Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Geen bijzondere omstandigheden om AIO-aanvulling voorafgaande aan de meldingsdatum te verstrekken.

Uitspraak



19/1857 PW

Datum uitspraak: 23 juni 2020

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van

15 maart 2019, 18/3912 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. Y. Eryilmaz, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Bij besluit van 4 oktober 2016 heeft de Svb appellante in verband met het overlijden van haar partner met ingang van 1 september 2016 een alleenstaandenpensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet toegekend van € 735,60 netto per maand. Appellante heeft op

28 december 2017 een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). Bij besluit van 23 januari 2018 heeft de Svb die aanvraag buiten behandeling gesteld. Appellante heeft in dat besluit berust en heeft op 11 februari 2018 opnieuw een aanvraag voor een AIO-aanvulling ingediend.

1.2.

Bij besluit van 8 maart 2018, na bezwaar tegen de ingangsdatum gehandhaafd bij besluit van 14 juni 2018 (bestreden besluit), heeft de Svb appellante met ingang van 1 februari 2018 een AIO-aanvulling verleend tot een bedrag van € 126,84 per maand. De Svb heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden om de AIO-aanvulling reeds met ingang van oktober 2016 toe te kennen.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij onder meer het volgende overwogen. Dat appellante niet eerder bekend was met het recht op een AIO-aanvulling is niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid om af te wijken van het beginsel dat geen recht op bijstand bestaat over een periode voorafgaand aan de datum van de melding of de aanvraag om bijstand. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van appellante om tijdig een aanvraag in te dienen. Onbekendheid met een wettelijke regeling is geen reden om tot toekenning van een AIO-aanvulling met terugwerkende kracht over te gaan. Overigens heeft de Svb appellante in het besluit van 4 oktober 2016 gewezen op de mogelijkheid om een AIO-aanvulling aan te vragen. Indien appellante vanwege haar analfabetisme niet in staat was om dit besluit te lezen, had zij iemand anders kunnen vragen om dit besluit voor haar te vertalen.

3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

In artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet (PW) is bepaald dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag van de melding om bijstand aan te vragen, tenzij op die dag nog geen recht op bijstand bestaat. Uit artikel 47a, tweede lid, van de PW volgt dat deze bepaling ook van toepassing is op het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling door de Svb.

4.2.

Volgens vaste rechtspraak inzake toepassing van de artikelen 43 en 44 van de PW (uitspraak van 2 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3009 ) bestaat in beginsel geen recht op bijstand over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.

4.3.

De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de in beroep aangevoerde gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust. Dit betekent dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van bijzondere omstandigheden als onder 4.2 bedoeld.

4.4.

Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van M. Buur als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2020.

(getekend) M. Hillen

(getekend) M. Buur


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature