Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Aanvraag Wajong-uitkering terecht afgewezen. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het Uwv ontoereikend heeft gemotiveerd dat betrokkene arbeidsvermogen had op zijn 18e verjaardag. Het hoger beroep van het Uwv slaagt. De Raad onderschrijft het door het Uwv gehanteerde uitgangspunt dat bij de beoordeling of iemand een taak kan uitvoeren in eerste instantie aangesloten wordt bij wat diegene in het dagelijks leven feitelijk doet. Bij de beoordeling of betrokkene leerbaar is, mocht de arbeidsdeskundige doorslaggevende betekenis toekennen aan het door betrokkene gevolgde onderwijs en het door hem behaalde rijbewijs. Het Uwv wordt ook gevolgd in zijn standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende hebben gemotiveerd dat betrokkene beschikt over basale werknemersvaardigheden. Anders dan de rechtbank is de Raad verder van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 26 juli 2018 voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd dat betrokkene een uur aaneengesloten en vier uur per dag kan werken.

Uitspraak



20 905 WAJONG

Datum uitspraak: 12 augustus 2021

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van

22 november 2019, 18/3600 (aangevallen tussenuitspraak) en de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 januari 2020, 18/3600 (aangevallen einduitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. E.R. Lambooy, advocaat, een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2021. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Sjoer. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Lambooy.

OVERWEGINGEN

1.1.

Betrokkene, geboren op [geboortedag] 1999, heeft met een door het Uwv op 18 oktober 2017 ontvangen formulier een aanvraag ingediend om uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij is vermeld dat betrokkene een laag IQ heeft en kampt met diverse psychische klachten. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Bij besluit van 29 januari 2018 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen omdat betrokkene geen arbeidsvermogen heeft, maar deze situatie niet duurzaam is.

1.2.

Betrokkene heeft tegen het besluit van 29 januari 2018 bezwaar gemaakt. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij duurzaam niet beschikt over arbeidsvermogen heeft hij een expertiserapport van psychiater M. Kazemier van 3 mei 2018 ingebracht.

1.3.

Bij besluit van 15 augustus 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant tegen het besluit van 29 januari 2018 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het Uwv stelt zich daarbij op het gewijzigde standpunt dat betrokkene arbeidsvermogen heeft. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.

2.1.

Bij de aangevallen tussenuitspraak heeft de rechtbank – onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 5 april 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1018) – geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet toereikend hebben onderbouwd dat betrokkene over arbeidsvermogen beschikt. Vooral is onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat betrokkene over basale werknemersvaardigheden beschikt en in staat is gedurende vier uur per dag en tenminste een periode van een uur aaneengesloten activiteiten uit te voeren in een arbeidsorganisatie. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak.

2.2.

In reactie op de tussenuitspraak heeft het Uwv aangegeven geen gebruik te maken van de door de rechtbank geboden mogelijkheid het gebrek te herstellen.

2.3.

Bij de aangevallen einduitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van haar uitspraken.

3.1.

Het Uwv heeft in hoger beroep – kort gezegd – aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat ontoereikend is gemotiveerd dat betrokkene op zijn 18e verjaardag beschikt over arbeidsvermogen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft het Uwv een nader rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 maart 2020 ingebracht.

3.2.

Betrokkene heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.1.

Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

4.1.2.

Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraken van de Raad van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.

4.2.

Tussen partijen is in geschil of betrokkene arbeidsvermogen had op [geboortedag] 2017, de dag dat hij achttien jaar is geworden. De vraag naar de duurzaamheid kan daarom (vooralsnog) onbeantwoord blijven.

4.3.1.

De Raad onderschrijft het door het Uwv gehanteerde uitgangspunt dat bij de beoordeling of iemand een taak kan uitvoeren in eerste instantie aangesloten wordt bij wat diegene in het dagelijks leven feitelijk doet. Dat de dagelijkse activiteiten van betrokkene minimaal zijn, is voor de arbeidsdeskundige geen reden deze niet als vertrekpunt voor de beoordeling te nemen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 13 augustus 2018 voldoende gemotiveerd dat betrokkene – gelet op het door hem gevolgde onderwijs en behaalde rijbewijs – kan voldoen aan de eisen uit de omschrijving van de geselecteerde taak van ‘stofzuigen auto’s’. Ook bestaat geen aanleiding aan te nemen dat de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep geschetste intensieve en persoonlijke begeleiding verder reikt dan de kaders die in een arbeidsorganisatie door de aanwezigheid van een leidinggevende en/of inzet van een jobcoach bij het verrichten van een taak c.q. de geselecteerde taak kunnen worden geboden.

4.3.2.

Het Uwv wordt ook gevolgd in zijn standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende hebben gemotiveerd dat betrokkene beschikt over basale werknemersvaardigheden. Bij de beoordeling of betrokkene leerbaar is, mocht de arbeidsdeskundige doorslaggevende betekenis toekennen aan het door betrokkene gevolgde onderwijs en het door hem behaalde rijbewijs. Ook als in het dagelijks leven zwaar wordt geleund op een externe factor (zoals in het geval van betrokkene de begeleider), wordt enkel bij het bestaan van een psychische stoornis of ernstige verstandelijke beperking aangenomen dat de betrokkene de basale werknemersvaardigheden niet zelf kan aanleren. Dat van een dergelijke stoornis of beperking bij betrokkene sprake is, blijkt niet uit de in het dossier aanwezige medische informatie, waaronder het expertiserapport van psychiater Kazemier van 3 mei 2018.

4.3.3.

Anders dan de rechtbank is de Raad verder van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 26 juli 2018 voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd dat betrokkene een uur aaneengesloten en vier uur per dag kan werken. Bij de beoordeling of iemand een uur aangesloten kan werken, gaat het er om dat het productieproces niet vaker dan één keer per uur substantieel onderbroken moet worden om de betrokkene bij te sturen. De noodzaak van voortdurend toezicht en intensieve begeleiding staat in beginsel niet in de weg aan het aannemen van arbeidsvermogen. Uit de in het dossier aanwezige medische stukken blijkt niet dat betrokkene niet in staat is zijn aandacht op het werk te kunnen blijven richten of niet beschikt over een goed functionerend geheugen. Niet is komen vast te staan verder dat bij betrokkene sprake is van een dusdanig gebrekkige impulsbeheersing dat hij ook onder toezicht en met begeleiding niet in staat is een uur achtereen te werken. Daarnaast kan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat betrokkene – met inachtneming van de voor hem geldende beperkingen – in staat moet worden geacht vier uur per dag een taak te verrichten gevolgd worden. Het expertiserapport van Kazemier geeft geen aanleiding om tot een andere conclusie te komen. Daarin wordt enkel gesteld dat het voor betrokkene heel moeilijk zal zijn om enkele uren per dag in een reguliere werkomgeving werkzaam te zijn en dat er na een dag waarop gewerkt is een hersteldag noodzakelijk is om te voorkomen dat de spanningen oplopen. Er blijkt dus niet uit dat betrokkene niet in staat is om vier uur binnen een beschutte werkomgeving te werken dan wel dat een recuperatietijd van twintig uur na vier uur werken onvoldoende is.

4.4.

Gelet op 4.3.1 tot en met 4.3.3 heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat het Uwv ontoereikend heeft gemotiveerd dat betrokkene arbeidsvermogen had op zijn 18e verjaardag. Het hoger beroep van het Uwv slaagt. De aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen einduitspraak zullen worden vernietigd en het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit zal ongegrond worden verklaard.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

vernietigt de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen einduitspraak;

verklaart het beroep tegen het besluit van 15 augustus 2018 ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel als voorzitter en E.W. Akkerman en F.M. Rijnbeek als leden, in tegenwoordigheid van V.M. Candelaria als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2021.

(getekend) W.J.A.M. van Brussel

(getekend) V.M. Candelaria


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature