U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, wordt de Svb gevolgd in het betoog dat in artikel 54 van de ANW een wettelijke grondslag kan worden gevonden voor de verrekening van de proceskosten met de openstaande vordering uit onverschuldigde betaling die de Svb op betrokkene heeft. De Svb was bevoegd om de proceskostenvergoeding in beroep te verrekenen met de vordering uit onverschuldigd betaalde ANW-uitkering.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



19 3237 ANW

Datum uitspraak: 25 juni 2020

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 juni 2019, 18/3591 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

[Betrokkene] te Dordrecht (betrokkene)

PROCESVERLOOP

De Svb heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. drs. A. de Raad, advocaat, een verweerschrift ingediend.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht (nader) ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.

Bij beslissing op bezwaar van 5 oktober 2015 heeft de Svb de nabestaandenuitkering van betrokkene beëindigd met ingang van 1 april 2005 en een onverschuldigd betaald bedrag van € 46.406,16 teruggevorderd. In de daarop volgende procedure heeft de Centrale Raad van Beroep bij uitspraak van 27 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:952, het besluit van 5 oktober 2015 vernietigd voor zover het de beëindiging van de nabestaandenuitkering over de maanden april en mei 2015 en de terugvordering betreft. Daarbij is betrokkene veroordeeld tot vergoeding van een bedrag van € 2.173,- in totaal, bestaande uit proceskosten van € 2.004,- en griffierecht van € 169-. De Svb heeft vervolgens het terug te vorderen bedrag gesteld op € 45.586,58.

1.2.

Bij besluit van 9 mei 2018 heeft de Svb aan betrokkene medegedeeld dat het bedrag van € 2.173,- wordt verrekend met de openstaande vordering. Bij beslissing op bezwaar van 4 juli 2018 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 9 mei 2018 ongegrond verklaard.

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Svb opdracht gegeven om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met bepalingen omtrent proceskosten en griffierecht. Hiertoe is overwogen dat de Svb ten onrechte de aan betrokkene toegekende proceskostenvergoeding heeft verrekend met een vordering die de Svb nog op haar had, omdat hiertoe een wettelijke grondslag ontbreekt. Volgens de rechtbank heeft artikel 45 van de Algemene nabestaandenwet (ANW) betrekking op de verrekening van een bestuurlijke boete en is er in de ANW geen bepaling opgenomen die de verrekening van de proceskostenvergoeding en het griffierecht met een vordering van de Svb mogelijk maakt.

3. In hoger beroep heeft de Svb, voor zover hier van belang, betoogd dat artikel 45 van de ANW weliswaar betrekking heeft op de verrekening van een opgelegde boete, maar dat deze bepaling in artikel 54 van de ANW van overeenkomstige toepassing is verklaard op de terugvordering van een onverschuldigde betaling. Hiermee is voldaan aan de in artikel 4:93 van de Awb neergelegde voorwaarde dat er een wettelijke grondslag moet zijn om tot verrekening van proceskosten en griffierecht over te gaan. De Svb heeft in dit verband verwezen naar de uitspraak van de Raad van 5 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2262.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Bij wet van 25 juni 2009, Stb. 2009, 264 is de vierde tranche van de Awb vastgesteld. Deze wet is op 1 juli 2009 in werking getreden. Daarbij is onder meer titel 4.4 over bestuursrechtelijke geldschulden ingevoerd. Het in deze titel opgenomen artikel 4:93 bepaalt dat verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering slechts mogelijk is voor zover de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. De Memorie van Toelichting (MvT) bij deze bepaling (Kamerstukken II 2003/04, 29702, nr. 3, blz. 41) vermeldt dat gezien het uiteenlopende karakter van de taken van bestuursorganen, het in algemene zin toestaan van verrekening van met die taken samenhangende geldschulden in beginsel ongewenst is. Het is om die reden van belang dat verrekening slechts kan plaatsvinden indien daarvoor in bijzondere wetgeving een voorziening is getroffen.

4.2.

In artikel 45 van de ANW is voor verrekening door de Svb van een aan een belanghebbende opgelegde bestuurlijke boete met (onder meer) een uitkering op grond van de ANW, een voorziening getroffen. Bij Wet van 19 juni 2013 tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2013), in werking getreden op 1 juli 2013, is in artikel 45 van de ANW een tweede lid opgenomen, waarin is bepaald dat, onverminderd het eerste lid, de Svb de bestuurlijke boete kan verrekenen met een vordering die degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, op hem heeft. Artikel 45 van de ANW is in artikel 54 van de ANW van overeenkomstige toepassing verklaard op beslissingen inzake terugvordering van onverschuldigd betaalde ANW-uitkering. Dit betekent dat voor verrekening van onder meer een verschuldigde kostenvergoeding met een vordering uit hoofde van onverschuldigd betaalde ANW-uitkering een wettelijke grondslag aanwezig is. De Raad vindt voor dit oordeel steun in de in de MvT (Kamerstukken II 2012-2013, 33556, nr. 3) op de Verzamelwet SZW 2013 onder artikel I onder onderdeel B gegeven toelichting. De wetgever heeft daar opgemerkt: “Het verrekeningsartikel van de boete, waarin het nieuwe artikellid wordt opgenomen, is van overeenkomstige toepassing verklaard op de terugvordering van de onverschuldigde betaling, zodat een aan een belanghebbende toekomende schadevergoeding of proceskostenvergoeding kan worden verrekenend met een uitkering of toeslag van het bestuursorgaan, een uitkering of toeslag van een ander bestuursorgaan of een opgelegde boete.”

4.3.

Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, wordt de Svb dus gevolgd in het betoog dat in artikel 54 van de ANW een wettelijke grondslag kan worden gevonden voor de verrekening van de proceskosten met de openstaande vordering uit onverschuldigde betaling die de Svb op betrokkene heeft.

4.4.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Svb bevoegd was om de proceskostenvergoeding in beroep te verrekenen met de vordering uit onverschuldigd betaalde ANW-uitkering. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene ten onrechte gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:

- vernietigt de aangevallen uitspraak;

- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter, in tegenwoordigheid van A.L. Abdoellakhan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2020.

(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum

(getekend) A.L. Abdoellakhan


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature