Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

1) De Svb heeft terecht bepaald dat appellant vanaf het eerste kwartaal van 2017 geen recht meer heeft op betaling van de kinderbijslag. Er is terecht uitgegaan van de feitelijke situatie op 1 januari 2017. Op dat moment had de niet-nakoming van het ouderschapsplan door de derde-partij een bestendig karakter gekregen. Van belang hiervoor is dat het kind door de derde-partij op 20 oktober 2016 is uitgeschreven op het adres van appellant, er geen contact was tussen appellant en het kind en de vordering tot nakoming van het ouderschapsplan bij vonnis van 20 december 2016 is afgewezen.

2) De Svb heeft terecht bepaald dat de derde-partij in het derde en vierde kwartaal van 2017 de hoogste bijdrage in onderhoud van het kind heeft geleverd waardoor haar recht op kinderbijslag, en niet het recht op kinderbijslag van appellant, tot uitbetaling komt.

Uitspraak



18 2538 AKW, 19/3250 AKW

Datum uitspraak: 4 augustus 2021

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van

6 april 2018, 17/3454 (aangevallen uitspraak 1) en van 12 juli 2019, 18/2676 (aangevallen uitspraak 2)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

[derde-partij] (derde-partij)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. F. Bakker, advocaat, in beide gedingen hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft verweerschriften ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2021. Appellant heeft zich via beeldbellen laten vertegenwoordigen door mr. Bakker. De Svb heeft zich via beeldbellen laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder. De derde-partij is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant en de derde-partij hebben een relatie gehad waaruit [geboortedatum] 2005 [naam] is geboren. Op 11 maart 2016 zijn appellant en de derde-partij een (gewijzigd) ouderschapsplan overeengekomen. Daarin is onder meer opgenomen dat [naam] ingeschreven staat op het adres van appellant en dat hem het recht toekomt om de kinderbijslag en toeslagen te innen. Ook zijn zij een zorg/contactregeling overeengekomen waarbij [naam] in evenredigheid bij appellant en de derde-partij is.

1.2.

Bij besluit van 6 april 2016 is aan appellant kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toegekend voor [naam] met ingang van het tweede kwartaal van 2016.

18 2538 AKW

2.1.

In oktober 2016 heeft de gemeente de Svb gemeld dat [naam] niet meer bij appellant staat ingeschreven. De Svb is vervolgens een onderzoek gestart naar het recht van appellant op kinderbijslag. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat [naam] vanaf 20 oktober 2016 stond ingeschreven op het adres van de derde-partij en dat zij daar ook verbleef.

2.2.

Bij vonnis in kort geding van 20 december 2016 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland is de vordering van appellant – kort gezegd – tot nakoming van het (gewijzigd) ouderschapsplan ten aanzien van het hoofdverblijf en de contactregeling afgewezen. Overwogen is dat, gelet op een aantal in dat vonnis benoemde feiten en omstandigheden, nog ongewis is welke beslissingen over het hoofdverblijf en de contactregeling in het belang van [naam] kunnen worden geacht. Ingrijpende wijzigingen als een wijziging van haar hoofdverblijf en onverkorte nakoming van de overeengekomen contactregeling achtte de voorzieningenrechter op dat moment in strijd met zwaarwegende belangen van [naam] .

2.3.

Bij besluit van 11 januari 2017 heeft de Svb appellant laten weten dat hij vanaf het vierde kwartaal van 2016 geen recht meer heeft op kinderbijslag, omdat [naam] vanaf 23 september 2016 bij de andere ouder woont.

2.4.

Bij besluit van 13 september 2017 (bestreden besluit) is het bezwaar gegrond verklaard voor zover dit betrekking heeft op het vierde kwartaal van 2016 en ongegrond voor zover dit ziet op het eerste kwartaal van 2017.

2.5.

De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak 1 het beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat, indien meer dan één ouder aanspraak maakt op kinderbijslag voor hetzelfde kind en dat kind bij één van beide ouders thuis woont, deze laatstgenoemde ouder recht heeft op kinderbijslag voor dit kind. Een kind wordt geacht te wonen aan het adres waar het het merendeel van de voor nachtrust bestemde tijd doorbrengt. Als er sprake is van een overeengekomen of opgelegde regeling betreffende de opvoeding van het kind dan gaat de Svb uit van die regeling, tenzij blijkt dat niet-naleving van deze regeling een bestendig karakter heeft. In dat laatste geval geldt de feitelijke situatie als richtsnoer voor de uitbetaling. Nu de derde-partij vanaf eind september 2016 het (gewijzigd) ouderschapsplan niet is nagekomen, zij onder meer [naam] op 20 oktober 2016 heeft uitgeschreven van het adres van appellant en de vordering van appellant tot nakoming van het (gewijzigd) ouderschapsplan bij vonnis van 20 december 2016 is afgewezen, moet vanaf de datum van dat vonnis aangenomen worden dat het niet-nakomen van het ouderschapsplan door de derdepartij een bestendig karakter heeft gekregen. [naam] stond op 1 januari 2017 niet op het adres van appellant ingeschreven en verbleef daar ook niet, waardoor appellant geen recht had op kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2017.

2.6.

In hoger beroep heeft appellant herhaald dat uit het ouderschapsplan volgt dat [naam] bij hem dient te zijn ingeschreven en dat hij recht heeft op de kinderbijslag en toeslagen. Dat de derde-partij zich niet aan het ouderschapsplan houdt mag er niet toe leiden dat appellant zijn rechten verliest. Ten onrechte is het vonnis van de voorzieningenrechter van 20 december 2016 als omslagpunt aangemerkt.

19 3250 AKW

3.1.

[naam] is sinds 15 mei 2017 uit huis geplaatst. Sindsdien heeft zij niet meer bij een van haar ouders gewoond.

3.2.

Bij besluit van 27 december 2017 heeft de Svb appellant laten weten dat hij vanaf het derde kwartaal van 2017 geen kinderbijslag krijgt.

3.3.

Bij besluit van 22 augustus 2018 (bestreden besluit) is het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard. De Svb stelt dat appellant geen recht op kinderbijslag heeft voor het derde en vierde kwartaal van 2017. In die periode woonde [naam] bij geen van de ouders. Om voor kinderbijslag in aanmerking te komen, dient per kwartaal minimaal € 416,- te worden bijgedragen in het onderhoud van [naam] . Indien beide ouders aan deze voorwaarde voldoen, wordt de kinderbijslag toegekend aan de ouder die het meeste bijdraagt. In deze kwartalen was dat de moeder, de derde-partij in dit geding, volgens de Svb. In beroep heeft de Svb aangegeven dat er vanuit wordt gegaan dat de derde-partij € 1.103,27 per kwartaal heeft bijgedragen in het onderhoud en appellant € 444,56 per kwartaal.

3.4.

Bij de aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de gegevens die door appellant en door de derde-partij zijn ingezonden dat de derde-partij het meeste bijdraagt in de kosten die noodzakelijkerwijs verband houden met het onderhoud van [naam] . Niet alle opgevoerde kosten worden door de Svb betrokken bij de vaststelling van de hoogte van de bijdrage, maar de kosten die wel worden meegenomen voldoen aan de voorwaarden als genoemd in het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK). Het is volgens de rechtbank niet aan de Svb om te beoordelen of bepaalde voor het onderhoud van [naam] aangeschafte goederen ook voor minder geld hadden kunnen worden gekocht.

3.5.

In hoger beroep blijft appellant van mening dat hijzelf meer heeft bijgedragen en de derde-belanghebbende minder dan door de Svb wordt aangenomen. De derde-partij heeft volgens appellant onjuiste, althans niet te verifiëren, kostenposten opgevoerd. Daarnaast bestrijdt hij de noodzaak van sommige goederen dan wel de hoogte van de hiervoor gedane uitgaven. De Svb bepleit een bevestiging van de aangevallen uitspraak.

4. De Raad overweegt als volgt.

18 2538 AKW

4.1.

Tussen partijen is in geschil of de Svb terecht heeft bepaald dat appellant vanaf het eerste kwartaal van 2017 geen recht meer heeft op betaling van de kinderbijslag.

4.2.

Als twee of meer personen waaronder één persoon tot wiens huishouden het kind behoort, over eenzelfde tijdvak recht op kinderbijslag voor eenzelfde kind hebben, wordt de kinderbijslag waarop degene recht heeft, tot wiens huishouden dit kind niet behoort, niet betaald. Dit is geregeld in artikel 18, vierde lid, van de AKW. Bij de toepassing van artikel 10 van het BUK hanteert de Svb op basis van beleidsregel SB1014 en beleidsregel SB1096 het criterium dat een kind wordt geacht te wonen waar het het merendeel van de voor de nachtrust bestemde tijd doorbrengt. Als er sprake is van een overeengekomen of opgelegde regeling over de opvoeding van het kind, dan gaat de Svb uit van die regeling. Alleen wanneer blijkt dat de niet-naleving van deze regeling een bestendig karakter heeft, dient de feitelijke situatie als richtsnoer voor de uitbetaling. De Raad acht deze benaderingswijze niet onjuist (vergelijk de uitspraak van de Raad van 17 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3262). In het algemeen heeft de niet-naleving van een regeling volgens de Svb een bestendig karakter als de ouders de afspraken langer dan zes maanden niet naleven.

4.3.

De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de Svb terecht heeft bepaald dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2017. Voor die beoordeling is terecht uitgegaan van de feitelijke situatie op 1 januari 2017. Op dat moment had de nietnakoming van het ouderschapsplan door de derde-partij een bestendig karakter gekregen. Van belang hiervoor is dat [naam] door de derde-partij op 20 oktober 2016 is uitgeschreven op het adres van appellant, er geen contact was tussen appellant en [naam] en de vordering tot nakoming van het ouderschapsplan bij vonnis van 20 december 2016 is afgewezen. Hoewel de periode van niet-naleving op 1 januari 2017 minder dan zes maanden besloeg, heeft de Svb, gelet op het vonnis van 20 december 2016 en de daarin beschreven situatie, terecht een bestendig karakter aangenomen. Dat de derde-partij volgens appellant onrechtmatig jegens appellant heeft gehandeld, doet hier niet aan af. [naam] stond op 1 januari 2017 niet ingeschreven op het adres van appellant en verbleef daar ook niet. De Svb heeft daarom terecht bepaald dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2017.

4.4.

Gelet op wat onder 4.1. tot en met 4.3. is overwogen, komt de aangevallen uitspraak 1 voor bevestiging in aanmerking.

4.5.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

19/3250 AKW

4.6.

Tussen partijen is in geding of de Svb terecht heeft bepaald dat de derde-partij in het derde en vierde kwartaal van 2017 de hoogste bijdrage in onderhoud van [naam] heeft geleverd waardoor haar recht op kinderbijslag, en niet het recht op kinderbijslag van appellant, tot uitbetaling komt.

4.7.

Omdat [naam] in die periode niet meer bij een van haar ouders woonde dient op grond van artikel 18, vijfde lid, van de AKW te worden beoordeeld wie de hoogste bijdrage in haar onderhoud heeft geleverd. Alleen aan die ouder wordt de kinderbijslag uitbetaald. In de nota van toelichting bij het BUK is in paragraaf 3 voor zover relevant over het onderhoud van het kind bepaald:

“Met het begrip onderhoud wordt gedoeld op de kosten die noodzakelijkerwijs verband houden met het onderhoud van het kind. Daaronder vallen de verzorging van het kind, zoals uitgaven voor kleding en schoeisel, persoonlijke verzorging, deelname aan clubs of verenigingen, uitstapjes enzovoorts. Verder tellen ook kosten die verband houden met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding van het kind mee. Daarbij moet gedacht worden aan kosten die samenhangen met verblijf in een internaat, of het huren van een kamer, maar ook schoolgeld en schoolbenodigdheden.”

4.8.

De Raad stelt voorop dat de Svb bij de beoordeling wie de hoogste bijdrage in het onderhoud van [naam] heeft geleverd de volgende door de derde-partij opgevoerde onderhoudskosten heeft meegenomen:

-zakgeld;

-kledinggeld;

-kantinegeld;

-schoolspullen;

-vrijwillige schoolbijdrage;

-sportkleding;

-vakantiegeld;

-excursie school;

-schoolkluis;

-schoolboeken.

4.9.

Naar het oordeel van de Raad heeft rechtbank terecht overwogen dat deze kosten noodzakelijkerwijs verband houden met het onderhoud van [naam] . De Raad neemt de overwegingen van de rechtbank over. Appellant heeft in hoger beroep niet concreet aangegeven waarom deze kosten niet als zodanig zouden moeten worden aangemerkt. Evenmin is concreet aangegeven waarom deze kosten niet te verifiëren zijn. De derde-partij heeft hiervan immers bewijsstukken overgelegd, die zich in het dossier bevinden.

4.10.

Verder treft de grond dat de door de derde-partij opgevoerde kosten te hoog en niet verantwoord zouden zijn omdat er door de derde-partij voor dure producten, zoals merkkleding, wordt gekozen, geen doel. De totale bijdrage van de derde-partij is zoveel hoger dan die van appellant dat, ook als vanwege de keuze voor dure producten een zeker deel van de bijdrage van de derde-partij buiten beschouwing zou worden gelaten, de bijdrage van de derde-partij nog steeds hoger is dan die van appellant. De Svb heeft dan ook terecht geconcludeerd dat de derde-partij een hogere in aanmerking te nemen bijdrage in het onderhoud heeft geleverd dan appellant, en dat het recht op kinderbijslag van appellant om die reden in die periode niet tot uitbetaling komt.

4.11.

Gelet op wat onder 4.6 tot en met 4.10 is overwogen, komt ook de aangevallen uitspraak 2 voor bevestiging in aanmerking.

4.12.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.

Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum en M. Wolfrat en A. Venekamp als leden, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2021.

(getekend) M.A.H. van Dalen-Van Bekkum

(getekend) M.E. van Donk


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature