Aanvraag om toekenning van een bovenwettelijke uitkering als bedoeld in de Zavo terecht afgewezen omdat deze te laat is ingediend. Appellant heeft niet aangetoond dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest om de termijn van zeven dagen na het tijdstip waarop zijn benoeming in tijdelijke dienst is afgelopen in acht te nemen. Niet gebleken dat appellant in die periode redelijkerwijs niet in staat is geweest om (tijdig) een aanvraag in te dienen. Er bestond verder voor de stichting geen verplichting appellant te wijzen op de mogelijkheid van het doen van een aanvraag voor een uitkering op grond van de Zavo.