U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Uitleg in brief over de hoogte van bijstand is geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb . Raad is onbevoegd om kennis te nemen van verzoek om schadevergoeding vanwege frauderende ambtenaren en andere niet in artikel 8:88 Awb genoemde omstandigheden.

Uitspraak



18 3584 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Datum uitspraak: 13 augustus 2019

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 mei 2018, 17/7289 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld en een verzoek ingediend om het college te veroordelen tot vergoeding van schade.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2019. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door I.L. Swartz.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant ontvangt sinds 17 januari 2013 bijstand, laatstelijk op grond van de Participatiewet. In de periode van 17 januari 2013 tot en met 14 oktober 2013 ontving appellant de bijstand naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 10%. Bij besluit van 21 juli 2014 heeft het college de toeslag op de bijstandsnorm van appellant met ingang van 15 oktober 2013 gewijzigd naar 20% van het minimumloon. Met de uitspraak van 30 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1934 is dit besluit in rechte komen vast te staan.

1.2.

Bij e-mailbericht van 16 juli 2017 heeft appellant het college verzocht om uitleg over de hoogte van zijn uitkering in 2013. Bij brief van 21 juli 2017 heeft het college appellant bericht dat hij in 2013 minder uitkering heeft ontvangen, doordat de alleenstaandennorm met een toeslag van 10% in plaats van 20% in verband met medebewoning voor een groot deel van 2013 op hem van toepassing is geweest.

1.3.

Bij besluit van 11 september 2017 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen de brief van 16 juli 2017 niet-ontvankelijk verklaard, omdat die brief geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellant heeft beroep ingesteld en de rechtbank verzocht het college te veroordelen tot het vergoeden van schade die het gevolg is van frauderende ambtenaren.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard om van het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding kennis te nemen.

3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarnaast heeft appellant in hoger beroep verzocht het college te veroordelen tot het vergoeden van schade door vijf jaar misbruik van uniform, vijf jaar rekken van de tijd en heling van andermans eigendom.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.1.

Het college heeft in de brief van 21 juli 2017 uitleg gegeven over de hoogte van de bijstand van appellant in 2013. Deze brief brengt geen verandering teweeg in de rechtspositie van appellant. De brief is niet op rechtsgevolg gericht, en daarom geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb .

4.1.2.

Appellant heeft aangevoerd dat de uitleg van het college over de hoogte van zijn uitkering in 2013 niet klopt, en dat hij recht heeft op een besluit daarover, zodat hij dit aan de rechter kan voorleggen. De Raad wijst erop dat het college over (de hoogte van) de uitkering van appellant in 2013 meerdere besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb heeft genomen. Dit zijn het besluit waarbij aan appellant met ingang van 17 januari 2013 bijstand is toegekend, de uitkeringsspecificaties over mei 2013 en juni 2013 omdat daarin de hoogte van na te betalen bedragen is vermeld en het besluit waarbij aan appellant met ingang van 15 oktober 2013 een hogere toeslag is toegekend. Tegen deze besluiten kon appellant rechtsmiddelen aanwenden. Hij heeft bezwaar ingediend tegen het besluit waarbij aan hem met ingang van 15 oktober 2013 een hogere toeslag is toegekend. Vervolgens heeft hij beroep en hoger beroep ingesteld, zoals in 1.1 is weergegeven. Appellant is daarom niet aangetast in zijn mogelijkheden om op te komen tegen de hoogte van de hem over 2013 toegekende bijstand.

4.1.3.

De Raad komt gelet op 4.1.1 en 4.1.2 niet toe aan de stellingen van appellant over (de hoogte van) zijn recht op bijstand in 2013.

4.2.

De rechtbank heeft zich terecht onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding. De bestuursrechter is namelijk alleen bevoegd om het college te veroordelen tot schadevergoeding die is veroorzaakt door een van de in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb genoemde oorzaken. Dit zijn een onrechtmatig besluit, een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit, het niet tijdig nemen van een besluit of een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, van de Awb , zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn. Appellant heeft bij de rechtbank gesteld dat de schade het gevolg is van frauderende ambtenaren. Dit is geen in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb genoemde oorzaak.

4.3.

Uit 4.1.1 tot en met 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.

5. Appellant heeft in hoger beroep een verzoek om schadevergoeding gedaan, wegens vijf jaar misbruik van uniform, vijf jaar rekken van de tijd en heling van andermans eigendom. Omdat ook dit geen in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb genoemde oorzaken zijn, zal de Raad zich onbevoegd verklaren om van dit verzoek kennis te nemen.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

bevestigt de aangevallen uitspraak;

verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding.

Deze uitspraak is gedaan door A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van E. Stumpel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2019.

(getekend) A. Stehouwer

(getekend) E. Stumpel


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature