Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Wajong-uitkering terecht verlaagd naar 70% van het minimumloon. Appellant beschikt over arbeidsvermogen. Het te verwachten ziekteverzuim van appellant is niet dusdanig hoog dat dit aan het aannemen van arbeidsvermogen in de weg zou staan. Voldoende medische grondslag.

Uitspraak



18 3650 WAJONG

Datum uitspraak: 28 oktober 2020

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 mei 2018, 17/4783 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. F. Kiliç-Arslan, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2020. De zitting heeft plaatsgevonden via een online beeldverbinding ( skype ). Daaraan hebben deelgenomen mr. Kiliç-Arslan voor appellant, en mr. W.P.F. Oosterbos voor het Uwv.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant, geboren [in] februari 1988, heeft in verband met klachten en beperkingen als gevolg van sikkelcelanemie sinds 15 december 2008 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 1998) ontvangen, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

1.2.

Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) in werking getreden. Bij brief van 24 mei 2016 heeft het Uwv aan appellant een voorlopige beoordeling arbeidsvermogen gestuurd, waarin is vermeld dat aangenomen wordt dat appellant arbeidsvermogen heeft. Appellant heeft in reactie daarop te kennen gegeven het niet eens te zijn met deze beoordeling. Na een arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 4 januari 2017 vastgesteld dat appellant arbeidsvermogen heeft, als gevolg waarvan de hoogte van de Wajong‑uitkering met ingang van 1 januari 2018 wordt verlaagd van 75% naar 70% van het minimumloon.

1.3.

Bij besluit van 16 juni 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 4 januari 2017 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat appellant arbeidsvermogen heeft. De in het dossier aanwezige medische informatie geeft geen aanknopingspunten dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van appellant als gevolg van de sikkelcelanemie en het in verband hiermee te verwachten ziekteverzuim heeft onderschat. Het verzuimrisico van naar verwachting minder dan 25% is niet dusdanig dat van een werkgever niet gevergd kan worden appellant in dienst te nemen. Appellant heeft in beroep geen medische gegevens ingediend die de rechtbank doen twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

3.1.

Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij geen arbeidsvermogen heeft, zodat hij met ingang van 1 januari 2018 onveranderd recht heeft op een uitkering ter hoogte van 75% van het minimumloon. Volgens appellant is hij niet in staat om te werken, omdat hij als gevolg van de sikkelcelanemie maandelijks met spoed moet worden opgenomen in het ziekenhuis en hij meer dan de helft van het jaar bedlegerig is. Appellant heeft de Raad verzocht om inschakeling van een deskundige.

3.2.

Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

4. De Raad oordeelt als volgt.

4.1.

Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 12 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2078.

4.2.

Tussen partijen is in hoger beroep nog in geschil of het te verwachten ziekteverzuim bij appellant als gevolg van de sikkelcelanemie aan de weg staat aan het aannemen van arbeidsvermogen op 1 januari 2018.

4.3.

De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het te verwachten ziekteverzuim van appellant niet dusdanig hoog is dat dit aan het aannemen van arbeidsvermogen per 1 januari 2018 in de weg zou staan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat bij appellant sprake is van een ernstige vorm van sikkelcelanemie waardoor er recidiverende pijnaanvallen optreden, waarvoor soms een korte ziekenhuisopname voor pijnstilling met morfine en vochttoediening nodig is. Tussen de pijnaanvallen door is appellant volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een redelijke conditie waarbij appellant ten minste een uur aaneengesloten kan werken en vier uur per dag belastbaar is in een taak. Er is bij appellant wel sprake van een verhoogde verzuimfrequentie. Het te verwachten ziekteverzuim bedraagt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter minder dan 25%. Er is geen reden voor twijfel aan deze conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Uit de informatie van de huisarts blijkt niet van de door appellant gestelde maandelijkse ziekenhuisopnames en frequente bedlegerigheid. Tijdens de hoorzitting in juni 2017 heeft appellant verklaard dat er in 2016 vijf crises geweest zijn en in 2017 tot dan toe vier. Appellant heeft ook in hoger beroep geen medische gegevens ingediend die zijn standpunt onderbouwen dat zijn ziekteverzuim hoger ligt dan waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van uit is gegaan. Van het door appellant gestelde excessieve ziekteverzuim is dan ook geen sprake.

4.4.

Omdat twijfel aan de medische beoordeling ontbreekt, bestaat er geen aanleiding over te gaan tot benoeming van een deskundige.

4.5.

Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht het Uwv gevolgd in zijn standpunt dat appellant beschikt over arbeidsvermogen. Gelet hierop is de Wajong-uitkering van appellant met ingang van 1 januari 2018 terecht verlaagd naar 70% van het minimumloon.

4.6.

De overwegingen in 4.3 tot en met 4.5 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers als voorzitter en J.T.H. Zimmerman en

S.B. Smit-Colenbrander als leden, in tegenwoordigheid van D. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2020.

(getekend) E.J.J.M. Weyers

(getekend) D. Barthel


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature