Toegekende studiefinanciering terecht herzien, in die zin dat appellante als thuiswonende studerende is aangemerkt. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de bevindingen van het huisbezoek op het brp-adres voldoende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van de minister dat appellante ten tijde van het huisbezoek niet woonde op het brp-adres. Behoudens een ongeopende envelop is tijdens het huisbezoek niets aangetroffen wat tot appellante te herleiden valt. De totale afwezigheid van persoonlijke spullen valt niet te rijmen met een gesteld structureel hoofdverblijf op het brp-adres van twee jaar.