U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Terecht geweigerd WIA-uitkering toe te kennen. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is geweest. Geen reden om te twijfelen aan de belastbaarheid zoals door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vastgesteld in de FML. Afdoende gemotiveerd dat appellant in staat moet worden geacht om de geselecteerde functies te vervullen.

Uitspraak



21 845 WIA

Datum uitspraak: 15 juni 2022

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 februari 2021, 20/724 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M. Gümüs, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2022. Namens appellant is verschenen mr. Gümüs, die via videobellen heeft deelgenomen aan de zitting. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C. Puister.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant, laatstelijk werkzaam als grondwerker voor 39,07 uur per week, heeft zich op 24 mei 2017 ziek gemeld vanuit een werkloosheidssituatie vanwege belemmerende gezondheidsklachten. In het kader van een aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft in een rapport van 1 april 2019 vermeld dat appellant aangewezen is op werkzaamheden, waarbij hij niet op hoogtes moet werken of in de buurt van gevaarlijke machines. Er moet geen continue alertheid worden geëist en hij moet niet in een solitaire functie geplaatst worden. Er mag geen forse tijdsdruk zijn en geen klanten- of patiëntencontact. Voorts wordt appellant beperkt geacht voor beroepsmatig chaufferen en kan hij niet ’s nachts werken. De mogelijkheden en beperkingen voor het verrichten van werkzaamheden zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 1 april 2019. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk. Hij heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 8 april 2019 heeft het Uwv geweigerd aan appellant met ingang van 22 mei 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

1.2.

Het Uwv heeft bij beslissing op bezwaar van 17 januari 2020 (bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 april 2019 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van 25 november 2019 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van 7 januari 2020 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft beperkingen in de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid laten vervallen omdat die per abuis in de FML waren vermeld, en heeft enkele beperkingen aangevuld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de beperkingen neergelegd in een FML van 25 november 2019. Op basis van deze FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw het CBBS geraadpleegd en is tot de conclusie gekomen dat appellant geschikt is voor de in bezwaar geselecteerde functies en de mate van arbeidsongeschiktheid nog steeds minder dan 35% bedraagt.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht.

De verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht, eigen onderzoek verricht en daarbij de aanwezige informatie betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht, heeft de in bezwaar ontvangen informatie van de behandelend sector meegewogen en is bij de hoorzitting van 25 november 2019 aanwezig geweest. De rechtbank heeft evenmin aanleiding gezien om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat de belastbaarheid van appellant met de in de FML van 25 november 2019 vastgestelde lichamelijke en psychische beperkingen, niet wordt overschreden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom er aanleiding was om een aantal in de FML opgenomen beperkingen te laten vervallen en waarom de OSAS, het medicijngebruik en de bevindingen uit Turkije geen aanleiding hebben gegeven voor het aannemen van extra beperkingen en waarom de door Cirya gestelde diagnose matige depressie geen gevolgen heeft voor de FML. Van een gediagnosticeerde ernstige depressie is niet gebleken. Appellant heeft in beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd, waarin steun kan worden gevonden voor het aannemen van verdergaande beperkingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de arbeidsdeskundige beroep en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies in medisch opzicht passend voor appellant zijn.

3.1.

Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische en lichamelijke klachten. Onder verwijzing naar zijn gronden in bezwaar en beroep, heeft appellant uiteengezet dat hij kampt met longklachten, rugklachten, hoestaanvallen, slaapapneu, allergie. Na een hoestaanval valt appellant flauw en hiervoor is tot op heden geen oplossing gevonden. De hoestbuien en het flauwvallen zijn niet verminderd. Voorts heeft appellant ernstige psychische klachten, zich uitend in piekeren, angstaanvallen, bewegingsangst, vermoeidheid, hoofdpijn, slechte nachtrust, stress, boosheid, concentratieproblemen, geheugenproblemen, duizeligheid en somberheid. Ondanks behandelingen en medicatiegebruik zijn deze klachten niet verminderd, maar juist alleen maar toegenomen. Verder is de ernstige bijwerking van de medicatie onvoldoende onderkend. Door de medicatie voelt hij zich de hele dag suf en vermoeid. Hierdoor is hij niet in staat ADL-taken te verrichten, laat staan om de geduide functies te verrichten. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant een brief van 5 september 2020 van psycholoog E.A. Kardes, ingebracht.

3.2.

Het Uwv heeft naar aanleiding van de ingezonden brief van de psycholoog erop gewezen dat kennelijk een eerste contact met de psycholoog plaatsvond op of rond 5 september 2020, ver na de datum in geding en dat de door de psycholoog genoemde diagnose bekend was. Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

4. De Raad oordeelt als volgt.

4.1.

Van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van een verzekerde is op grond van artikel 5 van de Wet WIA sprake als hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van onder meer ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA wordt de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.

4.2.

In geschil is of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in de zin van de Wet WIA terecht met ingang van 22 mei 2019 heeft vastgesteld op minder dan 35% en terecht heeft geweigerd aan hem een WIA-uitkering toe te kennen.

4.3.

De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellant gesproken op de hoorzitting en heeft, zoals blijkt uit het rapport van 25 november 2019, de nadere informatie van Cirya, het SlaapWaakCentrum, de gegevens over medicatiegebruik, het huisartsenjournaal en de informatie van de CT van de thorax in Turkije verricht, betrokken. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In het rapport van 25 november 2019 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door appellant genoemde klachten en de door hem ingebrachte informatie op een kenbare wijze bij de medische beoordeling betrokken. Voldoende toegelicht is waarom deze informatie niet leidt tot meer beperkingen dan vastgelegd in de FML van 25 november 2019 waarbij wordt opgemerkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij het vaststellen van de beperkingen is uitgegaan van een OSAS, een symptomatisch symptoomstoornis en een matige depressieve stoornis. Het Uwv heeft voldoende gemotiveerd dat de door appellant in hoger beroep ingebrachte brief van 5 september 2020 van de psycholoog geen aanleiding geeft te twijfelen aan de FML van 25 november 2019. Voor het vaststellen van beperkingen als gevolg van de hoestaanvallen met flauwvallen, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zoals blijkt uit het rapport van 25 november 2019, als referentiekader aangesloten bij de diagnose epilepsie met dien verstande dat appellant op het persoonlijk risico beperkt wordt geacht maar dat hij wel gewoon kan deelnemen aan de meeste activiteiten van het leven. Daarom wordt appellant niet beperkt geacht om volledig solitair te werken en is er geen medische noodzaak dat appellant alleen onder begeleiding activiteiten zou kunnen verrichten. Evenmin is begeleiding nodig voor het (trap)lopen of voor het reizen met het openbaar vervoer. Dat appellant na het staan moet kunnen zitten, is niet medisch onderbouwd. Er zijn geen aanknopingspunten deze gemotiveerde en onderbouwde standpunten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen. Appellant heeft daartoe geen medische informatie ingebracht die zijn standpunt ondersteunen dat hij als gevolg van deze klachten meer of zwaarder beperkt is ten tijde hier van belang.

4.4.

Wat hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat er geen reden is om te twijfelen aan de belastbaarheid zoals door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vastgesteld in de FML van 25 november 2019. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag.

4.5.

Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat, uitgaande van de juistheid van de FML van 25 november 2019, afdoende is gemotiveerd dat appellant in staat moet worden geacht om de geselecteerde functies te vervullen.

4.6.

Gelet op de overwegingen 4.2 tot en met 4.5 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2022.

(getekend) J.S. van der Kolk

(getekend) L. Winters


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature