U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Aio-aanvulling. Datum melding. Niet gebleken van een eerdere melding dan datum waarop het aanvraagformulier door de SVB is ontvangen.

Uitspraak



18 213 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Datum uitspraak: 14 januari 2020

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 november 2017, 17/347 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.C.F. Kramer, advocaat, hoger beroep ingesteld en een verzoek ingediend om de Svb te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2019. Namens appellante is verschenen mr. Kramer. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Stahl-de Bruin.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellante, geboren in 1949, ontving met ingang van 13 april 2014 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op haar ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet. Vanaf 1 juli 2014 ontving zij een AIO-aanvulling naar de norm voor een alleenstaande tot een bedrag van 70% van het minimumloon.

1.2.

Appellante is op 20 november 2015 gehuwd met een persoon (echtgenoot), geboren in 1944, die de Ghanese nationaliteit bezit. De echtgenoot is op 12 augustus 2016 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en vervolgens op 31 augustus 2016 Nederland ingereisd. Hij is op 19 oktober 2016 ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP).

1.3.

Op 2 november 2016 heeft de Svb de echtgenoot een formulier gestuurd waarmee hij een AIO-aanvulling kan aanvragen. De echtgenoot heeft het formulier ingevuld en hij en appellante hebben het formulier op 8 november 2016 ondertekend. De Svb heeft dit formulier op 11 november 2016 ontvangen.

1.4.

Bij besluit van 16 november 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 december 2016 (bestreden besluit), heeft de Svb appellante en haar echtgenoot met ingang van 11 november 2016 een AIO-aanvulling toegekend naar de norm voor gehuwden. De Svb heeft zich op het standpunt gesteld dat appellante en haar echtgenoot zich niet eerder dan door middel van het aanvraagformulier hebben gemeld om de AIO-aanvulling aan te vragen.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft aangevoerd dat zij en haar echtgenoot met ingang van 31 augustus 2016 in aanmerking gebracht moeten worden voor de AIO-aanvulling, aangezien hij vanaf 31 augustus 2016 in Nederland verblijft en appellante daarvan direct melding heeft gemaakt bij de Svb.

Ter zitting heeft appellante zich subsidiair op het standpunt gesteld dat, nu de Svb haar op 2 november 2016 een aanvraagformulier heeft toegezonden, er vanuit gegaan moet worden dat op dat moment (reeds) een melding tot stand is gekomen. Appellante heeft gewezen op de uitspraak van 8 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:899. Appellante heeft verklaard zich niet op het standpunt te stellen dat er bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen dan de datum waarop de aanvraag om AIO-aanvulling is ontvangen.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

In artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet (PW) is bepaald dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag van de melding om bijstand aan te vragen, tenzij op die dag nog geen recht op bijstand bestaat. Uit artikel 47a, tweede lid, van de PW volgt dat deze bepaling ook van toepassing is op het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling door de Svb.

4.2.

Op grond van artikel 47d, tweede lid, van de PW wordt de aanvraag voor een AIO-aanvulling van een persoon als bedoeld in artikel 47a, eerste lid, van de PW ingediend bij de Svb. Op grond van het derde lid, aanhef en onder b, van dit artikel heeft de belanghebbende zich voor algemene bijstand als AIO-aanvulling gemeld als zijn naam, adres en woonplaats bij de Svb zijn geregistreerd en hij in staat is gesteld zijn aanvraag in te dienen bij de Svb.

4.3.

Volgens vaste rechtspraak inzake toepassing van artikel 43 en 44 van de Wet werk en bijstand (uitspraak van 21 maart 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV8690), welke rechtspraak onder de PW zijn gelding heeft behouden, bestaat in beginsel geen recht op bijstand over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of – in voorkomende gevallen – een aanvraag om bijstand heeft ingediend.

4.4.

Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in de periode van 31 augustus 2016 tot 11 november 2016 aan de Svb heeft gemeld dat haar echtgenoot sinds 31 augustus 2016 in Nederland verblijft. Ook heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij of haar echtgenoot zich in die periode anderszins hebben gemeld om de AIO-aanvulling aan te vragen voor haar en haar echtgenoot als bedoeld in artikel 47d, derde lid, aanhef en onder b, van de PW . Ter zitting heeft appellante verklaard hiervoor geen bewijzen te kunnen aandragen.

4.5.

Appellante kan verder niet worden gevolgd in haar betoog dat uit de door haar genoemde uitspraak van 8 maart 2016 volgt dat een melding geacht moet worden tot stand te zijn gekomen op het moment dat de Svb een aanvraagformulier toezendt en daarmee een betrokkene in staat stelt een aanvraag in te dienen bij de Svb.

4.5.1.

In de uitspraak van 8 maart 2016 was sprake van een intrekking van een AIO-aanvulling, waarbij de Svb uit de bezwaargronden tegen het besluit tot intrekking van de AIO-aanvulling heeft afgeleid dat de betrokkene opnieuw in aanmerking wilde komen voor een AIO-aanvulling. De gronden waren voor de Svb immers aanleiding om aan de betrokkene een aanvraagformulier te sturen. De Raad heeft daarom overwogen dat, ervan uitgaande dat de Svb de naam, adres en woonplaats van appellante heeft geregistreerd, in dat geval met het in staat stellen een aanvraag in te dienen een melding tot stand is gekomen.

4.5.2.

In de zaak van appellante bestond voor de Svb geen aanleiding om ervan uit te gaan dat appellante en haar echtgenoot in aanmerking wilden komen voor een AIO-aanvulling naar de norm voor gehuwden. In de stukken zijn hiervoor geen aanknopingspunten te vinden. De Svb heeft gesteld dat het toezenden van het aanvraagformulier op 2 november 2016 als spontane serviceverlening heeft plaatsgevonden, omdat de Svb door middel van een zogenoemd vulbericht op 20 oktober 2016 kennis had genomen van de inschrijving in de BRP op 19 oktober 2016 van de echtgenoot. Een dergelijk bericht is niet afkomstig van appellante of haar echtgenoot en kan reeds daarom niet worden aangemerkt als een melding als hier bedoeld. Ook in het bezwaar tegen het besluit van 2 september 2016, waarmee de AIO-aanvulling van appellante met ingang van 1 januari 2017 zou worden verlaagd tot 50% van de gehuwdennorm op de grond dat zij een niet-rechthebbende echtgenoot heeft, is geen verzoek te vinden om AIO-aanvulling naar de norm voor gehuwden op de grond dat de echtgenoot inmiddels rechtmatig in Nederland verblijft en dus wel rechthebbende is. Door het toezenden van het aanvraagformulier is in deze zaak daarom geen melding tot stand gekomen.

4.6.

Uit 4.1 tot en met 4.5.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Voor toewijzing van het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade is gelet hierop geen grond aanwezig.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

bevestigt de aangevallen uitspraak;

wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.

Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van M. Buur als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2020.

(getekend) O.L.H.W.I. Korte

(getekend) M. Buur


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature