E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:CRVB:2020:2873
Centrale Raad van Beroep, 15/7201 ZVW

Inhoudsindicatie:

Na prejudiciële vraagstelling aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat op 16 juli 2020 arrest heeft gewezen. Tegelijkertijd met deze uitspraak doet de Raad einduitspraak in, onder meer, de zaak 16/2945 AOW. In die einduitspraak stelt de Raad vast dat de Svb ingevolge het Unierecht op appellant terecht de Nederlandse en niet de Cypriotische wetgeving van toepassing heeft verklaard over de periode 1 juni 2012 tot en met 30 juni 2014. Appellant heeft zijn standpunt dat niet de Nederlandse maar de Cypriotische wetgeving op hem van toepassing was, in dit geding niet anders onderbouwd dan in de procedure onder nummer 16/2945 AOW. De Raad oordeelt daarom ook in dit geding dat op appellant in de eerste helft van 2013 de Nederlandse wetgeving van toepassing was. Gelet hierop heeft CAK het bestreden besluit naar het oordeel van de Raad mede mogen baseren op de beslissing op bezwaar van 9 juli 2014 van de Svb en de daarbij afgegeven A1-verklaring. Voor toepassing van artikel 5:41 van de Awb heeft CAK geen aanleiding hoeven te zien. Wat appellant in bezwaar, beroep en hoger beroep naar voren heeft gebracht, leidt niet tot de conclusie dat hem geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij, nadat hij daartoe was gemaand in de brief van 18 maart 2013, niet tijdig een zorgverzekering in de zin van de Zvw heeft gesloten. CAK heeft appellant nogmaals aangemaand een zorgverzekering in de zin van de Zvw te sluiten nadat de bezwaarprocedure bij de Svb was afgerond. Pas nadat appellant ook in de zes maanden daarna niet aan zijn verplichting had voldaan, heeft CAK het bezwaar ongegrond verklaard. De redelijke termijn in deze procedure is met een kleine negentien maanden overschreden. Hiervan zijn dertien maanden toe te rekenen aan CAK en een kleine zes maanden aan de rechterlijke procedure. De Raad ziet in de overschrijding aanleiding voor een vermindering van de boete met 20%, wat neerkomt op een verlaging met een bedrag van € 73,90. De hoogte van de boete zal worden vastgesteld op € 295,61.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie