beleidsregel SB1067 van de Svb niet verwacht wordt feitelijk een aanvraag in te dienen bij een volgend kind, maakt deze conclusie niet anders. Het is vaste rechtspraak dat, , de enkele aanmelding van de geboorte van het kind bij de burgerlijke stand niet kan worden aangemerkt als een aanvraag om kinderbijslag. Het had dus op de weg van appellante gelegen om alsnog een aanvraag voor het verkrijgen van kinderbijslag te doen.

4.7.

Het beroep op de uitspraak van de Raad van 3 november 2022 en artikel 3:309 van het BW kan appellante ook niet baten. In die zaak gaat het om de terugvordering van een ten onrechte betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Bij het beantwoorden van de vraag of deze vordering verjaard is, wordt door de Raad aangesloten bij de verjaringstermijnen neergelegd in artikel 3:309 van het BW , dat ziet op onverschuldigde betaling. Dat betreft een wezenlijk andere situatie dan de onderhavige situatie. Er is immers geen sprake van een onverschuldigde betaling, maar van een situatie waar ten onrechte geen kinderbijslag is toegekend. Van (analoge) toepassing van artikel 3:309 van het BW kan geen sprake zijn.

Beroepsgrond II: het besluit om kinderbijslag met een terugwerkende kracht van slechts vijf jaar toe te kennen is onredelijk

4.8.

Appellante voert aan dat de Svb in haar geval in afwijking van het beleid kinderbijslag met een langere terugwerkende kracht moet toekennen. Appellante en haar man hebben een drukke baan en niet bemerkt dat zij te weinig kinderbijslag ontvingen. Er kon ook niet van appellante worden verwacht hierin oplettender te zijn. Ze mocht erop vertrouwen dat de overheid haar werk goed deed. Bovendien is in haar geval uitzonderlijk lang geen kinderbijslag toegekend. Medewerkers van de Svb hebben telefonisch bevestigd dat zij zo een extreem geval niet eerder zijn tegengekomen.

4.9.

De Raad stelt voorop het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever is geweest om het toekennen van kinderbijslag met terugwerkende kracht te beperken tot een maximumtermijn van één jaar (zie Kamerstukken II 2014/15, 34273, nr. 3, p. 2). De Svb wijkt daar met het beleid neergelegd in SB1067 vanaf. Kinderbijslag wordt met een terugwerkende kracht van maximaal vijf jaar toegekend in het geval dat door een fout in de gegevensuitwisseling tussen de brp en de Svb kinderbijslag niet wordt toegekend. Het is vaste rechtspraak van de Raad dat dit buitenwettelijk begunstigend beleid betreft.

4.10.

Naar de huidige stand van het recht is rechterlijke toetsing van buitenwettelijk beleid beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan het beleid consistent heeft toegepast en of fundamentele rechten waarop de betrokkene zich heeft beroepen niet zijn geschonden. In het kader van deze toetsing is niet aan de orde of het beleid de grenzen van een redelijke beleidsbepaling te buiten gaat, of het beleid onredelijk is, dan wel of sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht .

4.11.

De Raad oordeelt dat appellante niets heeft aangevoerd waaruit blijkt dat de Svb het beleid niet consistent heeft toegepast of dat sprake is van een schending van de fundamentele rechten. De omstandigheid dat appellante erop vertrouwde dat de overheid haar werk goed deed en dat zij uitzonderlijk lang geen kinderbijslag heeft gekregen kan binnen dit beperkte toetsingskader niet worden meegewogen. Deze beroepsgrond leidt daarom niet tot vernietiging van de uitspraak.

4.12.

Ten overvloede overweegt de Raad dat ook een indringender toetsing voor appellante niet tot een ander resultaat zou leiden. Met name duidt hetgeen appellante naar voren heeft gebracht niet op onevenredigheid van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

5.1.

Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het besluit van de Svb waarmee kinderbijslag met een terugwerkende kracht van vijf jaar is toegekend in stand blijft.

5.2.

Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2023.

(getekend) M.A.H. van Dalen-Bekkum

(getekend) S.S. Blok

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 14 van de AKW

1. De Sociale verzekeringsbank stelt op aanvraag vast of een recht op kinderbijslag bestaat. De aanvraag om het extra bedrag aan kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, wordt ingediend voor 1 december van het kalenderjaar na het kalenderjaar waarover recht op het extra bedrag aan kinderbijslag bestaat.

(…)

3. Het recht op kinderbijslag kan niet vroeger ingaan dan een jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal tijdens welk de aanvraag om kinderbijslag werd ingediend. Het recht op kinderbijslag, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, kan niet vroeger ingaan dan de eerste dag van het kalenderkwartaal tijdens welk de aanvraag om kinderbijslag als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, werd ingediend.

(…)

Toekenning zonder aanvraag (SB1067)

Onder het kopje ‘Kinderbijslag’ is het volgende vermeld in de beleidsregel die geldig is van 18 juni 2020 tot en met 8 maart 2023.

Kinderbijslag

Bij de geboorte van het eerste kind bevordert de Svb de aanvraag om kinderbijslag, zie SB1065 over toekenning op aanvraag. Bij de geboorte van volgende kinderen kent de Svb automatisch kinderbijslag toe als na de geboorte van het kind aangifte is gedaan bij de burgerlijke stand in Nederland. De toekenning van kinderbijslag vindt dan plaats op basis van gegevensuitwisseling tussen de basisregistratie personen en de Svb.

Eventuele fouten in deze gegevensuitwisseling die tot gevolg hebben dat de Svb de kinderbijslag niet of niet tijdig toekent, komen voor risico en rekening van de Svb. In deze gevallen kent de Svb de kinderbijslag voor het volgende kind toe met een terugwerkende kracht van maximaal vijf jaar. De Svb zoekt voor deze termijn aansluiting bij de civielrechtelijke verjaringstermijn bij geldvorderingen in het Burgerlijk Wetboek. Deze termijn wordt berekend vanaf het moment waarop de Svb de fout in de gegevensuitwisseling heeft geconstateerd, of de betrokkene heeft gemeld dat hij geen kinderbijslag voor het volgende kind heeft ontvangen.

Naar analogie van artikel 14, derde lid, van de AKW laat de Svb de kinderbijslag echter niet vroeger ingaan dan een jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal tijdens welke de aangifte van de geboorte van het volgende kind is gedaan.

Uitspraak van de Raad van 3 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2371.

Uitspraak van de Raad van 6 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1063, r.o. 4.4.

Uitspraak van de Raad van 20 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:821, r.o. 5.5.

Uitspraak van de Raad van 6 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1063, r.o. 4.6.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature