E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:CRVB:2021:3265
Centrale Raad van Beroep, 20/1010 WARZO

Inhoudsindicatie:

Op grond van artikel 7, tweede lid, van de Tijdelijke Regeling dient de zelfstandige die in aanmerking wil komen voor compensatie de aanvraag voor 1 oktober 2018 in te dienen. De stelling van appellante dat de telefoongesprekken met het Uwv, waarvan één gesprek in een telefoonnotitie van 28 oktober 2016 is beschreven, als premature aanvraag op grond van de Tijdelijke Regeling kunnen worden aangemerkt, wordt niet gevolgd. Hieruit blijkt dat de regelgever onder ogen heeft gezien dat sprake is van een relatief korte aanvraagtermijn maar dat hij met het oog op alle belangen, ook die van de mogelijk rechthebbenden, daarvoor bewust heeft gekozen. Omdat mogelijke rechthebbenden na inwerkingtreding van de Regeling op 15 mei 2018 relatief kort de tijd hebben om de compensatie aan te vragen, heeft de regelgever het bovendien van belang geacht om vóór 15 mei 2018 extra communicatie uit te (laten) gaan over de openstelling van de Tijdelijke Regeling. De slotsom in beide zaken en ook in deze zaak is dat er geen grond is om te oordelen dat de regelgever niet in redelijkheid tot de aanvraagtermijn van 15 mei 2018 tot en met 30 september 2018 heeft kunnen besluiten.

Wat appellante overigens heeft aangevoerd, waaronder de stelling ter zitting dat een geringe termijnoverschrijding als hier aan de orde door de vingers zou moeten worden gezien, leidt niet tot een ander oordeel. Het Uwv was dus gehouden de aanvraag af te wijzen. De overwegingen leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie