U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

De arbeidsmogelijkheden van appellante zijn door het Uwv op juiste wijze vastgesteld. Geen aanknopingspunten om te oordelen dat het Uwv verdergaande beperkingen had moeten aannemen. De geselecteerde functies zijn in medisch opzicht geschikt. De wetgever heeft er in voorzien dat de te selecteren functies, gelet op de beloning, een voldoende en inzichtelijke realiteitswaarde hebben. De voor appellante geselecteerde functies voldoen allen aan deze eis.

Uitspraak



19 938 WIA

Datum uitspraak: 12 september 2019

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van

24 januari 2019, 18/2828 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A.E.L.T. Balkema, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Balkema. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door

mr. M.W.A. Blind.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellante is op 29 september 2009 uitgevallen voor haar werk als administratief medewerkster wegens psychische en lichamelijke klachten. Bij besluit van 26 juli 2011 heeft het Uwv haar met ingang van 27 september 2011 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%. Bij besluit van 20 november 2013 heeft het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering van appellante met ingang van 27 januari 2014 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 80 tot 100%. Naar aanleiding van een herbeoordeling heeft het Uwv bij besluit van 10 juli 2015 de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante vastgesteld op 51,98% en de resterende verdiencapaciteit vastgesteld op € 974,44. Tevens is gesteld dat na 24 kalendermaanden (op 1 augustus 2017) zal worden beoordeeld op welke uitkering appellante met ingang van die datum recht heeft. Op 18 juli 2015 heeft appellante zich bij het Uwv met ingang van 14 juli 2015 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld.

1.2.

Bij besluit van 26 juli 2017 (besluit 1) heeft het Uwv appellante bericht dat zij met ingang van 1 augustus 2017 niet langer in aanmerking komt voor een

WGA-loonaanvullingsuitkering, maar recht heeft op een WGA-vervolguitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De resterende verdiencapaciteit is bepaald op € 934,77 bruto per maand.

1.3.

Bij besluit van 17 januari 2018 (besluit 2) heeft het Uwv appellante bericht dat haar mate van arbeidsongeschiktheid per 14 juli 2015 niet is toegenomen en dat zij ongewijzigd 54,53% arbeidsongeschikt is.

1.4.

Bij besluit van 8 mei 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 26 juli 2017 en 17 januari 2018 gegrond verklaard. Het Uwv heeft daarbij het besluit van 17 januari 2018 herroepen omdat appellante vanaf 14 juli 2015 vanwege beperkingen geen benutbare mogelijkheden had. Voorts heeft het Uwv het besluit van 26 juli 2017 in zoverre herroepen dat appellante vanaf 1 augustus 2017 recht heeft op een volledige loonaanvullingsuitkering. Appellante wordt per 1 augustus 2017 beperkt geacht overeenkomstig de op 6 februari 2018 opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en met die beperkingen geschikt geacht voor het vervullen van passende werkzaamheden, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is berekend op 55,4%.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat uitsluitend in geschil is de beoordeling per 1 augustus 2017. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten zijn geïnventariseerd. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van appellante hebben gemist. Zij hebben de gegevens van de behandelaars kenbaar bij de beoordeling betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank is de medische belastbaarheid van appellante op en na 1 augustus 2017 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze gemotiveerd. Appellante moet op 1 augustus 2017 in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals neergelegd in de FML van 6 februari 2018. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv voldoende gemotiveerd dat de belasting in de geselecteerde functies de vastgestelde medische belastbaarheid van appellante niet overschrijdt.

3.1.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat ten onrechte niet tot uitdrukking komt in de beoordeling dat zij ook op en na 1 augustus 2017 nog onder specialistische psychiatrische behandeling is. Zij is van mening dat pas toen zij door de specialist weer is verwezen naar haar huisarts sprake kan zijn van een wijziging van haar beperkingen. Omdat de arbeidsmogelijkheden van appellante niet goed in kaart zijn gebracht, zijn de geselecteerde functies, die per 1 augustus 2017 ook niet actueel zijn, ongeschikt voor appellante.

3.2.

Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Tussen partijen is in geschil of de arbeidsmogelijkheden van appellante per

1 augustus 2017 door het Uwv op juiste wijze zijn vastgesteld.

4.2.

De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in de kern een herhaling van wat in beroep naar voren is gebracht. De rechtbank heeft deze gronden gemotiveerd besproken en heeft overwogen dat geen aanleiding bestaat te oordelen dat de functionele mogelijkheden van appellante niet correct zijn vastgesteld. De door de rechtbank aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Er zijn geen aanknopingspunten om te oordelen dat het Uwv verdergaande beperkingen had moeten aannemen. Uit het gestelde in de brieven van 14 september 2017 van A.P. Stolk, arts, en van

1 mei 2018 van J. Burger, psychiater, beiden werkzaam bij Pro Persona, kan niet worden opgemaakt dat appellante op 1 augustus 2017 meer beperkt is dan aangenomen door de verzekeringsartsen, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapporten van 4 mei 2018 en 19 juli 2018 overtuigend heeft toegelicht. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie in geding gebracht waarmee zij alsnog twijfel heeft gezaaid aan de inzichtelijk gemotiveerde beperkingen.

4.3.

De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de voor appellante geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn. In het rapport van de arbeidsdeskundige van 1 maart 2018 is inzichtelijk en overtuigend beargumenteerd dat appellante werkzaamheden kan verrichten verbonden aan functies waarin de belasting in overeenstemming is met haar vastgestelde mogelijkheden en beperkingen. Zoals de Raad heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2911) is in artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit opgenomen dat de gegevens betreffende de te selecteren functies wat betreft de belasting, de beloning en de opleidingseisen bij de arbeidsongeschiktheidsschatting niet ouder mogen zijn dan 24 maanden. Uit de Nota van Toelichting bij het met ingang van 1 oktober 2004 gewijzigde Schattingsbesluit blijkt dat deze functies ieder anderhalf jaar dienen te worden geactualiseerd. Hiermee heeft de wetgever er in voorzien dat de te selecteren functies, gelet op de beloning, een voldoende en inzichtelijke realiteitswaarde hebben. De voor appellante geselecteerde functies voldoen allen aan deze eis.

4.4.

Uit wat is overwogen in 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van C.I. Heijkoop als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2019.

(getekend) J.S. van der Kolk

(getekend) C.I. Heijkoop

KS

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature