Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Verzoek om een dwangsom vast te stellen terecht afgewezen. Geen sprake van een aanvraag om een besluit te nemen, slechts een verzoek om informatie, een beslissing die niet op rechtsgevolg is gericht.

Uitspraak



20 502 AKW

Datum uitspraak: 28 januari 2021

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 december 2019, 19/2148 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J. Biemond, advocaat, hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2020. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich via beeldbellen laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.

OVERWEGINGEN

1.1.

Bij brieven van 23 februari 2018 en 4 april 2018, beide ontvangen door de Svb op 4 april 2018, heeft appellant verzocht om opgave van (de hoogte van) de kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) die is verstrekt aan zijn ex-echtgenote voor hun twee gezamenlijke kinderen. Daarbij is verzocht om een dwangsom vast te stellen voor het geval een reactie van de Svb zou uitblijven.

1.2.

Bij brief van 9 mei 2018 heeft de Svb appellant bericht dat de brief van 23 februari 2018 (die daar abusievelijk aangeduid als 28 februari 2018) eerst bij de brief van 4 april 2018 is ontvangen. Ook is meegedeeld dat de gevraagde gegevens niet kunnen worden verstrekt omdat verstrekking inbreuk zou maken op het recht op privacy van de ontvanger van de kinderbijslag.

1.3.

Appellant heeft de Svb bij brief van 16 mei 2018 verzocht te beslissen op het verzoek om een dwangsom vast te stellen.

1.4.

Bij een eerste besluit van 27 juli 2018 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen de brief van 9 mei 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de Svb is het niet mogelijk (inhoudelijk) bezwaar te maken, omdat de brief van 9 mei 2018 geen besluit is. De beslissing op het verzoek van appellant om informatie (opgave van de toegekende kinderbijslag) kan namelijk niet worden aangemerkt als aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

1.5.

Bij een tweede besluit van 27 juli 2018 heeft de Svb het verzoek van appellant om een dwangsom vast te stellen afgewezen.

1.6.

Bij besluit van 21 februari 2019 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het laatstgenoemde besluit van 27 juli 2018 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat de Svb niet in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Er is immers geen beslistermijn gaan lopen, aangezien er geen aanvraag is ingediend in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb .

1.7.

Bij uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 april 2019 (18/6189) is het beroep van appellant tegen het eerste besluit van 27 juli 2018 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat het bezwaar van appellant tegen de brief van 9 mei 2018 terecht niet‑ontvankelijk is verklaard omdat tegen deze brief geen bezwaar openstaat. De mededeling die daarin is gedaan is niet op rechtgevolg gericht – aldus de rechtbank – omdat de mededeling niet meer inhoudt dan dat met de brief van 12 april 2018 is gereageerd op het verzoek van appellant bij zijn brief van 4 april 2018. Bij deze brief en die van 23 februari 2018 heeft appellant slechts verzocht om informatie, zodat deze brieven niet kunnen worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb . Ook de omstandigheid dat in de brief van 9 mei 2018 is uitgelegd dat geen sprake is van een aanvraag of besluit in de zin van artikel 1:3, eerste, respectievelijk derde lid, van de Awb brengt – naar het oordeel van de rechtbank – niet mee dat deze brief op rechtsgevolg zou zijn gericht.

2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat niet is voldaan aan het vereiste dat de aanvrager het bestuursorgaan heeft verzocht een besluit te nemen. Het verzoek van appellant in zijn brieven van 23 februari 2018 en 4 april 2018 kan niet worden gezien als een aanvraag omdat daarin niet is verzocht om een besluit te nemen, maar alleen om informatie te verstrekken. Een verzoek om informatie is immers niet op rechtgevolg gericht, zo overweegt de rechtbank.

3.1.

Appellant heeft in hoger beroep verwezen naar zijn standpunt in bezwaar en beroep. Daarbij is aangevoerd dat in het verleden zonder problemen wel aan dergelijke verzoeken van appellant is voldaan. Appellant verzoekt om de kinderbijslaggegevens van zijn kinderen, omdat hij deze nodig heeft voor een procedure in Marokko over de (door hem verschuldigde) alimentatie.

3.2.

De Svb heeft in hoger beroep het standpunt gehandhaafd dat terecht geen dwangsom is vastgesteld, omdat – kort gezegd – de brief van 9 mei 2018 geen besluit is.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

De afwijzing van het verzoek om een dwangsom vast te stellen steunt op de overweging dat geen beslistermijn is overschreden, nu er geen beslistermijn is aangevangen, omdat volgens de Svb geen sprake is van een aanvraag om een besluit te nemen. De rechtbank heeft deze overweging gevolgd en geoordeeld dat de Svb geen dwangsom verschuldigd is. Ook is in de aangevallen uitspraak vastgesteld dat het verzoek van appellant niet een aanvraag is om een besluit te nemen, omdat de beslissing waar appellant om vraagt niet op rechtsgevolg is gericht.

4.2.

Appellant heeft in hoger beroep de gronden herhaald die hij in bezwaar en in beroep heeft aangevoerd. Deze gronden brengen de Raad niet tot een ander oordeel dan de rechtbank. Dat de Svb in eerdere jaren soortgelijke verzoeken van appellant wel heeft ingewilligd, maakt niet dat er daarom wel sprake is van een aanvraag en een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste en derde lid, van de Awb .

4.3.

Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2021.

(getekend) M. Wolfrat

(getekend) M.E. van Donk


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature