U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Het Uwv heeft terecht vastgesteld dat appellante niet in aanmerking komt voor een WW-uitkering, omdat zij niet beschikbaar was om arbeid te aanvaarden. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat appellante, gelet op de inhoud van het WW aanvraagformulier, de uitlatingen van de dochter van appellante en de verklaring van [X], duidelijk en eenduidig te kennen heeft gegeven dat zij zich niet voor arbeid op de arbeidsmarkt beschikbaar stelde.

Uitspraak



18 5542 WW

Datum uitspraak: 13 juli 2020

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 september 2018, 17/7530 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.J. Bronsveld, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met zaak 18/4548 WIA, plaatsgevonden via videobellen op 10 juni 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Bronsveld. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst en wordt in de zaken afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als schoonmaakster voor 38,26 uur per week. Op 12 maart 2015 heeft appellante zich ziek gemeld. Bij besluit van 13 april 2017 heeft het Uwv geweigerd aan appellante met ingang van 9 maart 2017 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat zij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.

1.2.

Appellante heeft op 26 april 2017 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd per 1 maart 2017. Als reden voor de te late aanvraag is op het WW‑aanvraagformulier van 26 april 2017 opgegeven: “13 april 2017 ben ik afgewezen voor de WIA-uitkering. Ik kan nog niet werken en heb geen inkomen”. 1.3. In het kader van de WW-aanvraag heeft het Klantencontactcentrum van het Uwv (KCC) op 5 mei 2017 telefonisch contact opgenomen met appellante. In het verslag van dit telefoongesprek staat: “(…) Gebeld naar het nummer van mevr er wordt opgenomen met hallo en dit blijkt de dochter van mevr te zijn. Mevr ligt ziek op bed. Op mijn verzoek toch even te kijken of haar moeder mij even te woord kan staan krijg ik mevr aan de lijn. Ik vraag mevr. diverse keren of ze kan werken, of ze beschikbaar is enz. Mevr. zegt alleen dat ze mij niet begrijpt en dat ik het met haar dochter moet bespreken. Ik vraag haar dochter of haar moeder beschikbaar is cq of ze zou kunnen werken. Dochter geeft aan dat mevr echt niet kan werken omdat ze veelte ziek is. “dat gaat echt niet ze kan echt niet werken (…)”.

1.4.

Bij besluit van 8 mei 2017 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante per 9 maart 2017 niet in aanmerking komt voor een WW-uitkering omdat uit verkregen informatie blijkt dat appellante niet beschikbaar is voor werk.

1.5.

Op 28 juni 2017 heeft het KCC contact gehad met [X] van [naam organisatie]. In het verslag van dit gesprek staat: “(…) Volgens mevr [X] (is de persoonlijk begeleidster vanuit [naam organisatie]) is mevr nog steeds ziek en zijn de omstandigheden mbt beschikbaarheid niet anders dan bij het telefoongesprek d.d. 5 mei 2017. (…)”.

1.6.

De bezwaren van appellante tegen het besluit van 8 mei 2017 zijn bij beslissing op bezwaar van 19 oktober 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat appellante niet beschikbaar was voor werk op 9 maart 2017. Het Uwv heeft daartoe verwezen naar het WW-aanvraagformulier van 26 april 2017, waarop appellante heeft aangegeven dat zij nog niet kon werken, en de mededeling van de dochter van appellante, dat zij nog niet kan werken. Hoewel appellante in de gelegenheid is gesteld om aan te tonen dat zij beschikbaar was voor arbeid heeft appellante niet gereageerd. Ook was appellante niet ingeschreven als werkzoekende.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe geoordeeld dat het Uwv mocht afgaan op de herhaalde verklaring, die door en namens appellante is gedaan, dat zij te ziek was om te werken. Appellante heeft van de gelegenheid om verifieerbare gegevens over te leggen waaruit blijkt van sollicitatieactiviteiten geen gebruik gemaakt. Het Uwv heeft aan de hand van de feiten en omstandigheden, waaronder ook houding en gedrag van appellante, terecht vastgesteld dat zij niet beschikbaar was om arbeid te aanvaarden. Appellante komt daarom niet in aanmerking voor een WW-uitkering per 9 maart 2017.

3.1.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat niet is gebleken dat het Uwv zich ervan heeft vergewist dat appellante zelf een verklaring zou hebben afgelegd dat zij niet bereid zou zijn om werk te aanvaarden. Omdat appellante nog in afwachting was van de nog te nemen onherroepelijke beslissing in het kader van de WIA-aanvraag heeft appellante louter willen aangeven dat het voor haar moeilijk is om daadwerkelijk aan de slag te gaan vanwege haar klachten. Gesteld noch gebleken is dat appellante zelf uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zij niet bereid is om werk te aanvaarden. Appellante heeft tevens verzocht om vergoeding van de wettelijke rente.

3.2.

Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW is werkloos de werknemer die beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.

4.2.

In deze zaak ligt in hoger beroep de vraag voor of de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante per 9 maart 2017 niet in aanmerking komt voor een WW-uitkering, omdat zij niet beschikbaar was om arbeid te aanvaarden.

4.3.

Volgens vaste rechtspraak van de Raad geeft het begrip ‘beschikbaar zijn om arbeid te aanvaarden’ in de zin van voormeld artikel een feitelijke toestand weer waarin de werknemer verkeert. Dit betekent dat de vraag of een werknemer al dan niet beschikbaar is om arbeid te aanvaarden, aan de hand van de feiten en omstandigheden van het concrete geval, waaronder ook houding en gedrag van de betrokkene, zal moeten worden beantwoord. Indien er geen feiten en omstandigheden vallen aan te wijzen waaruit zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat een werknemer niet beschikbaar is om arbeid te aanvaarden en het uitvoeringsorgaan desondanks op grond van houding en gedrag van de betrokken werknemer tot een niet beschikbaar zijn om arbeid te aanvaarden wenst te concluderen, zal in zo’n geval ondubbelzinnig moeten vaststaan dat de betrokken werknemer door houding en gedrag duidelijk en eenduidig te kennen heeft gegeven, althans heeft doen blijken dat hij of zij zich niet voor arbeid op de arbeidsmarkt beschikbaar stelt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 april 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI3129).

4.4.

Met de rechtbank wordt geoordeeld dat appellante, gelet op de inhoud van het WW‑aanvraagformulier van 26 april 2017 (zie onder 1.2), de uitlatingen van de dochter van appellante (zie onder 1.3) en de verklaring van [X] (zie onder 1.5), duidelijk en eenduidig te kennen heeft gegeven dat zij zich per 9 maart 2017 niet voor arbeid op de arbeidsmarkt beschikbaar stelde. Anders dan appellante heeft betoogd, bestaat geen grond voor het oordeel dat het Uwv ten onrechte waarde heeft gehecht aan de telefonische verklaring van de dochter van appellante. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat op verzoek van appellante zelf de vragen met betrekking tot haar beschikbaarheid aan haar dochter zijn gesteld. Afgezien hiervan heeft [X] in een telefonische verklaring van 28 juni 2017 (zie onder 1.5) de lezing van de dochter van appellante bevestigd en verklaard dat appellante door ziekte niet in staat is werkzaamheden te verrichten. Dat [X] niet bevoegd was namens appellante het woord te voeren, zoals eerst ter zitting in hoger beroep gesteld, is in het licht van eerdere stellingen van appellante moeilijk te begrijpen. Appellante heeft immers zelf in haar aanvullend bezwaarschrift van 24 juli 2017 te kennen gegeven dat zij wordt bijgestaan door [X] en dat met [X] contact had moeten worden opgenomen. Ook was [X] aanwezig bij de hoorzitting en heeft appellante niet eerder weersproken dat [X] namens appellante sprak. Gelet hierop heeft het Uwv mogen afgaan op de telefonische verklaring van [X]. Daarnaast bieden de onderliggende gedingstukken geen enkel aanknopingspunt dat appellante iets anders heeft willen verklaren dan dat zij wegens ziekte niet in staat was om te werken. Niet is gebleken van beschikbaarheid doordat appellante heeft gesolliciteerd of zich als werkzoekende heeft ingeschreven. Het Uwv heeft dan ook terecht om die reden appellante per 9 maart 2017 een WW-uitkering ontzegd.

4.5.

Uit 4.2 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente wordt daarom afgewezen.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- bevestigt de aangevallen uitspraak;

- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.

Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van C.I. Heijkoop als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2020.

(getekend) S. Wijna

(getekend) C.I. Heijkoop


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature