Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Geen recht op ziekengeld op grond van de ZW. Partijen hebben aan te onderscheiden delen van hun arbeidsverhouding afzonderlijke rechtsgevolgen willen verbinden. Van verschillende arbeidsvoorwaarden is in dit geval evenmin sprake. De arbeidsvoorwaarden van de tijdelijke akte en vaste akte van benoeming zijn gelijk. Van wezenlijke verschillen in de arbeid was ook geen sprake. Bij beide overeenkomsten verrichtte betrokkene de functie van leraar. De uitbreiding van de arbeidsuur was ter vervanging van een zieke collega. Het ging om werkzaamheden voor dezelfde groep. Er is dan ook geen sprake geweest van de beëindiging van een dienstbetrekking.

Uitspraak



19 4394 ZW

Datum uitspraak: 18 november 2021

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 19 september 2019, 19/70 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.

Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.

Betrokkene heeft gereageerd op een vraagstelling van de Raad.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2021. Het Uwv en betrokkene zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.

Bij ‘Akte van benoeming voor het bijzonder primair onderwijs’ (hierna: Akte) van 14 december 2015 is betrokkene door het bestuur van [werkgever] (werkgever) voor onbepaalde tijd per 1 januari 2016 benoemd in de functie van leraar voor 16 uur per week, met een werktijdfactor van 0,4000.

1.2.

In een op 18 september 2017 opgemaakte ‘Bijlage bij de Akte van benoeming voor het bijzonder primair onderwijs’ is de benoeming van betrokkene in de functie van leraar tijdelijk uitgebreid met zeven uur per week, met een werktijdfactor van 0,175. Deze benoeming is voor bepaalde tijd, te weten van 28 augustus 2017 tot en met 13 juli 2018.

1.3.

Betrokkene heeft zich op 19 januari 2018 bij werkgever ziekgemeld. Op 4 september 2018 heeft werkgever betrokkene per 19 januari 2018 ziekgemeld bij het Uwv. Bij besluit van 17 september 2018 heeft het Uwv geweigerd om aan betrokkene ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen. Het Uwv heeft aan dat besluit ten grondslag gelegd dat bij een tijdelijke uitbreiding van uren bij een dienstverband voor onbepaalde tijd geen recht op ziekengeld ontstaat als de uitbreiding van uren tijdens ziekte eindigt. Er is dan geen sprake van beëindiging van een dienstbetrekking. Bij besluit van 30 november 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat van twee naast elkaar bestaande arbeidsovereenkomsten geen sprake is, nu de tijdelijke uitbreiding is beschreven in een bijlage bij de Akte van benoeming voor onbepaalde tijd.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het Uwv opdracht gegeven om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van 18 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3109, overwogen dat er in het geval van betrokkene voldoende aanknopingspunten zijn om bij de beoordeling van het recht op ziekengeld op grond van de ZW het bestaan van een tweede dienstverband voor bepaalde tijd aan te nemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv aan betrokkene ten onrechte geen ziekengeld heeft toegekend.

3.1.

Het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte niet tot de conclusie is gekomen dat werkgever en betrokkene de al bestaande arbeidsovereenkomst hebben gewijzigd, en daarmee ten onrechte van recht op ziekengeld is uitgegaan. Volgens het Uwv maakt de tijdelijke urenuitbreiding niet dat sprake is van een tweede arbeidsovereenkomst. De door de rechtbank aangehaalde uitspraak van de Raad van 18 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3109, wordt door het Uwv zo gelezen dat uitgegaan dient te worden van het bestaan van een tweede dienstbetrekking als partijen – ervan uitgaande dat de toepasselijke cao dat niet verbiedt – een tijdelijke uitbreiding van uren in een aparte arbeidsovereenkomst hebben vastgelegd, evenals de maximumduur, de arbeidsomvang en de redenen waarom deze afzonderlijke arbeidsovereenkomst is aangegaan. Dit geldt dan ook als dezelfde werkzaamheden worden verricht en de arbeidsvoorwaarden hetzelfde zijn. Als geen sprake is van twee afzonderlijke arbeidsovereenkomsten, kan alleen sprake zijn van twee te onderscheiden dienstverbanden als de werkzaamheden en arbeidsvoorwaarden (tijdelijk) wijzigen. Alleen een (tijdelijke) urenuitbreiding leidt dan niet tot een tweede dienstbetrekking.

3.2.

Betrokkene heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Op grond van artikel 29, tweede lid, derde volzin en onder c, van de ZW , voor zover hier van belang, wordt aan de verzekerde van wie de dienstbetrekking, zoals bedoeld in artikel 3 van de ZW , binnen het in het vijfde lid van artikel 29 van de ZW genoemde tijdvak van 104 weken eindigt, ziekengeld uitgekeerd vanaf de eerste dag van ongeschiktheid tot werken nadat de dienstbetrekking is geëindigd.

4.2.

In zijn uitspraak van 11 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:550, heeft de Raad overwogen dat als partijen middels afzonderlijke arbeidsovereenkomsten duidelijk kenbaar hebben gemaakt dat zij aan te onderscheiden delen van hun arbeidsverhouding afzonderlijke, en in die arbeidsovereenkomsten uiteengezette, rechtsgevolgen hebben willen verbinden, moet worden gesproken van te onderscheiden dienstbetrekkingen, ook als de werkzaamheden in beide dienstverbanden niet van elkaar verschillen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat er niet van twee naast elkaar bestaande dienstbetrekkingen bij één en dezelfde werkgever dient te worden uitgegaan als geen sprake is van wezenlijke verschillen in de afgesproken arbeid en er geen verschillende arbeidsvoorwaarden gelden.

4.3.

Anders dan de rechtbank in overweging 4.5 van de aangevallen uitspraak heeft overwogen kan het Uwv worden gevolgd in zijn standpunt dat in het geval van betrokkene voor de extra uren die zij heeft gewerkt niet kan worden gesproken van een afzonderlijke arbeidsovereenkomst, maar moet worden uitgegaan van een tijdelijke wijziging in de bestaande overeenkomst. Betrokkene en werkgeefster hebben er geen blijk van gegeven dat zij aan te onderscheiden delen van hun arbeidsverhouding afzonderlijke rechtsgevolgen hebben willen verbinden. De titel en inhoud van de ‘Bijlage bij de Akte van benoeming voor het bijzonder primair onderwijs’ wijzen daarbij op een wijziging van de bestaande overeenkomst. Daarin is vermeld: “het betreft een tijdelijke uitbreiding van de benoeming tot leraar aan [vereniging] te [vestigingsplaats] . De benoeming geschiedt voor bepaalde tijd vanaf 28 augustus 2017 tot en met 13 juli 2018 voor 7 uur en 0 minuten, zijnde een werktijdfactor van 0,1750. Grond voor bepaalde tijd: verlenging van het tijdelijk dienstverband.” De in de Akte van 14 december 2015 opgenomen arbeidsduur van 16 uren per maand wordt met de bijlage van 18 september 2017 tijdelijk uitgebreid naar 23 uren per maand. De werktijdfactor van 0,4000 wordt daarin tijdelijk uitgebreid naar 0,5750. Er is daarmee geen sprake van een situatie, vergelijkbaar met die in de uitspraak van 18 augustus 2016. Dat partijen de afspraken over de duur en de omvang van de benoeming hebben vastgelegd in een afzonderlijk document – zoals betrokkene in haar reactie van 20 september 2021 naar voren heeft gebracht – leidt niet tot de conclusie dat partijen aan te onderscheiden delen van hun arbeidsverhouding afzonderlijke rechtsgevolgen hebben willen verbinden. Van verschillende arbeidsvoorwaarden is in dit geval evenmin sprake. De arbeidsvoorwaarden van de tijdelijke akte en vaste akte van benoeming zijn gelijk. Van wezenlijke verschillen in de arbeid was ook geen sprake. Bij beide overeenkomsten verrichtte betrokkene de functie van leraar. De uitbreiding van de arbeidsuur was ter vervanging van een zieke collega. Het ging om werkzaamheden voor dezelfde groep. Er is dan ook geen sprake geweest van de beëindiging van een dienstbetrekking. Het Uwv heeft terecht vastgesteld dat betrokkene geen recht heeft op ziekengeld op grond van de ZW.

4.4.

Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep van het Uwv slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep ongegrond verklaren.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- vernietigt de aangevallen uitspraak;

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van

A.L.K. Dagmar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op

18 november 2021.

(getekend) W.J.A.M. van Brussel

(getekend) A.L.K. Dagmar


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature