Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Koerselman heeft in zijn rapport van 26 december 2017 op inzichtelijke wijze vastgesteld dat bij appellante op de datum in geding sprake was van een werk gerelateerde reactieve depressie c.q. burn-out met verschijnselen van afkeer, uitputting en onzekerheid. De Raad ziet hierin aanleiding om de in bezwaar door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet langer gehandhaafde urenbeperking onverkort van toepassing te achten op de datum in geding. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zal de Raad daarom het arbeidsongeschiktheidspercentage met ingang van 1 maart 2014 vaststellen op 80 tot 100%. Daarbij wordt aangetekend, dat deze uitspraak betekenis heeft voor de periode van 1 maart 2014 tot 14 september 2014, gelet op het feit dat het Uwv appellante met ingang van 14 september 2014 volledig arbeidsongeschikt heeft geacht.

Uitspraak



16 2290 WIA, 16/2292 WIA

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van

7 maart 2016, 15/356 en 15/357 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

[werkgeefster B.V.] te [vestigingsplaats] (werkgeefster)

Datum uitspraak: 23 april 2019

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. P.S. Fluit, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Namens werkgeefster heeft mr. P.H. Mahieu een zienswijze ingebracht.

Appellante heeft nadere stukken ingediend waarop het Uwv onder meer met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gereageerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2018. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Fluit. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door

drs. J.C.W. van Beek. Werkgeefster is niet verschenen.

De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst.

Het Uwv heeft een gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 april 2018 met nadere stukken ingediend.

Partijen hebben, mede naar aanleiding van een vraagstelling van de Raad, reacties ingezonden.

Een nader onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Fluit. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.H.M. Visser. Werkgeefster is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.

De Raad stelt vast dat, zoals ook door partijen ter zitting van 25 februari 2019 is bevestigd, uitsluitend nog tussen partijen in geschil is of het Uwv de beperkingen van appellante per 1 maart 2014 (datum in geding) in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 december 2014 juist heeft vastgesteld en of appellante op de datum in geding in staat was de voor haar geselecteerde functies te verrichten. Hierna worden daarom alleen de feiten en omstandigheden vermeld die voor de beslechting van dit geschil van belang zijn.

1.2.

Appellante is werkzaam geweest bij werkgeefster als HR administration manager gedurende 39,79 uur per week. Tussen appellante en haar werkgever is een arbeidsconflict ontstaan. Appellante heeft zich op 20 februari 2012 ziek gemeld in verband met lichamelijke en psychische klachten. De arbeidsovereenkomst is op verzoek van appellante per

1 maart 2014 door de kantonrechter ontbonden.

1.3.

Bij besluit van 9 april 2014 heeft het Uwv, na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, appellante met ingang van 1 maart 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is berekend op 81,56%.

1.4.

Werkgeefster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 april 2014. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierop vastgesteld dat de arbeidsbeperkingen vooralsnog niet duurzaam zijn, omdat zowel van de lichamelijke als de psychische klachten verbetering verwacht kan worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de aan het besluit van 9 april 2014 ten grondslag liggende FML op 5 december 2014 bijgesteld door de beperkingen voor frequent buigen, trappenlopen, emotionele problemen van anderen hanteren, omgaan met conflicten en de urenbeperking tot vier uur per dag, gedurende 20 uur werken per week, te laten vervallen. Hiertoe heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen geen medische noodzaak te zien voor een urenbeperking omdat de cardiale noch de psychische problematiek bij appellante zodanig ernstig is dat zij niet voltijds zou kunnen werken. De rustmomenten die appellante zich ’s middags gunt, berusten niet op een medische noodzaak. Op basis van de bijgestelde FML van 5 december 2014 heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gerapporteerd dat met ingang van 1 maart 2014 de resterende verdiencapaciteit van appellante € 1.937,32 per maand bedraagt en dat de mate van arbeidsongeschiktheid is berekend op 64,56%. Het bezwaar van werkgeefster is bij beslissing op bezwaar van 11 december 2014 (bestreden besluit) gegrond verklaard en de loongerelateerde WGA-uitkering van appellante is met ingang van 1 maart 2014 berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 64,56%.

1.5.

Appellante is per 14 september 2014 volledig arbeidsongeschikt geacht wegens toegenomen cardiale problemen.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom hij de door de verzekeringsarts opgestelde FML op een aantal aspecten heeft gewijzigd, en anders dan de verzekeringsarts, geen reden heeft gezien voor het aannemen van een urenbeperking. De door appellante in bezwaar en beroep ingebrachte informatie van de GZ-psycholoog

drs. H.M. van den Corput en de overgelegde rapporten van de door appellante ingeschakelde verzekeringsartsen E. Khoe en Foekens, hebben niet tot een ander oordeel geleid. Uitgaande van de juistheid van de voor appellante vastgestelde functionele mogelijkheden heeft de rechtbank de geselecteerde functies geschikt geacht.

3.1.

In hoger beroep heeft appellante staande gehouden dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door de verzekeringsarts vastgestelde urenbeperking ten onrechte heeft laten vervallen. Appellante heeft nogmaals gewezen op de informatie van de huisarts, bedrijfsarts en haar behandelend GZ-psycholoog. Zij allen zijn tot de conclusie gekomen dat bij appellante als gevolg van de arbeidsgerelateerde problematiek op de datum in geding sprake was van een depressie en somatische klachten. In de brieven van 11 april 2014 en

7 oktober 2014 heeft de behandelend GZ-psycholoog uiteengezet dat als gevolg van het arbeidsconflict er op de datum in geding niet alleen sprake was van een depressieve stoornis in combinatie met angst- en paniekklachten maar ook van emotionele en fysieke uitputting. De door appellante ingeschakelde verzekeringsarts Khoe heeft in rapporten van

30 september 2014, 21 november 2014, 9 februari 2015 en 10 augustus 2015 de diagnose van de GZ-psycholoog onderschreven en daaraan toegevoegd dat sinds 31 juli 2012 het psychisch klachtenbeeld van appellante zich steeds ernstiger heeft ontwikkeld. Tot slot is gewezen op de bevindingen in het door appellante overgelegde rapport van 26 december 2017 van

prof. dr. G.F. Koerselman, psychiater, die heeft vermeld dat bij appellante sprake was van een reactieve depressie met uitputting. Vanwege de fysieke uitputting, de depressie en de recidiverende perioden van hartritmestoornissen is, naast de vastgestelde beperkingen, een urenbeperking op energetische en preventieve gronden volgens appellante gerechtvaardigd. De door de verzekeringsarts vastgestelde urenbeperking moet worden gehandhaafd. Verder heeft appellante betoogd dat de verlaging van het arbeidsongeschiktheidspercentage in bezwaar van 81,56% naar 64,56% pas zes weken na de dag van het bestreden besluit geeffectueerd mag worden. Appellante heeft gepleit voor een analoge toepassing van

artikel 117 van de Wet WIA .

3.2.

Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen, onder verwijzing naar de rapporten van 2 december 2014, 12 juni 2015 en 4 september 2015 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In een rapport van 2 februari 2018 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat het rapport van prof. dr. Koerselman geen aanleiding geeft om een ander standpunt in te nemen.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de onderbouwde stelling van appellante dat zij procesbelang heeft bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet WIA per 1 maart 2014, omdat haar pensioenopbouw afhankelijk is van het arbeidsongeschiktheidspercentage.

4.2.

Uit wat in hoger beroep is aangevoerd blijkt dat de beroepsgrond dat appellante onveranderd volledig arbeidsongeschikt is, met name is gericht tegen het feit dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door de verzekeringsarts vastgestelde urenbeperking tot vier uur per dag, gedurende 20 uur per week werken, heeft laten vervallen.

4.3.

In beginsel staat het een verzekeringsarts bezwaar en beroep vrij om in het kader van een volledige heroverweging in bezwaar een door de verzekeringsarts opgestelde FML te wijzigen. Indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zoals in dit geval, minder beperkingen opneemt dan de verzekeringsarts moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en deugdelijk motiveren waarom hiertoe wordt overgegaan (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 11 oktober 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2204).

4.4.

Anders dan de rechtbank komt de Raad tot het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij de door de verzekeringsarts op energetische gronden gegeven urenbeperking heeft laten vervallen. Nog daargelaten dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet zelf lichamelijk en psychisch onderzoek heeft verricht waarop hij zijn afwijkende bevindingen baseert, blijkt uit het rapport van 2 december 2014 niet dat acht geslagen is op het bij de anamnese door de verzekeringsarts opgetekende

– en consistent en plausibel geachte – dagelijkse rustmoment, het slaapgebrek en de vermelde oververmoeidheid van appellante. Ook is onvoldoende inzichtelijk in hoeverre de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft meegewogen dat volgens de behandelend psycholoog bij appellante sprake was van emotionele en fysieke uitputting naast de depressie en somatische klachten.

4.5.

Appellante heeft met de door haar ingebrachte rapporten van verzekeringsarts Khoe en prof. dr. Koerselman voldoende onderbouwd dat op de datum in geding op energetische gronden sprake was van een urenbeperking wegens de aanwezige depressie en emotionele en fysieke uitputting. Koerselman heeft in zijn rapport van 26 december 2017 op inzichtelijke wijze vastgesteld dat bij appellante op de datum in geding sprake was van een werkgerelateerde reactieve depressie c.q. burn-out met verschijnselen van afkeer, uitputting en onzekerheid. Dit standpunt vindt bevestiging in de beschikbare gegevens van de huisarts, bedrijfsarts, behandelend psychologen als ook de verzekeringsarts van het Uwv.

4.6.

De Raad ziet hierin aanleiding om de in bezwaar door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet langer gehandhaafde urenbeperking onverkort van toepassing te achten op de datum in geding. Wat appellante verder heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.7.

Gelet op wat onder 4.3 tot en met 4.6 is overwogen, slaagt het hoger beroep. De aangevallen uitspraak zal, voor zover aangevochten, worden vernietigd. Het beroep van appellante is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Zoals door het Uwv ter zitting van 25 februari 2019 is bevestigd, leidt een urenbeperking, zoals vastgelegd in de FML van 31 maart 2014, per 1 maart 2014 tot een volledige arbeidsongeschiktheid. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zal de Raad daarom het arbeidsongeschiktheidspercentage met ingang van 1 maart 2014 vaststellen op 80 tot 100%. Daarbij wordt aangetekend, dat deze uitspraak betekenis heeft voor de periode van

1 maart 2014 tot 14 september 2014, gelet op het feit dat het Uwv appellante met ingang van 14 september 2014 volledig arbeidsongeschikt heeft geacht.

5. Tussen partijen is naar aanleiding van het gewijzigde besluit van 4 april 2018 al overeenstemming bereikt over de vergoeding van de proceskosten en griffierechten in beroep en hoger beroep. Thans resteren nog de proceskosten die gemoeid zijn met het bijwonen van de zitting van 25 februari 2019. Er bestaat aanleiding het Uwv hierin te veroordelen. Deze kosten worden begroot op € 256,- (0,5 punt in verband met nadere zitting) wegens verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;

- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 11 december 2014;

- stelt de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante met ingang van 1 maart 2014 vast op

80 tot 100% en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van het vernietigde

besluit;

- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 256,-.

Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker als voorzitter en E.J.J.M. Weyers en D. Hardonk Prins als leden, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2019.

(getekend) R.E. Bakker

(getekend) M.A.A. Traousis

TM

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature