Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

1) Mandaat. Het ontslagbesluit en het bestreden besluit zijn door dezelfde persoon krachtens mandaat genomen. Dit is in strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb maar met de bekrachtiging van het bestreden besluit door de korpschef tijdens de zitting van de rechtbank is dit gebrek hersteld. 2) Onvoorwaardelijk strafontslag terecht gegeven. Toerekenbaar ernstig plichtverzuim door meermaals huiselijk geweld te gebruiken. Opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag is niet onevenredig aan de ernst van de aan betrokkene verweten gedragingen.

Uitspraak



21/2006 AW, 21/2116 AW

Datum uitspraak: 30 juni 2022

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 april 2021, 19/3158 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

de korpschef van politie (de korpschef)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

De korpschef heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. drs. S. Haasdijk, advocaat, hoger beroep ingesteld en een verzoek om schadevergoeding ingediend.

Betrokkene en de korpschef hebben verweerschriften ingediend. Betrokkene heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2022. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Wensen en mr. F.W.J van der Steen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. drs. Haasdijk.

OVERWEGINGEN

1.1

Met ingang van 1 januari 2020 is de Ambtenarenwet gewijzigd en Ambtenarenwet 2017 (AW 2017) gaan heten. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de AW 2017 blijft op besluiten of handelingen die v óór 1 januari 2020 bekend zijn gemaakt, het toen geldende recht van toepassing wat betreft de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen en wat betreft de behandeling van dat bezwaar of beroep.

1.2.

Betrokkene was werkzaam als [functie] bij de politie. Op 12 juli 2018 is betrokkene aangehouden als verdachte van het plegen van huiselijk geweld.

1.3.

Na het voornemen hiertoe kenbaar te hebben gemaakt en nadat betrokkene hierop zijn zienswijze heeft gegeven, is bij besluit van 11 december 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 juli 2019 (bestreden besluit) betrokkene primair de disciplinaire straf van (onvoorwaardelijk) ontslag opgelegd en subsidiair het dienstverband beëindigd in verband met ongeschiktheid voor het door betrokkene beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Hieraan is ten grondslag gelegd dat betrokkene zich toerekenbaar aan (zeer) ernstig plichtverzuim schuldig heeft gemaakt.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en bepaald dat de korpschef de proceskosten en griffierechten van betrokkene vergoedt. De rechtbank heeft, voor zover van belang, overwogen dat sprake is van een onbevoegd genomen besluit, omdat dit krachtens mandaat is genomen en de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. De rechtbank heeft dit ontleend dit aan de memorie van toelichting bij artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin het opleggen van een disciplinaire straf, onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van 1 september 1988, ECLI:NL:CRVB:1988:AK3188, TAR 1988/204, als voorbeeld is genoemd van een situatie waarin de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet. De rechtbank heeft dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd, omdat niet gesteld of gebleken is dat betrokkene daardoor in zijn belangen is geschaad. De gemachtigde van de korpschef heeft ter zitting verklaard dat de korpschef zowel het besluit van 11 december 2018 als het bestreden besluit voor zijn rekening neemt. Ook is de zaak ter bevordering van eenheid en ter voorkoming van willekeur voorgelegd aan een zogenoemd landelijk strafmaatoverleg. De rechtbank heeft verder overwogen dat de korpschef op goede gronden heeft geconcludeerd dat betrokkene zich meerdere keren schuldig heeft gemaakt aan huiselijk geweld, dat vaststaat dat met deze gedragingen sprake is van plichtsverzuim, dat deze gedragingen aan betrokkene zijn toe te rekenen en dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig is aan het plichtsverzuim.

3.1.

De korpschef heeft zich in hoger beroep gekeerd tegen het oordeel van de rechtbank dat de aard van de bevoegdheid zich tegen mandatering verzet.

3.2.

Betrokkene heeft zich in hoger beroep gekeerd tegen het oordeel van de rechtbank dat het bevoegdheidsgebrek is hersteld en kon worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb . Voorts stelt betrokkene zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het strafontslag standhoudt. Voor het subsidiair gegeven ontslag bestaat volgens betrokkene geen grond.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Uit de artikelen 4.1, eerste lid, en 4.3, eerste en tweede lid, van de Mandaatregeling Politie september 2017 (Mandaatregeling) blijkt dat politiechefs op het eigen werkgebied krachtens mandaat kunnen beslissen tot het opleggen van de (on)voorwaardelijk strafontslag en dat zij hiervoor alleen aan leden van hun eenheidsleiding ondermandaat kunnen verlenen. Verder blijkt uit artikel 2.3 van de Mandaatregeling dat in gevallen waarin (on)voorwaardelijk strafontslag aan de orde is, de (onder)gemandateerde alleen na voorafgaande instemming van de korpschef afwijkt van de uitkomst van het strafmaatoverleg. Daarmee is de uitoefening van de bevoegdheid om de disciplinaire straf van ontslag op te leggen met voldoende waarborgen omgeven. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat de aard van de hier aan de orde zijnde bevoegdheid zich niet tegen de mandaatverlening verzet. Dat wordt niet anders door de vermelding van een uitspraak van deze Raad uit 1988 tijdens de parlementaire behandeling van artikel 10:3 van de Awb (Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, blz. 170). De genoemde uitspraak geeft enerzijds geen grond voor de conclusie dat mandaatverlening ten aanzien van de bevoegdheid tot disciplinaire bestraffing destijds onder alle omstandigheden ontoelaatbaar werd geacht. Anderzijds is heden ten dage bij de Nederlandse politie en onder de werking van de genoemde Mandaatregeling sprake van omstandigheden die in het geheel niet vergelijkbaar zijn met die welke aan de orde waren in de zaak uit 1988. Het gewicht van de bedoelde vermelding in de parlementaire geschiedenis bij wijze van toelichtend voorbeeld is dan ook niet zodanig dat daaraan de betekenis zou moeten worden gehecht die de rechtbank daaraan heeft toegekend.

4.2.

Het ontslagbesluit en het bestreden besluit zijn door dezelfde persoon krachtens mandaat genomen. Dit is wel in strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb (uitspraak van 5 december 2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AF2871 ). Met de bekrachtiging van het bestreden besluit door de korpschef tijdens de zitting van de rechtbank is dit gebrek hersteld.

De rechtbank heeft, zij het op onjuiste gronden, dus terecht toepassing gegeven aan artikel 6:22 van de Awb . Niet valt immers in te zien dat belanghebbenden door het hier genoemde gebrek zijn benadeeld.

4.3.

In artikel 76, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) is bepaald dat de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt disciplinair kan worden gestraft. Ingevolge het tweede lid van dat artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Barp kan als disciplinaire straf ontslag worden opgelegd.

4.4.

De korpschef heeft aan het strafontslag ten grondslag gelegd dat betrokkene zich aan toerekenbaar (zeer) ernstig plichtsverzuim schuldig heeft gemaakt door meermaals huiselijk geweld te gebruiken. Ter zitting is gebleken dat de aan betrokkene verweten gedragingen nog bestaan uit het geven van een duw aan zijn toenmalige echtgenote in oktober 2017 en het haar op 28 juni 2018 met kracht schoppen, waardoor zij letsel heeft opgelopen. De korpschef heeft er op gewezen dat ook de officier van justitie betrokkene in zijn brief van 31 januari 2019 hieraan schuldig heeft verklaard.

4.5.

Betrokkene heeft erkend dat hij de onder 4.4 genoemde verweten gedragingen heeft begaan, maar stelt zich op het standpunt dat deze gedragingen niet, althans niet volledig op zijn conto kunnen worden geschreven. Hij heeft zijn toenmalige echtgenote in september 2017 laten weten dat hij wilde scheiden , maar op verzoek van zijn vrouw en in het belang van zijn dochter heeft hij het huis niet verlaten. Er was sprake van een giftige privésituatie. Zijn vrouw dronk veel en zij zocht vaak de confrontatie. Betrokkene probeerde de confrontatie te voorkomen. Bij beide incidenten ging het initiatief uit van zijn toenmalige echtgenote. Bij het incident van oktober 2017 heeft hij een duw gegeven nadat zij hem in dronken toestand ’s nachts wakker maakte en bij het incident van 28 juni 2018 kwam zij naar hem toe en is zij begonnen met fysiek geweld door hem een klap op zijn achterhoofd te geven. Hij heeft toen zijn zelfbeheersing verloren.

4.6.

De korpschef heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat betrokkene met de onder 4.4 vermelde gedragingen zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. De gedragingen kunnen betrokkene worden toegerekend. Betrokkene heeft weliswaar melding gemaakt van “een heftige emotionele bewogenheid als gevolg van het confronterende gedrag en de uitlokking door zijn ex-echtgenote”, maar dat maakt nog niet dat hij de ontoelaatbaarheid van de verweten gedragingen niet heeft kunnen inzien of niet overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen.

4.7.

De Raad is voorts van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig is te achten aan de ernst van de aan betrokkene verweten gedragingen. Dat betrokkene destijds in een moeilijke privé-situatie verkeerde en dat de hem verweten gedragingen niet op zichzelf staan, maar een reactie vormen op het gedrag van zijn toenmalige echtgenote, laat onverlet dat betrokkene een eigen verantwoordelijkheid heeft en dat hij, met name door het met kracht schoppen van zijn toenmalige echtgenote met letsel tot gevolg, de grenzen van het toelaatbare in ernstige mate heeft overschreden. Hierbij geldt dat betrokkene als politieambtenaar een voorbeeldfunctie vervulde. De korpschef heeft zich op het standpunt mogen stellen dat betrokkene met zijn gedrag het aanzien van de organisatie, alsmede het vertrouwen van de organisatie in zijn integriteit en betrouwbaarheid ernstig heeft geschaad. Dat betrokkene een lange staat van dienst heeft en dat de financiële gevolgen van het ontslag ingrijpend zijn, leidt gezien de ernst van de gedragingen niet tot een ander oordeel.

4.8.

Het voorgaande betekent dat de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag in rechte standhoudt. Aan bespreking van de subsidiaire ontslaggrond wordt daarom niet toegekomen.

4.9.

De aangevallen uitspraak zal, gelet op 4.1 en 4.2 deels met verbetering van gronden, worden bevestigd. Dit betekent dat het door betrokkene ingediende verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade moet worden afgewezen.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- bevestigt de aangevallen uitspraak;

- wijst het verzoek van betrokkene om veroordeling van vergoeding van schade af.

Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en L.M. Tobé en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2022.

(getekend) B.J. van de Griend

(getekend) D. Al-Zubaidi


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature