U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

WIA-uitkering terecht beëindigd. De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is en er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts. Voldoende gemotiveerd dat appellante, met haar beperkingen, in staat is de in bezwaar geselecteerde functies te verrichten.

Uitspraak



18 1573 WIA

Datum uitspraak: 13 januari 2021

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 februari 2018, 17/4999 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. T. Scholtus, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft door middel van videobellen plaatsgevonden op 9 december 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Scholtus. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Riet.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als warehouse employee A voor 41,05 uur per week. Op 19 augustus 2008 heeft zij zich ziek gemeld met psychische klachten en klachten aan haar linker arm. Na afloop van de voorgeschreven wachttijd heeft het Uwv aan appellante met ingang van 17 augustus 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%. Na afloop van de loongerelateerde periode heeft het Uwv appellante met ingang van 17 januari 2011 een

WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

1.2.

Op 18 januari 2016 heeft de ex-werkgever van appellante, een verzoek om een herbeoordeling ingediend. Na onderzoek door een verzekeringsarts, heeft het Uwv bij besluit van 10 november 2016 de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante ongewijzigd vastgesteld op 100%.

1.3.

Het bezwaar van de ex-werkgever tegen het besluit van 10 november 2016 heeft het Uwv bij besluit van 19 juni 2017 (bestreden besluit) gegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 11 april 2017 en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 30 mei 2017 ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat appellante belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van

29 mei 2017. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met inachtneming van de FML functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 9,84%. Het Uwv heeft bij het bestreden besluit de

WGA-loonaanvullingsuitkering van appellante met ingang van 1 augustus 2017 beëindigd, omdat appellante met ingang van 18 januari 2016 minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat zorgvuldig medisch onderzoek is verricht en dat appellante geen medische informatie heeft ingebracht die reden geeft voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft daarom geen reden gezien om een deskundige te benoemen. Uitgaande van de juistheid van de FML, heeft de rechtbank ook geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de geschiktheid van appellante voor de geduide functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de signaleringen, in overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, van een toelichting voorzien en ook is in het verweerschrift een nadere toelichting gegeven. Daarmee is voldoende aannemelijk gemaakt dat appellante de werkzaamheden in de geduide functies kan verrichten. Daarom is terecht geconcludeerd dat appellante in staat is meer dan 65% van het voor haar geldende maatmanloon te verdienen en is de WIA-uitkering van appellante terecht met ingang van 1 augustus 2017 beëindigd.

3.1.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij onverminderd kampt met de voorheen bestaande en ook nog door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen. Het medisch onderzoek voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen. In de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is onvoldoende inzichtelijk en aannemelijk gemaakt dat bij een niet verbeterde gezondheidstoestand, er geen of minder beperkingen zijn dan in primo zijn aangenomen. Appellante heeft uitsluitend thuis enigszins haar draai gevonden, maar daarbuiten functioneert zij niet. Zij heeft aangevoerd dat haar medische beperkingen op dat punt ernstig zijn onderschat. Begin 2017 is een toename van de al lang aanwezige psychische klachten geconstateerd, met onder meer suïcidaliteit en recidief PTSS, waarvoor appellante is doorverwezen naar PsyQ en overbruggingsspoedzorg. De rechtbank heeft miskend dat de huisarts bij schrijven van 5 september 2017 appellante fors beperkt heeft geacht door haar klachten. Appellante heeft ter onderbouwing van haar standpunt een medisch advies van verzekeringsarts drs. D. van Arkel van 30 april 2018 ingebracht. Ook heeft appellante een medisch advies ingebracht van verzekeringsarts drs. T.C.M. de Witte van 27 juli 2029

(lees: 2019), waarin deze reageert op de in hoger beroep ingebrachte reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 augustus 2018. Volgens De Witte zijn er te weinig beperkingen aangenomen als gevolg van de psychische klachten en heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarnaast ten onrechte en zonder nadere motivering de beperking op repetitieve hand- en vingerbewegingen uit de FML verwijderd. Tot slot heeft appellante informatie van haar huisarts van 13 december 2019 ingebracht.

3.2.

Het Uwv heeft, onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 augustus 2018 en 24 augustus 2020, verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

4. De Raad oordeelt als volgt.

4.1.

Van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van een verzekerde is op grond van artikel 5 van de Wet WIA sprake als hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van onder meer ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA wordt de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.

4.2.

In geschil is de vraag of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in de zin van de Wet WIA terecht met ingang van 18 januari 2016 heeft vastgesteld op minder dan 35% en terecht de WGA-loonaanvullingsuitkering per 1 augustus 2017 heeft beëindigd.

4.3.

De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is en er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt geen aanleiding om anders te oordelen. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.3.1.

Ten aanzien van de psychische klachten is de aard en diagnose op de datum in geding niet in geschil. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afdoende gemotiveerd waarom de psychische klachten, anders dan Van Arkel en De Witte hebben gesteld, niet leiden tot meer beperkingen dan al zijn aangenomen in de FML van 29 mei 2017. Met de psychische klachten is rekening gehouden door beperkingen aan te nemen op de items 1.9.4 tot en met 1.9.8 in de FML. De urenbeperking, die in 2010 wegens de op dat moment door appellante gevolgde intensieve therapie werd aangenomen, achtte de primaire verzekeringsarts niet meer noodzakelijk omdat appellante op dat moment alleen nog onder behandeling van de huisarts stond. Per abuis werd de urenbeperking evenwel niet door de primaire verzekeringsarts uit de FML verwijderd. Dit is bij de FML 29 mei 2017 alsnog gebeurd. Anders dan Van Arkel, ziet De Witte met de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding voor beperkingen op de items 1.4 (inzicht in eigen kunnen), 1.5 (doelmatig handelen) en 1.7 (handelingstempo in het dagelijks leven). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op deze punten toegelicht dat geen sprake is van een inadequate realiteitstoetsing die adequaat handelen verhindert, dat appellante in staat is om de dagelijkse routinehandelingen uit te voeren die nodig zijn voor het onafhankelijk functioneren in algemene dagelijkse levensverrichtingen en dat geen sprake is van een permanente en aanmerkelijke vertraging van het algehele handelen.

Ten aanzien van item 1.6 (zelfstandig handelen) zien Van Arkel en De Witte beide aanleiding voor beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft allereerst aangegeven dat de stoornis van appellante onvoldoende kwalificeert voor een beperking op dit item. Hij heeft verder aangegeven dat uit wat appellante bij de onderzoeken naar voren heeft gebracht, blijkt dat zij zelfstandig handelt en daarin keuzes maakt en verstandelijk overweegt. Zij is in staat te handelen als ze geconfronteerd wordt met iets dat een specifieke aanpak vereist. Er is geen sprake van structurele tekortkomingen die dagelijks aanwezig zijn en die een beperking op dit item rechtvaardigen. Dat appellante vanwege haar angstklachten alleen op rustige tijden reist en boodschappen doet, maakt niet dat er een beperking op vervoer (item 1.8 of item 2.10) moet worden aangenomen, omdat appellante feitelijk wel zelfstandig kan reizen. Aldus heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom op deze items geen beperking is aangenomen in de FML.

4.3.2.

Ten aanzien van de klachten van appellante aan haar linkerarm en -pols, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in reactie op het rapport van De Witte toegelicht waarom in de FML van 29 mei 2017 de beperking op het item 3.8, repetitief hand- en vingergebruik, door hem niet is gehandhaafd. De breuken aan arm en pols en het gecompliceerde herstel daarvan hebben volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen invloed op het maken van repetitieve hand- en vingerbewegingen maar leiden vooral tot een verminderde mogelijkheid tot krachtuitoefening. Appellante heeft tijdens de onderzoek zelf ook geen beperkingen ten aanzien van dit soort bewegingen gemeld en uit het dagverhaal zijn deze ook niet af te leiden, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Bij de primaire verzekeringsarts heeft appellante te kennen heeft gegeven dat ze met name moeite heeft met bewegingen boven schouderhoogte en met zwaar tillen en dragen. De primaire verzekeringsarts heeft vastgesteld dat het linker polsgewricht niet zwaar en intensief belast kan worden en pro- en supinatie zeer beperkt mogelijk zijn. In de FML zijn voor verschillende handelingen met kracht, voor tillen en dragen, duwen en trekken beperkingen aangenomen. Het rapport van De Witte geeft geen aanknopingspunten voor de conclusie dat met de in de FML aangenomen beperkingen de belastbaarheid van de linkerarm en – pols is overschat.

4.4.

Uitgaande van de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit, wordt de rechtbank ook gevolgd in haar oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat appellante, met haar beperkingen, in staat is de in bezwaar geselecteerde functies te verrichten. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het Uwv op juiste gronden de WIA-uitkering van appellante heeft beëindigd.

4.5.

Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door M. Schoneveld, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2021.

(getekend) M. Schoneveld

(getekend) L. Winters


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature