Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Het Uwv heeft terecht de WW-uitkering van appellant bij wijze van maatregel verlaagd met 15% gedurende vier maanden op de grond dat appellant in de periode van 8 augustus tot en met 4 september 2017 onvoldoende sollicitatieactiviteiten in het kader van de WW heeft verricht. Het uwv heeft afdoende toegelicht dat er in de periode 8 augustus tot en met 4 september 2017 geen medische beletselen bestonden om te solliciteren. Niet gebleken dat het Uwv een verkeerde toetsingsmaatstaf heeft aangelegd. Het Uwv heeft op grond van verminderde verwijtbaarheid kunnen volstaan met het opleggen van de lichtste maatregel. Van dringende redenen om af te zien van het opleggen van een maatregel is niet gebleken.

Uitspraak



20 776 WW

Datum uitspraak: 26 april 2022

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van

14 januari 2020, 19/2556 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. N.M. Fakiri, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

Ter zitting op 16 maart 2022 is niemand verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant ontving een uitkering ingevolge de Werkloosheidwet (WW). Op [datum] 2017 heeft appellant een auto-ongeval gehad. Hij heeft zich op 6 september 2017 ziek gemeld. Het Uwv heeft aan appellant een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij besluit van 27 oktober 2017 heeft het Uwv deze uitkering per 30 oktober 2017 beëindigd. Dit besluit staat in rechte vast (zie de uitspraak van de Raad van 9 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2755).

1.2.

Bij besluit van 22 december 2017 heeft het Uwv de aan appellant toegekende WWuitkering bij wijze van maatregel met ingang van 11 december 2017 verlaagd met 25% gedurende vier maanden. Het Uwv heeft dit besluit genomen omdat appellant in de periode van 8 augustus 2017 tot en met 4 september 2017 onvoldoende heeft gesolliciteerd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

1.3.

Bij beslissing op bezwaar van 1 april 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 22 december 2017 gegrond verklaard, dat besluit herroepen en beslist dat de WW-uitkering van appellant met ingang van 11 december 2017 gedurende vier maanden met 15% wordt verlaagd in plaats van met 25% in verband met verminderde verwijtbaarheid. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 maart 2019 ten grondslag.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 28 maart 2019 op grond van de beschikbare medische gegevens tot de conclusie is gekomen dat appellant benutbare mogelijkheden had, kon solliciteren en aangeboden werk kon aannemen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de zorgvuldige totstandkoming en de inhoudelijke juistheid van het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Verder heeft de rechtbank overwogen dat niet valt in te zien dat het Uwv een verkeerde toetsingsmaatstaf heeft aangelegd om te komen tot het standpunt dat bij appellant gedurende de periode in geding geen medische beletselen bestonden om te solliciteren. Het standpunt van het Uwv is onderbouwd met medische informatie over de fysieke toestand van appellant gedurende de periode in geding. Uitgaande van de door het Uwv aangenomen verminderde verwijtbaarheid heeft het Uwv de uitkering van appellant terecht gedurende vier maanden met 15% verlaagd.

3.1.

Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hij door medische klachten ten gevolge van het auto-ongeval niet kon solliciteren in de periode van 8 augustus 2017 tot en met 4 september 2017. Verder heeft appellant herhaald dat het Uwv een verkeerde toetsingsmaatstaf heeft aangelegd omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verwezen naar de geschiktheid van een functie die is geselecteerd bij de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.

3.2.

Het Uwv heeft een rapport van 22 januari (lees: oktober) 2021 ingebracht van de verzekeringsarts bezwaar. In dit rapport heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, in reactie op wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, nader toegelicht waarom hij appellant in staat heeft geacht te solliciteren. Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Voor een weergave van de toepasselijke wet- en regelgeving wordt verwezen naar punt 4.1 van de aangevallen uitspraak.

4.2.

Ter beoordeling ligt voor of het Uwv terecht de WW-uitkering van appellant bij wijze van maatregel heeft verlaagd met 15% gedurende vier maanden op de grond dat appellant in de periode van 8 augustus tot en met 4 september 2017 onvoldoende sollicitatieactiviteiten in het kader van de WW heeft verricht.

4.3.

Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is een herhaling van wat hij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die tot dit oordeel hebben geleid worden geheel onderschreven. Daaraan wordt toegevoegd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn nadere rapport van 22 oktober 2021 afdoende heeft toegelicht dat er in de periode 8 augustus tot en met 4 september 2017 geen medische beletselen bestonden om te solliciteren. Het ongeval heeft niet tot objectief letsel geleid. Appellant werd in staat geacht een brief te schrijven, te bellen of op bezoek te gaan. Appellant heeft niet met medische gegevens onderbouwd dat hij in de periode in geding niet in staat was om aan zijn sollicitatieverplichting te voldoen.

4.4.

Voorts wordt met de rechtbank geoordeeld dat niet is gebleken dat het Uwv een verkeerde toetsingsmaatstaf heeft aangelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennis genomen van de beschikbare medische informatie en gemotiveerd dat appellant kon solliciteren.

4.5.

Het Uwv heeft op grond van verminderde verwijtbaarheid kunnen volstaan met het opleggen van de lichtste maatregel. Van dringende redenen om af te zien van het opleggen van een maatregel is niet gebleken.

5. Uit 4.2 tot en met 4.5. volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van R. van der Heide als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2022.

(getekend) A.I. van der Kris

(getekend) R. van der Heide


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature